Het zou weleens kunnen gaan vonken, in de eerste Tweede Kamerverkiezingen sinds 2003 zonder Mark Rutte als VVD-lijsttrekker. Rutte, zo redeneerden velen in Den Haag, had de politieke verhoudingen doen stollen en de politiek technocratischer gemaakt. Maar alles ligt deze verkiezingen weer open in Den Haag, nu Rutte vertrekt als premier.
Ruim twee weken voor 22 november moet de voorlopige conclusie toch zijn dat verkiezingen zónder Rutte wel erg lijken op verkiezingen mét Rutte. Ondanks een overvloed aan debatten op tv, radio en online is het zoeken naar de verschillen tussen de lijsttrekkers.
Zeker de drie partijen die in de peilingen ver voorlopen op de rest – VVD, NSC en GroenLinks-PvdA – benadrukken vooral hun overeenkomsten. Dat bleek tijdens het YouTube-debat tussen Pieter Omtzigt (NSC) en Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA) vorige week, en het bleek opnieuw tijdens Het RTL Verkiezingsdebat van zondagavond. Toen gingen Omtzigt, Timmermans en Dilan Yesilgöz (VVD) in debat. De drie lijsttrekkers vertelden vooral over wat hen bond, wat de ander goed gezegd had, en ze vroegen of uitgestoken handen niet nóg gretiger geaccepteerd mochten worden.
Lees ook
dit verslag van het RTL Verkiezingsdebat: Timmermans gaat door met zijn toenaderingspoging tot Omtzigt, bij wie hij zich ‘thuis voelt’
Debat over details
Welk onderwerp ook ter sprake kwam, steeds weer waren de drie lijsttrekkers het grotendeels eens. Of het nu ging om het minimumloon, woningbouw, de klimaatcrisis of het buitenland, het debat ging vooral over de vraag welke details net iets anders geregeld moesten worden.
Al in zijn eerste zinnen zei Timmermans dat hij het eens was met Omtzigt. „We moeten gaan bouwen, en wel heel snel.” In het een-op-een-debat tussen Omtzigt en Timmermans ontstond vervolgens geen discussie: Timmermans prees Omtzigts „indrukwekkende ideeën om het bestuur in Nederland te verbeteren”. Daarna stelde hij een beleefde vraag, waarna Omtzigt een paar minuten de tijd kreeg zijn verkiezingsprogramma toe te lichten.
Ook Dilan Yesilgöz had weinig inhoudelijke kritiek op Omtzigt. Ze viel hem alleen aan op de financiële onderbouwing van zijn plannen. Ze zag verder bij alle drie „de intrinsieke motivatie om het land echt verder te helpen”. Omtzigt, op zijn beurt, ontweek vragen die hem in de gelegenheid stelden om het huidige demissionaire kabinet aan te vallen, en hij was complimenteus voor Mark Rutte.
Politiek is deze houding niet zo onverklaarbaar. De meeste campagneteams hebben goed onthouden dat dit de verkiezingen van ‘de inhoud’ moeten zijn. Hoe valt anders de populariteit van Omtzigt te verklaren? In een poging inhoudelijk te zijn, mijden ze de polarisatie, omdat ze denken dat kiezers dat willen. Ze verwarren inhoud nu alleen wel met vlakheid. Want inhoudelijk kritisch zijn, kan natuurlijk ook, maar dat lijkt bijna niemand aan te durven. Het gevolg hiervan is dat het enorm opviel toen Laurens Dassen (Volt) in NRC opeens wél met kritiek op het verkiezingsprogramma van Omtzigt kwam. Het voorbeeld kreeg tot nu toe geen navolging.
Lees ook
‘Met Omtzigt als premier doen we wel véértig stappen achteruit’
Premiersverkiezingen
Daarbij speelt mee dat deze verkiezingen – ondanks dat Omtzigt het ontkent – ook premiersverkiezingen zijn. De grootste partij levert in principe de minister-president, en zij of hij zal een coalitie bij elkaar moeten gaan formeren. Dat levert twee effecten op: lijsttrekkers proberen zo premierwaardig mogelijk over te komen, zo veel mogelijk boven de partijen te hangen. Én ze proberen zo min mogelijk collega’s voor het hoofd te stoten: je zal ze straks maar nodig hebben.
En zo doet deze campagne precies waar politicologen in 2021, na de vorige Tweede Kamerverkiezingen, voor waarschuwden in het Nationaal Kiezersonderzoek. In dat jaar had de coronacrisis vrijwel alle inhoudelijke tegenstellingen weggepoetst, en ging de campagne vooral over de persoonlijkheid van de lijsttrekkers.
Kiezers gingen driftig op zoek naar de verschillen, constateerden de onderzoekers Joop van Holsteyn en Galen Irwin (Universiteit Leiden). Ze keken debatten, vulden stemwijzers in, lazen partijprogramma’s, deden eigenlijk alles om tegenstellingen te vinden. Het lukte maar in beperkte mate: iets meer dan de helft van de kiezers was in staat duidelijke verschillen te definiëren. Vier jaar daarvoor was dat nog 70 procent. Bovendien: kiezers hadden steeds meer moeite om partijen op een links-rechts-schaal te plaatsen.
Is dat erg? Ja, schreef het onderzoek. Kiezers van nu houden juist van conflict. Ze willen weten waar de verschillen liggen, en juist campagnetijd is daar een heel geschikt moment voor. Je kan immers goed polariseren zonder de angst dat een kabinet valt. Bovendien zijn het juist de middenpartijen die het conflict mijden. Daardoor prijzen ze zichzelf uit de markt en maken ze ruim baan voor partijen aan de flanken die wél aanvoelen wat kiezers willen horen.
Met een vergrootglas
Vlak voor de verkiezingen van 2021 zei demissionair premier Rutte dat hij „radicale nieuwe ideeën” had om de bestuurscultuur te verbeteren. Hij zag het als een probleem dat „de grote tegenstellingen” uit het politieke midden waren verdwenen. Hij vond dat juist in het midden meer polemiek moest plaatsvinden – net als in de tijd van het kabinet-Den Uyl (1973-1977). Het kwam er alleen nauwelijks van, en toen het wél gebeurde, over migratie, viel het kabinet.
De echte tegenstellingen moeten de kiezers ook nu weer met een vergrootglas zoeken. Maar ze zijn er wel degelijk, bijvoorbeeld tijdens het debat tussen de nummers twee van de kandidatenlijsten bij WNL Op Zondag. Over onder meer migratie en klimaat botsten de zeven kandidaten zondagochtend hard. Maar op het échte podium, tussen de lijsttrekkers, wil het nog niet ontvlammen.
Lees ook
Kiezers zijn uit op conflict, maar de middenpartijen vlakken juist af