Gebouw De Zalmhaven met koningskroon.
Foto Hedayatullah Amid/NRC
Op Koningsdag kunnen de koning en de koningin zichzelf aan de rivier zien staan. Als ze over de Nieuwe Maas varen, zien ze aan de noordoever de hoogste woontoren van de Benelux met een kroon op. Die statige, oudroze Zalmhaventoren staat op 27 april symbool voor Willem-Alexander. Aan de overkant draagt het glimmende ronde World Port Centre ook een kroon. Dat is Máxima.
De gekroonde torens zijn het resultaat van city dressing, zoals de organisatoren de verkleedpartij noemen, alles op verzoek van de gemeente. Voor Koningsdag, waarop Willem-Alexander ook zijn tienjarig jubileum viert in 010 (!), heeft Rotterdam zich uit de naad gewerkt. Voor koning én stad.
Vanaf het moment dat burgemeester Aboutaleb vorig najaar in een filmpje bekendmaakte dat Koningsdag deze keer in Rotterdam zou zijn, zijn city branders actief. Hét moment voor een feestje. En: veel aandacht voor de stad. Niet helemaal gratis, de organisatie kost ruim 4 miljoen euro. De gemeente betaalde 2,5 miljoen.
De gemeente wil de koning, zijn gevolg én de vaderlandse tv-kijker de stad op zijn best tonen. In Rotterdam is dat al snel: de skyline, mooie bruggen, brede Nieuwe Maas dwars door de stad. En de gemeente wil óók de gewone Rotterdammer plezieren, die al lang niet meer opkijkt van water en bruggen. Voor hem was er vorig najaar een meedenk-bijeenkomst waar honderd Rotterdammers hun Koningsdagplan mochten ontvouwen.
Er was een wedstrijd voor het beste koningsdaggerecht, waarin ‘Kubuswoning Tikka’ en Turkse artisjokkenkroontjes met Hollandse groenten het aflegden tegen ‘Oranje Bitter’: een falafel van kapucijners, tortellini en pompoen. De bedenker mag het gerecht aan de koning en gevolg presenteren. Of die het opeten, is aan hen.
Met behulp van een applausmeter werden ook thema’s gekozen. Uiteindelijk werd zo het thema ‘we zijn allemaal kings & queens’ voor Koningsdag omarmd. Daarom mochten álle Rotterdamse koningen en koninginnen afgelopen weken een staatsieportret van zichzelf laten maken in pop-upstudio’s. Met een groenwitte sjerp (de Rotterdamse kleuren) met oranje puntvlaggetjes schuin over het lichaam. Tien staatsieportretten van bekende Rotterdammers werden gemaakt door Fotograaf des Vaderlands Marwan Magroun. Die hangen door de stad op billboards. De andere foto’s staan op een website.
Een oranje loper met een oranje tompouce in ‘de Koopgoot’ ter voorbereiding op Koningsdag in Rotterdam. Foto Robin van Lonkhuijsen/ANP
Kroontje met ‘010’
De stad zelf moest ook versierd, vond de gemeente, zoveel mogelijk in één stijl. Rotterdam moest met grote streken „oranje met een vleugje groen en wit” worden gekwast. En dat is in een stad met meer dan 660.000 inwoners niet simpel. Kunstenaarsduo Madje Vollaers en Pascal Zwart kreeg de opdracht de stad te versieren. Zij deden dat kunstje al eerder voor het Songfestival.
De oranje wimpel werd de basis van hun ontwerp. De oranje driehoek met de punt naar beneden is een wimpel. Een paar naast elkaar met de punt naar boven vormen een kroon. Met een beetje fantasie zijn het ook de letters W van Willem en de M van Maxima. Het kroontje met daaronder ‘010’ werd het logo. Zwart: „We zochten naar een zekere eenvormigheid, waarmee iedereen uit de voeten kan.”
De twee kunstenaars staan met wapperende haren op de bovenste verdieping van de Zalmhaventoren, 215 meter boven de grond. Abseilers hangen in de lucht om enorme oranje punten op de top van de toren te plakken, die een kroon zullen vormen die van ver te zien is. De kunstenaars kijken tevreden toe. De aankleding van de hoogbouw is het lastigste, zegt Vollaers. „Je moet toestemming krijgen, het is duur. Het moet er ook weer fatsoenlijk af kunnen.”
Zo groot en hoog mogelijk
City dressing begint zo groot en hoog mogelijk, zegt Zwart, met de skyline. De Zalmhaventoren is niet alleen te zien als je vanuit Den Haag Rotterdam binnenrijdt, maar ook voor de koninklijke stoet en alle toeschouwers langs de route. Die begint om 11 uur op het Afrikaanderplein aan de zuidkant van Rotterdam. De Oranje-familie loopt naar de Nieuwe Maas, stapt in een watertaxi die onder de Erasmusbrug door vaart. Via de kubuswoningen en de Laurenskerk arriveert het gezelschap op het marktplein voor de markthal. Langs de hele route zijn optredens en shows georganiseerd. Om 13 uur vertrekt de familie uit Rotterdam.
Ook langs de route en door de stad is de hand van studio VollaersZwart zichtbaar. De Markthal heeft het koningsdaglogo groot boven de ingang, en aan alle balkons wapperen vlaggen. Oranje/wit/groene banieren staan aan beide zijden van het Kruisplein. Grote vlaggen in die kleuren wapperen aan het centraal station en het stadhuis. Ook minder bekende gebouwen, zoals verpleeghuizen, kregen gratis vlaggenpakketten. Winkeliers konden een toolkit downloaden.
Droom is de vormgeving ook op microniveau te handhaven. De gemeente heeft de instructies om een door studio VollaersZwart ontworpen kroon, vlag, vlaggenlijn en kroonstempel zelf te maken op de website gezet. Vollaers: „We hopen dat iedereen die de stad binnen dromt, zoveel mogelijk in stijl meefeest.” Vol oranje driehoekjes.
De bevolkingsonderzoeken voor borstkanker, darmkanker en baarmoederhalskanker voorkomen jaarlijks duizenden sterfgevallen en besparen de samenleving per jaar netto 60 miljoen euro aan toekomstige zorgkosten. Dat is de conclusie van een onderzoek van het Erasmus MC naar de kosteneffectiviteit van de drie bevolkingsonderzoeken. De besparing die onderzoek naar darmkanker oplevert is zelfs groter dan de totale kosten van het bevolkingsonderzoek.
Per honderdduizend mensen kunnen de bevolkingsonderzoeken ruim tweeduizend gevallen van darm- en baarmoederhalskanker voorkomen, blijkt uit het onderzoek. Borstkanker is niet te voorkomen, omdat het geen opspoorbaar voorstadium heeft. Screening kan wel het aantal sterfgevallen door de ziekte voorkomen. Bij elkaar opgeteld voorkomen de drie onderzoeken ruim 2.500 sterfgevallen per 100.000 mensen. Screening op borstkanker voorkomt de meeste sterfgevallen per honderdduizend vrouwen.
Iedere vier jaar wordt berekend hoe kosteneffectief de drie bevolkingsonderzoeken zijn. Dit keer beschikten de onderzoekers van het Erasmus MC over extra accurate data. Ze konden een dataset raadplegen die alle kosten bijhoudt die zorgverzekeraars hebben vergoed. „Daardoor konden we alle zorg in kaart brengen die patiënten met één van deze drie soorten kanker gebruiken, niet alleen de kosten van de kankerbehandeling zelf”, zegt hoofdonderzoeker Iris Lansdorp-Vogelaar, hoogleraar in modellering van vroegopsporing van kanker bij het Erasmus MC.
Lansdorp-Vogelaar: „We konden bijvoorbeeld meenemen hoeveel extra zorg bij de huisarts of fysiotherapeut zij gebruikten ten opzichte van mensen zonder die vormen van kanker. Op die manier stelden we nauwkeurig vast wat de zorg voor deze patiënten kost, en hoeveel zorgkosten het voorkomen daarvan de samenleving bespaart.”
Lees ook
Pleidooi om vroeger te screenen op darmkanker. Waarom wijkt Nederland af van Europese aanbeveling?
Kosteneffectief
De onderzoekers bootsten de hele route na die iemand met de screening doorloopt. Daarin zijn alle kosten meegenomen, van het versturen van de uitnodigingen en de analyse van de resultaten tot de kosten van vervolgonderzoek en eventuele behandeling na een ongunstige testuitslag. Die totale kostenpost, zo’n 155 miljoen euro, legden de onderzoekers langs de meetlat van de prijs die in Nederland wordt gehanteerd voor één gewonnen levensjaar. Voor preventieve ingrepen, zoals een screening, is die grens onlangs verschoven van 20.000 naar 50.000 euro.
„Alle drie de screenings zijn kosteneffectief, ze overschrijden niet die grens van 50.000 euro en kosten dus niet méér dan we bereid zijn uit te geven aan een bevolkingsonderzoek”, zegt Lansdorp-Vogelaar. „Screening voor darmkanker en een deel van baarmoederhalskanker (de groep die geen vaccin tegen baarmoederhalskanker heeft gehad) levert zelfs geld op. Door een voorstadium van deze kankers vroeg op te sporen worden in de toekomst meer zorgkosten bespaard dan het testen kost.”
Onderaan de streep is onze conclusie voor deze drie onderzoeken dat de voordelen opwegen tegen de nadelen
Vals-positief
Afgelopen april kwam de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) nog met een alarmerend rapport over de „forse nadelen” van vroegtijdige screenings en diagnoses in de zorg. RVS-voorzitter Jet Bussemaker bepleitte in NRC dat de voordelen van de bevolkingsonderzoeken voor kanker te hoog worden ingeschat, en de nadelen te laag, mede omdat in veel gevallen uit zo’n screening een vals-positieve uitslag komt, een vals alarm dus. „Dat zorgt voor angst, stress en onzekerheid”, aldus Bussemaker.
Volgens Lansdorp-Vogelaar spreekt het onderzoek van het Erasmus MC die conclusie niet tegen. „Het doel van dat rapport was ook om een kritisch tegengeluid te laten horen. Ook wij vinden dat je niet zomaar moet screenen voor alle soorten kanker. Maar onderaan de streep is onze conclusie voor deze drie onderzoeken wel dat de voordelen opwegen tegen de nadelen.”
In het onderzoek nam Lansdorp-Vogelaar ook de ongunstige aspecten van screening mee, zoals vals-positieve uitslagen en de impact die dat op mensen kan hebben. Dat verlies aan kwaliteit van leven trokken de onderzoekers af van de gezonde levensjaren die een screening kan opleveren. Zo corrigeerden ze voor de negatieve aspecten van een bevolkingsonderzoek.
„Wellicht heeft de RVS anders beoordeeld dan wij hoe zwaar een te voorkomen sterfgeval weegt ten opzichte van een overdiagnose of een onterecht positieve testuitslag”, zegt Lansdorp-Vogelaar. „Dat soort dingen is heel moeilijk meetbaar te maken, omdat het subjectief blijft.” Wel benadrukt ze dat het kritische rapport van de RVS een onderscheid maakt tussen de overdaad aan testen en screenings in het ziekenhuis enerzijds, en de drie bevolkingsonderzoeken anderzijds. „Die laatsten komen daar positiever uit.”
Lees ook
Dicht borstweefsel, hoger borstkankerrisico, maar geen extra onderzoek. Waarom niet?
Het is even balanceren om de zee te bereiken, door de harde wind slaan de golven tegen de rotsige kust. Maar eenmaal in het water bij snorkel- en duikplek Oil Slick Leap is daar niets meer van te merken. Caitie Reza doet haar duikbril op en zwemt behendig naar een markeringspunt, zo’n 25 meter verderop. Hier, op de bodem van de zee, ligt het succesvolste resultaat van koraalvernieuwing dat haar organisatie wist te bereiken.
Reza duikt en wijst. Ruim duizend vierkante meter aan springlevend hertshoornkoraal deint in het kalme water. Talloze vissen in allerlei kleuren zwemmen langs: blauw, geel, paars, rood en alle schakeringen daartussen. Het koraal werd tussen 2013 en 2018 geplant door Reef Renewal Foundation Bonaire, een organisatie die zich inzet om de biodiversiteit van het koraal op Bonaire te beschermen, herstellen en vernieuwen. Sindsdien groeide het zelfstandig uit tot een bloeiend rif. „Onze trots”, zegt Reza als ze bovenkomt. „Al weet ik dat het maar een klein stukje is, vroeger was de hele kust hiermee omgeven.”
Een half uur eerder liet ze achthonderd meter zuidelijker, bij snorkelplek Jeff Davis, zien hoe dood koraal eruitziet. Het is donker, er zijn nauwelijks vissen en het is met zand bedekt – levend koraal is in staat om zelf zand van de uiteinden te verwijderen. Het lijken net grote, dode onderzeestruiken en zijn overal te zien rondom Bonaire.
„Ernaar kijken maakt me treurig”, zegt Reza, terwijl ze langs zwemt. Even verderop neemt ze een grote hap lucht en duikt dertien meter de diepte in. Daar pakt ze een klein schijfje uit iets wat op een grote antenne lijkt en komt boven. Het is een stukje hersenkoraal. Gekweekt om straks ook uit te groeien tot een groot nieuw rif.
Gekweekt hersenkoraal in het laboratorium van Reef Renewal Bonaire. Foto Dan Bender
Afhankelijk van algen
De opwarming van de aarde raakt Bonaire hard. Naast de dreiging van een stijgende zeespiegel, hogere temperaturen en toenemende kans op tropische stormen, warmt het zeewater snel op – met grote gevolgen voor het koraal. Want koraal is afhankelijk van algen om te overleven. Door een symbiotische relatie met eencellige algen krijgt het koraal voeding en zuurstof. Met stijgende temperaturen, al vanaf één graad extra, sterven de algen en komt het witte skelet van het koraal bloot te liggen, een proces dat verbleking heet. Als dat te lang duurt of te vaak gebeurt, sterft het koraal af.
Het aantal koraalriffen in de wereld neemt al decennia af, zegt Reza, in de auto op weg naar de volgende snorkelplek. „Dertig jaar geleden moesten vissers op Bonaire het koraal letterlijk weghakken om in het water te komen, dat is al lang niet meer zo.” Hier, zegt Reza, is in vergelijking met andere plekken nog altijd veel koraal, mensen die voor het eerst duiken zijn vaak wildenthousiast over de hoeveelheid. „Maar vooral de afgelopen twee jaar heeft het koraal enorme klappen gekregen. Het klinkt dramatisch en cliché”, zegt ze, „maar we zijn echt op een kantelpunt beland.”
Bij stijgende temperaturen komt het witte skelet van koraal bloot te liggen, een proces dat verbleking heet. Foto Dan Bender
2024 was met een gemiddelde jaartemperatuuur van 29,1 graden het warmste jaar ooit gemeten op Bonaire. De zeetemperatuur bereikte dat jaar uitschieters tot 30,6 graden en lag met een gemiddelde van 28,7 graad 1,1 graad warmer dan normaal. Ook 2023 was een warm jaar, met een gemiddelde zeetemperatuur die bijna een halve graad hoger lag dan gemiddeld. Het leidde tot een verbleking van 84 procent van het koraal in 2023 en 77 procent in 2024 – bij het begin van de meting in 2016 lag dat op 16 procent.
Koraalpoliepen
Daarbovenop kwam in 2023 de uitbraak van de zeer besmettelijke ziekte van steenkoraalweefselverlies (stony coral tissue loss disease). Deze ziekte treft vooral harde koralen en breekt het weefsel af, waardoor het koraal binnen weken of maanden na infectie afsterft. Het werd voor het eerst ontdekt in Florida in 2014 en heeft inmiddels koraal in vrijwel het hele Caribisch gebied aangetast. In Bonaire zijn sommige soorten naar schatting voor 40 procent dood door deze ziekte, andere soorten zelfs voor 99 procent.
Onderzoekers van Stichting Nationale Parken Bonaire (STINAPA), verantwoordelijk voor het beheer, het behoud en de bescherming van de natuurparken op Bonaire, gebruikten een speciale antibioticapasta om de koraalpoliepen tegen deze ziekte te beschermen. Door het aanbrengen van deze pasta op besmette koralen, een arbeidsintensief proces, probeerden ze de uitbraak zo veel mogelijk in te dammen. „Dat lukte maar beperkt, want het duurde negen maanden na de eerste uitbraak voor we toestemming kregen van de Nederlandse overheid om het te gebruiken”, zegt bioloog Caren Eckrich, verbonden aan STINAPA, in het kantoor aan de kust van Bonaire. De reden daarvoor waren de strikte richtlijnen die bestaan voor het gebruik van antibiotica en de zorgen over het gebruik ervan in open water. „Toen we konden beginnen, had de ziekte zich al over veel koraalriffen verspreid.”
Koraal wordt de ‘kraamkamer’ van de oceaan genoemd, omdat veel zeedieren terugkeren naar het koraal waar ze werden geboren
Gevraagd naar het belang van koraalriffen, begint Eckrich een bevlogen verhaal over de schoonheid van koraal en de biodiversiteit die de riffen waarborgen. „Koraalriffen zijn een van de meest geavanceerde ecosystemen ter wereld, waar duizenden soorten beschutting, bescherming en voedsel vinden”, zegt ze. Koraal wordt ook wel de ‘kraamkamer’ van de oceaan genoemd, omdat veel zeedieren terugkeren naar het koraal waar ze zelf werden geboren, om zich daar voort te planten. „Wij, mensen, zijn de eigenaren van deze fantastische juwelen. Het is onze taak voor het koraal te zorgen. Niet alleen voor ons mensen, maar juist voor al die soorten die er een thuis vinden.”
Voor mensen dient koraal als kustbescherming – zeker op een laaggelegen eiland als Bonaire. Koralen zijn een soort bossen onder water, die hoge golfslag verminderen en zo erosie tegengaan. Ook dienen koraalriffen als inkomstenbron: vanwege de vele vissen die er zwemmen en omdat de schoonheid van het koraal duikers en snorkelaars aantrekt. Bonaire is afhankelijk van (veelal onderwater)toerisme. Er wordt veel geld mee verdiend: de helft van het bruto binnenlands product en de helft van de banen op het eiland is in de toeristische sector. Het is tegenstrijdig. Bonaire heeft belang bij toeristen, die op grote schaal per vliegtuig of cruiseschip naar het eiland komen, waarmee ze juist bijdragen aan een sector die verantwoordelijk is voor de uitstoot van veel broeikasgassen, waardoor klimaatverandering wordt veroorzaakt.
Lees ook
Het koraal kwijnt weg, maar het massatoerisme is te belangrijk voor Caribisch Nederland
Massavoortplanting
Na een korte autorit trekt Caitie Reza opnieuw haar flippers aan. De harde wind is gaan liggen en de zon piept hier en daar tussen het dikke wolkendek door, wat de zee meteen een turquoise gloed geeft. Op deze derde plek, bij Buddies Reef, laat ze de nieuwste aanwinsten van Reef Renewal zien: van de 236.000 koraallarven die de organisatie via een soort koraal-IVF kweekte in een lab, nestelden zich 25.000 op stervormige, keramische tegels. Ze werden teruggezet in zee, om daar zelf verder te groeien. Zo klein nog dat ze met het blote oog niet te zien zijn.
Een vrijwilligers monitort een van de koraalkwekerijen van Reef Renewal Bonaire en noteert hoeveel het koraal is gegroeid. Foto Dan Bender
Koralen planten zich voort door in een keer tienduizenden eicellen en sperma los te laten. „In een gezonde zee vinden eitjes en spermacellen elkaar, omdat koralen dicht bij elkaar groeien”, legt Reza uit. „Maar door het verdwijnen van zoveel riffen op Bonaire, is de kans daarop steeds kleiner geworden.” In een goed voorbereide actie wisten medewerkers van Reef Renewal op vrijdag 23 mei, tijdens een massavoortplanting van gegroefd hersenkoraal, op vier verschillende plekken en van veertien verschillende kolonies ei- en spermacellen op te vangen.
„We hadden hier maanden voor getraind”, vertelt Reza. „Dertig mensen stonden klaar met netten en tubes om alles op te vangen. Een magisch moment, dat tegelijk heel stressvol was, want de timing is essentieel: soms duurt het moment van loslaten maar een paar minuten. Eenmaal opgevangen, moesten we heel snel naar het vasteland. De bundels van sperma en eitjes barsten binnen een uur open, en je wil dat dit plaatsvindt in de gecontroleerde omgeving van een laboratorium. Het was een enorme opluchting toen dat uiteindelijk is gelukt.”
Door de cellen en zaadjes op te vangen, kan Reef Renewal voor elkaar krijgen wat de natuur zelf niet goed meer lukt: genetische diversificatie. „We kijken welke koralen weerstand tonen tegen ziektes en verbleking”, zegt Reza, „en die soorten kweken we verder. Door veel variaties uit te proberen tussen verschillende riffen, proberen we de soorten te versterken, zoals dat ook in de natuurlijke omgeving zou gebeuren – als die nog gezond zou zijn.”
Ter discussie
Naast lof voor het werk dat organisaties als Reef Renewal doen, stellen sommige wetenschappers gelijktijdig de impact ervan ter discussie. „Hartstikke goed wat ze doen natuurlijk, maar het blijft postzegelwerk, alsof ze met één broodtrommel een hongersnood willen oplossen. Het is veel te kleinschalig om echt iets te kunnen uithalen”, zegt Mark Vermeij, hoogleraar tropische mariene ecologie aan de Universiteit van Amsterdam en als koraalspecialist verbonden aan onderzoeksinstituut Carmabi op Curaçao.
Overheden claimen aan ‘rifherstel’ te doen door zo’n organisatie te subsidiëren, terwijl de oorzaken niet worden aangepakt
„Niets ten nadele van Reef Renewal, maar het probleem van kleine koraalkweekorganisaties is dat overheden zich erachter gaan verschuilen”, vervolgt hij. „Die claimen dan aan ‘rifherstel’ te doen door zo’n organisatie te subsidiëren, terwijl het echte probleem er niet mee wordt opgelost, omdat de oorzaken niet worden aangepakt.” Want om koraal te beschermen moet de waterkwaliteit omhoog, moet overbevissing van ecologisch belangrijke soorten, zoals papegaaivissen, worden tegengegaan en moet de uitstoot van broeikasgassen omlaag. „Dat is al zeker veertig jaar bekend. Alleen gebeurt het niet”, zegt Vermeij.
„Kleine eilanden als Bonaire kunnen zelf niets doen tegen klimaatverandering – en dat gebruiken ze als excuus om helemáál niets aan rifbeheer te doen. Wat ze wel kunnen, is iets doen aan de visserij en de verbetering van de kwaliteit van het kustwater. Dat is bovendien veel goedkoper dan actief koraal terugplanten”, zegt hij. „Als we 10 procent zouden terugkweken van alle koralen die de afgelopen tien jaar kapot zijn gegaan, kost dat pakweg 26 biljoen dollar, volgens een recente studie. En dat gaat niemand betalen, natuurlijk.”
Het is systeemkritiek die ook Catie Reza begrijpt. Het onderstreept volgens haar alleen maar de bestaansreden van clubs als Reef Renewal. „Natuurlijk moeten we blijven opschalen. Terwijl wij groeien, groeit ook het vakgebied van koraalherstel – en onze impact is al exponentieel toegenomen. En ja, er móéten wereldwijde maatregelen komen om klimaatverandering tegen te gaan. Tot die tijd doen we wat we kunnen. We kopen er in feite tijd mee.”
In het laboratorium worden ei- en spermacellen in optimale omstandigheden bij elkaar gevoegd, waarna de larven zich op tegels nestelen. Foto Dan Bender
Eenmaal in het laboratorium werden de ei- en spermacellen in de meest optimale omstandigheden bij elkaar gevoegd, waarna de larven zich op de stervormige keramische tegels konden nestelen. „We hebben het zo comfortabel mogelijk gemaakt voor de larven”, vertelt Reza, „met de juiste temperatuur en door ze pekelkreeftjes te voeren, het lekkerste eten denkbaar.”
Na tweeënhalve week, op 9 juni, werden de 25.000 larven teruggezet in zee. „Heel bijzonder”, blikt Reza terug: „Er zijn zoveel variabelen bij het kweken van koraal, er kan van alles misgaan. Maar met elk voortplantingsseizoen leren we meer. Nieuwe technieken en technologieën maken het proces steeds betrouwbaarder. Het is een lange weg, maar we boeken echt vooruitgang. We moeten hoop houden. We kunnen niet anders.”
Lees ook
Nest voor nest waken natuurbeschermers op het strand van Bonaire over het voortbestaan van de zeeschildpad
Niet één minister die verantwoordelijk is voor een beleidsterrein, maar een team van ministers, om de samenwerking tussen departementen te bevorderen. Zo luidt een van de ingrijpende aanbevelingen uit het rapport Deskundige overheid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) dat dinsdag wordt gepresenteerd.
De belangrijkste beleidsthema’s, evenals de teams van ministers, zouden tijdens de formatie kunnen worden vastgesteld. Ambtenaren werken dan bijvoorbeeld niet alleen voor de minister van Volkshuisvesting, maar voor het team ‘Woningcrisis’. Hierdoor worden ministeries „aan elkaar vastgeklonken”, schrijft de WRR, een onafhankelijke adviesorgaan voor regering en parlement. „Duidelijk dient te zijn: samen uit, samen thuis, zo moet het ook echt werken.”
„Het besef dat ministeries losse eilanden zijn, is wel ingedaald binnen de Rijksoverheid”
Hoe de overheid functioneert, staat al jaren ter discussie – na onder meer de Toeslagenaffaire en het Groningse gasdossier. Terugkerende kritiek, bijvoorbeeld van NSC, is ook dat de ambtenarij over te weinig vakkennis zou beschikken. Eerdere pogingen om de overheid beter te organiseren, hebben amper effect gehad, schrijft de WRR. „Een rigoureuzere aanpak” is vereist, zegt raadslid Paul ’t Hart van de WRR.
Helemaal nieuw lijkt het idee niet. Er werden al pogingen gedaan om samenwerking tussen ministeries te stimuleren. Zo werd begin dit jaar onder leiding van demissionair premier Dick Schoof een stikstofcommissie opgezet, met negen ministers en twee staatssecretarissen. Vooralsnog heeft deze commissie alleen een ‘startpakket’ met oplossingsrichtingen gepresenteerd.
Is de stikstofcommissie een goed voorbeeld van die samenwerking tussen ministeries?
„Ik zie die juist als een typische hulpconstructie die weinig grote veranderingen teweegbrengt: de intentie is er om samen te werken, maar uiteindelijk werkt het zo goed en zo slecht als de houding van de bewindspersonen. De demissionair minister van Landbouw, Femke Wiersma (BBB, blijft verantwoordelijk voor de aanpak. Dus andere ministeries kunnen op elk moment besluiten een stap terug te zetten. Wiersma kan daarbij ook altijd de verantwoordelijkheid weer naar zich toetrekken en andere ministeries buitenspel zetten. Daar schiet je op lange termijn dus niets mee op.”
Paul ’t Hart. „Na veertig jaar bestuurskunde weet ik: de krachtigste sturingsinstrumenten zijn geld en politieke verantwoording.” Foto Studio Oostrum
Een ‘team-X’ van ministers valt en staat toch ook bij de bereidheid om samen te werken?
„Dat klopt, maar ik ben er na veertig jaar bestuurskunde wel achter: de twee krachtigste sturingsinstrumenten zijn geld en politieke verantwoording. De WRR stelt voor dat ministers gezamenlijk verantwoordelijk worden om grote opgaven als de energietransitie op te lossen en zich daarvoor eveneens samen verantwoorden in de Tweede Kamer. De ministers zorgen daarbij voor een gemeenschappelijk budget dat uit de individuele begrotingen wordt gehaald. Zo bouw je prikkels in om de samenwerking tussen bewindspersonen en ministeries te versterken, die ontbreken momenteel.”
Het WRR-rapport verwijst naar een ander verstrekkend advies uit 1993 van de toenmalige adviescommissie-Wiegel (naar VVD-leider Hans Wiegel). De overheid kampte toen, wellicht nog meer dan nu, met ‘verkokering’, waardoor ambtenaren andere ministeries zagen als concurrenten. De commissie-Wiegel stelde voor terug te gaan naar acht kleinere kerndepartementen, die vervolgens eenheden konden samenstellen die dan zouden werken aan specifieke beleidsterreinen, het zogenoemde ‘blokkendozenmodel’.
Voor het ‘blokkendozenmodel’ ontbrak het aan politiek draagvlak. Dat kan nu ook weer gebeuren. Maar u stelt dat dit voorstel minder radicaal zou zijn. Waarom?
„Het besef dat ministeries opereren als losse eilanden, dat is door de jaren heen wel ingedaald bij de Rijksoverheid. Daardoor is nu de ruimte ontstaan om weer eens goed te kijken naar de vraag: hebben wij onszelf goed georganiseerd? Tegelijkertijd huiveren de politiek en topambtenarij voor grote reorganisaties, dat is ook begrijpelijk. Het pad dat wij in het rapport bewandelen, is een middenweg. Zo blijven de afzonderlijke ministeries in het voorstel wel gewoon bestaan.”
„Je wil niet dat de Rijksdienst de speelbal blijft bij iedere kabinetsformatie”
Een ander voorstel is een ‘Commissaris voor de Rijksdienst’. Wat voor bevoegdheden zou die krijgen?
„We keken naar de Deltacommissaris, die in 2009 door het kabinet-Balkenende IV is ingesteld om het hoogwaterbeleid in Nederland te coördineren. Zo’n Rijkscommissaris voert niet direct opdrachten uit van de minister, maar fungeert als een regisseur die partijen bij elkaar brengt. De Deltacommissaris kreeg jaarlijks een budget van 1 miljard euro, een soort smeerolie: hij kan eisen stellen aan partijen, maar die ook binden met financiering. Zijn of haar benoemingstermijn moet langer zijn dan een kabinetsperiode, het liefst zeven jaar. Zo creëer je enige afstand tot de politiek, wat hard nodig is. Je wil niet dat de Rijksdienst de speelbal blijft bij kabinetsformaties, waardoor bijvoorbeeld opeens wordt besloten het ministerie van Volkshuisvesting op te heffen. Je breekt ambtelijke expertise af die je een paar jaar later dan toch hard nodig blijkt te hebben. Zie die maar weer eens op te bouwen.”
Hoe moet die verhouding tussen de Rijkscommissaris, ambtenarij en politiek dan wel eruitzien?
„Dat hebben wij niet tot drie cijfers achter de komma uitgedacht. Ik denk wel dat in die verhouding het primaat van de politiek is doorgeslagen. En dat het, gegeven de enorme instabiliteit in de politiek, dringend gewenst is dat de ambtelijke dienst wat meer een positie krijgt.”
Lees ook
Regeringscommissaris hekelt bureaucratische overheid: ‘Ambtenaren moeten zoveel nodeloze handelingen verrichten dat het wel fout móét gaan’