Verpletterend debuut is een existentiële stresstest voor onze menselijkheid

Recensie Boeken

Anthony Passeron In zijn debuutroman over een Franse plattelandsfamilie die wordt getroffen door de aidsepidemie, weet Passeron essenties te raken.

Aidsonderzoek in het Institut Pasteur in Parijs, op 24 juni 1987.
Aidsonderzoek in het Institut Pasteur in Parijs, op 24 juni 1987. Foto François LOCHON/Gamma-Rapho via Getty Images

De slapende kinderen, het in Frankrijk geprezen en bekroonde debuut van Anthony Passeron (1983), spookt al dagen door mijn hoofd. Het is een roman die me achtervolgt. Waarom is dat?

‘Dit boek is een uiterste poging iets te laten voortbestaan’, schrijft Passeron in een proloog. Dat ‘iets’ lijkt op het eerste gezicht vooral iemand – het gaat om zijn oom Désiré die in 1987 op dertigjarige leeftijd aan aids overleed. Zijn verhaal is een tragisch verhaal, maar op het eerste gezicht zoals er zoveel tragische verhalen zijn; een gezin wordt getroffen door een dodelijke ziekte, een moeder moet afscheid nemen van haar zoon.

Maar Passeron plaatst de neergang van zijn oom tegen de achtergrond van de eerste jaren van de aids-epidemie, wanneer de contouren van die epidemie zich beginnen af te tekenen. Hij slaagt er in die beklemmende periode in al zijn rauwe tragiek op te roepen, die hij gezien zijn geboortejaar vooral van horen zeggen moet hebben. Daarbij graaft hij diep en legt hij essenties bloot. Niet toevallig geeft hij zijn roman een citaat uit De pest van Camus als motto mee, die grote roman over een pandemie als existentiële stresstest voor onze menselijkheid.

De slapende kinderen ontvouwt zich over twee sporen. Enerzijds vertelt Passeron het verhaal van zijn eigen eenvoudige familie, eigenaars van een dorpsslagerij in de Var, in de buurt van Nice. Dat wordt afgewisseld met een nauwgezette kroniek over hoe onderzoekers het aidsvirus op het spoor komen en met vallen en opstaan de baas proberen te worden.

Eerst lijkt dat een nogal gewilde constructie. Steeds wordt het perspectief van de kleine wereld van het Franse plattelandsdorp afgewisseld met dat van de strijd die medici aan beide kanten van de oceaan voeren om de aard van het virus te ontdekken. In die sociologische insteek is de invloed van Annie Ernaux herkenbaar, die de roman ook van een klinkende aanbeveling voorzag. Onze levens staan niet los van de maatschappij waarin we leven, de grote wereld werkt door in onze levenssfeer.

Zoekende onzekerheid

Maar net wanneer je denkt dat die aanpak in De slapende kinderen niet gaat werken, beginnen de twee verhaallijnen elkaar te kruisen. Het lot van Désiré – en later dat van zijn vrouw en dochtertje – staat, wanneer de ziekte zich in hen openbaart, steeds meer in het teken van de stand van het aidsonderzoek. De grote wereld en de kleine wereld staan niet los van elkaar: de zoekende onzekerheid van de medici over behandeling en overlevingskansen slaat neer in de fragiele levens van Désiré en zijn gezin. Maar ook het stigma dat de ziekte aankleeft, raakt zowel onderzoekers, die de eerste jaren nauwelijks een voet aan de grond krijgen in de medische wereld, als de besmette slachtoffers, die als paria’s worden behandeld. In het ziekenhuis wil het personeel Désiré niet verschonen uit angst voor besmetting. Na zijn dood wil niemand het lijk afleggen. Hij wordt begraven in een loden kist.

Désiré is tijdens zijn korte leven de oogappel van zijn ouders, de drager van hun wereldse ambities. Anders dan de vader van de verteller gaat hij niet in de slagerij van zijn ouders werken, maar leert hij door in de grote stad, Nice, zodat hij terug in het dorp leerling-notaris kan worden. Maar begin jaren tachtig valt hij ten prooi, zoals veel jongeren in dezelfde regio, aan drugs. Het begint met een spontaan reisje naar Amsterdam, waar hij er lustig op los blowt. Terug in Frankrijk volgt de heroïne.

In rustig, onopgesmukt proza schetst Passeron een beeld van een familie die deels uit ongewenste (Italiaanse) immigranten bestaat en zich met stugge volharding omhoog heeft gewerkt naar welvaart en aanzien. Het is het verhaal van een generatie. Wanneer de ouders die alles op alles hebben gezet om hun kinderen hogerop te brengen, diezelfde kinderen ineens slapend op straat aantreffen, met een naald in hun arm, is totale ontkenning hun enige vluchthaven.

De verslaving van haar zoon is voor de moeder taboe; wanneer een moeder van een andere verslaafde zoon haar probeert te waarschuwen, scheldt ze die uit. Wanneer de besmetting met aids – door het delen van injectienaalden – niet te ontkennen valt, wankelt haar afweermechanisme. De zorg voor haar zoon, en later voor zijn dochtertje, dwingen haar zich te mengen met anderen waarvoor in haar beperkte wereld eerder geen plaats was – homoseksuele mannen en drugsverslaafden – en zich aan elkaar vast te klampen, verenigd in zorg en verdriet.

Moeizame overgave

In de moeizame overgave van de moederfiguur Louise ligt de kern van dat ‘iets’ dat Passeron in De slapende kinderen wil laten voortbestaan. Zijn oom Désiré wordt niet intiem beschreven, je krijgt slechts een schetsmatig idee van zijn opgewekte, brutale persoonlijkheid. Wat de schrijver op een niet-sentimentele manier voelbaar weet te maken is de verlatenheid van de slachtoffers van de pandemie, waar zijn oom Désiré er een van is, hun eenzaamheid in een samenleving die hen als ‘schuldig’ of ‘zondig’ ziet. Als tegenwicht is er de volharding van de medische wetenschappers, die zich het lot van de zieken aantrekken en ondanks alle onverschilligheid en tegenwerking hun werk doen, en de mensen in de kleine wereld, zoals Louise, die uit het harnas van ontkenning breken en hun dierbaren met een onvoorwaardelijke liefde omringen, ook wanneer hun zorg vergeefs blijkt.

Dat Passeron erin slaagt die essenties te raken, maakt zijn debuutroman tot meer dan een door tragedie aangeraakte familiekroniek. Daarom is het extra jammer dat de Nederlandse vertaling tekortschiet. Die is vlak, vaak omslachtig en soms gewoon fout. Katten in een verlaten dorpsstraat die ‘ont pris possession’ van kelders van winkels, worden katten die zich in die kelders ‘hebben verschanst’. Een bord met ‘Te koop/te huur’ dat affiché sur la vitrine is van een lege winkel, wordt een bord ‘in de vitrine’. Wanneer de doortrapte Amerikaanse wetenschapper Robert Gallo doet alsof hij het spel eerlijk wil spelen met zijn Franse collega’s en hij zich voordoet als ‘bon joueur’, maakt de vertaler daar ‘eerlijke verliezer’ van, wat nergens op slaat. Enzovoort. Op bladzijde 146 ontbreekt een hele zin. De roman van Anthony Passeron is gelukkig sterk genoeg om een zwakke vertaling aan te kunnen, maar spijtig is het wel.

Lees ook: De vriendengroep die werd verwoest door aids