Verlaten kleren leven voort in deze geweldige jeugdpoëzie

Wie kleding weggooit, gooit ook herinneringen weg. Daarom bewaart Ted van Lieshout al veertig jaar lang kledingstukken: van zijn jong overleden broer, van zijn vader, van hemzelf… In zijn nieuwe poëziebundel Ommouw me brengt hij ze vanuit het motto ‘jij bent de ziel van je kleren’ in zeven hoofdstukken in woord en beeld tot leven, en geeft hij hen – de ‘kleren die verlaten zijn’ én degenen die ze ooit droegen – een stem.

Dat doet hij op onnavolgbare wijze, onopvallend knap spelend met de dubbelzinnigheid en klankrijkheid van de taal, die kracht wordt bijgezet door de serene portretfoto’s van schijnbaar nonchalant achtergelaten kleding tegen een zwarte achtergrond. Het openingsgedicht – ‘Omarm me/ met je mouwen/ ommouw me,/ mij. o arme’ – dat speels op een labeltje van een overhemd staat, spreekt direct al boekdelen. De roep om liefde en aandacht die hieruit spreekt is van een eenzaam mens tot een verlaten overhemd, maar ook vice versa, en dus ontegenzeggelijk wederzijds.

Juist dat dubbele perspectief geeft de oorspronkelijke gedichten en afbeeldingen hun emotionele zeggingskracht. Die wordt bovendien subtiel versterkt door de weloverwogen compositie van de fraai vormgegeven bundel: Van Lieshout rangschikte de hoofdstukken zodanig dat een treffend portret van een opgroeiend kind ontstaat. Eigenlijk zoals hij dat eerder deed in Onder mijn matras de erwt (2107), met dat verschil dat het kind in Ommouw me dicht(er) bij hemzelf ligt en in ieder geval deels voortkomt uit de persoonlijke herinnering.

Gymbroekje

Zo dicht hij in de hoofdstukken ‘Ommouw me/ Wij willen aan’ en ‘Terlenka/ Wij zijn verlaten’ even geestig als gevoelvol over een sok die zijn oma voor hem als kind breide: ‘Toen kreeg ze reuma/ in haar handen, halverwege/ de tweede. Die kwam/ nooit meer af’. En over een gymbroekje dat kampioen had kunnen worden, ‘maar/ hij won nooit,/ omdat ik erin zat’. En over zijn vaders pet die hij nog steeds heeft – ‘alleen,/ hij past me niet. Hij is te klein./ Hoe kan het hoofd van een zoon/ groter dan dat van een vader zijn?’

Later verschuift de aandacht naar de kleding van zijn overleden broer. In de aangrijpende slothoofdstukken ‘Twee broers/ Wij zijn bewaard’ en ‘Slot/ Ons’ herinneren roze kinderwanten hem aan winterse broertjesavonturen, een pyjamajas aan het naderende afscheid, en een paarsblauwe broek aan een voorbij leven: ‘Tot hiertoe heeft mijn broer bestaan./ ik bleef alleen. Ik liet hem gaan./ Hij trok zich terug. Ik trek hem aan’, staat er op het etiket. De zwartleren jas in ‘Kijk om’ verbindt tot slot heden met verleden en biedt troost: ‘Kom thuis./ Doe je jas uit./ Hang hem op.// Kijk om en zie: daar begint/ je geschiedenis.’

Niet alle gedichten zijn direct herleidbaar. En niet alle gedichten zijn doortrokken van weemoed. Afhankelijk van wie de kledingstukken toebehoorde, is de toon wisselend geestig, ontroerend, opstandig of zinnenprikkelend. Zo bestaat hoofdstuk vijf, ‘Ik ben Ali/ Zeven spijkerbroeken’, uit een suggestieve fotoreeks van halfgeopende broeken, met op de labels de versregels van het uiteindelijke, sterk ritmische evocatieve gedicht dat een liefdesspel bezingt. (‘Kom/ streel me/ steel me/ speel me/ sleep me// naar je/ rovershol […]’). En hier en daar uit Van Lieshout zelfs terloops lichte maatschappijkritiek. In een gedicht over het vergeefse verlangen van zijn oude buurman naar de dood zegt de dichter betekenisvol: ‘Mededogen./ Dat is God maar dan achterstevoren./ […]/ Je kunt beter doen of je mensen die dood willen, niet ziet./ Kijk een andere kant op./ Dat kan nooit een misdaad zijn.’

In combinatie met de originele invalshoek maakt die vrije benadering van onderwerp en vorm van Ommouw me een karakteristieke Van Lieshout: de dichtbundel getuigt van zijn vernieuwingsdrang en sluit naadloos aan bij zijn artistieke uitgangspunt dat elk boek een opzichzelfstaand kunstobject moet zijn dat is gemaakt van taal en beeld met in achtneming van het materiaal. Tegelijkertijd heeft Van Lieshout er zijn ziel in gestopt, net als in die kleren. En dat voel je: Ommouw me raakt je recht in het hart.