We staan voor een schilderij van Paul Signac. Een baai vol licht, opgebouwd uit gekleurde stippels. De rondleider laat zien hoe kleuren zich gedragen. Ze doet dat met behulp van meerkleurige tollen en een palet met wat gekleurde klodders verf. Je kunt kleuren mengen, legt ze uit, en je kunt ze naast elkaar zetten waardoor ze op het oog versmelten. Veel kleuren samen zorgen voor wit. De illusie van licht. Toverkunst.
Even hiervoor stonden we voor een lavendelveld, samengesteld uit echte lavendelbloesem door herman de vries. Waar doet deze geur je aan denken? Vakantie, zegt iemand zacht. Iedereen knikt. Weer later staan we voor een schilderij van Leo Gestel. Vindt u dit mooi? Nee, zegt iemand gedecideerd. Een ander, bedeesder, ik wel.
Vier schilderijen bekijken we op die manier, aan de hand van de rondleider, zelf kunstenaar, Yke Prins. ‘We’ is een groep van dementerenden en mantelzorgers, plus ikzelf en enkele vrijwilligers van het museum. De plaats is het Kunstmuseum Den Haag.
Wat begon als een experiment in het Museum of Modern Art in New York wordt nu in Nederland op steeds meer plaatsen opgepikt: kunst aanbieden aan mensen die buiten de vanzelfsprekende doelgroep vallen. Nu was er de eerste rondleiding voor mensen met dementie en hun geliefden in het Haagse Kunstmuseum.
Iedereen kent wel iemand die het treft. Ik denk aan de Nobelprijswinnende schijfster Alice Munro. Zij was, voor het haar overkwam, een meesterverteller met een vlijmscherp oog voor de nuances van menselijk gedrag. En ik denk aan mijn eigen vader. Hij was een ruimdenkende, belezen man die ons al meenam naar musea toen we nog omhoog moesten kijken. In het laatste jaar van zijn leven raakte zijn geest in de war. Wat bleef, naast oude herinneringen, was de muziek en de kunst. Daar genoot hij van, ook toen de wereld rondom hem vager werd.
Iedereen kan het treffen, ook jouzelf.
Maar hoe bied je toegang tot kunst aan een groep zoals deze? Daar was ik benieuwd naar, dus sloot ik me aan bij de rondleiding in het Kunstmuseum.
En ik was verrast. Dat het werkte was te danken aan de vindingrijkheid en vertelkunst van de rondleider. In haar hand droeg zij een grote tas vol kleine hulpmiddelen die iets toevoegden, iets verklaarden. Na afloop vroeg ik aan mensen wat ze ervan hadden gevonden. En allemaal zeiden ze dat ze hadden genoten. Ikzelf ook.
Wat daarbij ook had geholpen was de selectie. Schilderijen met een duidelijke beeldtaal, van de zonlicht-doordrenkte Signac tot een donkere straatlantaarnverlichte voorstelling van Pyke Koch. Niet kinderlijk, wel helder in hun verhaal.
En kennelijk is ook veel kunst zelf ruimhartig genoeg om niemand principieel buiten te sluiten. Dat geldt zeker niet voor alles wat je in musea tegenkomt, maar, geloof ik: veel goede kunstwerken bieden ruimte voor zowel kijkers die behoefte hebben aan een directe aanspreekvorm als mensen die houden van meer avontuur. Je kunt ze op allerlei manieren tot je nemen. En hoe je ze ook bekijkt, ze houden stand.