N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
‘Verjaard’. Deze uitspraak van de rechter vorige week, over de grootschalig toegepaste dwangarbeid in de jaren vijftig tot en met zeventig binnen instellingen van de Goede Herder, was te verwachten. Negentien vrouwen die als meisje in de zogenoemde ‘liefdesgestichten’ leefden en daarom schadevergoeding eisten, hoopten desondanks dat de rechtbank zich zou buigen over hun uitzonderlijke situatie. De extreme werkomstandigheden, de sociale isolatie en het gebrek aan onderwijs en liefdevolle opvoeding toonden pas vele jaren later hun psychische, fysieke, financiële en intergenerationele doorwerking.
Omdat de vrouwen wisten dat er sprake is van een verjaringstermijn, verzochten zij de rechter om daarop een uitzondering te maken. De rechtbank ging daar niet in mee. Volgens de rechter hebben de vrouwen decennialang de kans gehad om hun leed aan te kaarten. Als voorbeeld wordt er een NCRV-uitzending uit het jaar 2003 over de Goede Herder genoemd, waar één van de eiseressen aan meewerkte. Echter, de rechter zwijgt over het feit dat deze vrouw – als feitelijke klokkenluider – daarna dusdanig is bedreigd, dat zij met haar kinderen moest onderduiken. Ook heeft deze uitzending maatschappelijk weinig teweeggebracht. De stilte was toen niet doorbroken, dus wogen de kosten niet op tegen de baten. Pas in 2018, toen Joep Dohmen voor het eerst over het systematische karakter van het leed in de NRC publiceerde („Zeker 15.000 meisjes en vrouwen hebben in Nederland tussen 1860 en 1973 in wasserijen en naaiateliers van katholieke gestichten onbetaalde dwangarbeid gedaan”), konden de vrouwen zich verenigen en zijn zij meteen naar de rechter gestapt.
Dit patroon kennen wij uit ons onderzoek: een publiek debat is noodzakelijk om met dusdanige kwetsende ervaringen naar buiten te treden. Dit feit was niet meegewogen in de beoordeling van de rechter. Een gemiste kans, omdat de focus op de verjaring afleidt van de eigenlijke vraag die hier op tafel ligt: hoe gaan instellingen om met kwetsbare mensen, en kijken wij goed genoeg mee vanuit de politiek en de samenleving wat achter hun muren, binnen hun regels en conventies, gebeurt?
Lees ook uit 2018: ‘De wasserijen waren deel van de cultuur van die tijd’
Systeem van vernedering en uitbuiting
De eiseressen delen veelal een gemarginaliseerde achtergrond. Gelabeld als ‘slechte meisjes’ is het stigma ook jaren later dikwijls aanwezig. De Goede Herder heeft hen hun persoonlijkheid en stem ontnomen; hun ‘geleerd’ niet op zichzelf en anderen te vertrouwen, maar zich zelf totaal in dienst te stellen van het katholieke instituut. De visie van de Goede Herder, ‘door werk word je een goed mens’, werd gezien als dienst aan de meisjes, en ook als een echo van de jeugdzorg en het maatschappelijke denken van toen. De vrouwen zien zich als de gedupeerden van een ‘verdienmodel’, en als slachtoffer van een systeem van vernedering en uitbuiting. Dat dwangarbeid lang als ‘normaal’ werd gezien, zien wij terug in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Dwangarbeiders moesten tot de negentiger jaren wachten tot hun onrecht werd gezien en zij erkenning en compensatie kregen.
Ook van de Magdalene Laundries in Ierland, een vergelijkbaar instituut als de Goede Herder, kunnen we iets leren. Ook hier gaat het om een katholieke congregatie, die in de 19de en 20ste eeuw tussen de tien- en twintigduizend meisjes en vrouwen opsloten. Zij werden gedwongen tot het verrichten van onbetaalde arbeid in onder andere naaiateliers en wasserijen, en waren onderworpen aan ernstige psychische en fysieke mishandeling en verwaarlozing. Anders dan in Nederland was het in Ierland wél mogelijk dat de vrouwen via de rechter erkenning en een schadevergoeding kregen.
Een aanvankelijke verjaringstermijn van drie jaar voor geweld tegen kinderen werd in 2000 met terugwerkende kracht gewijzigd. Verjaring treedt pas in werking wanneer slachtoffers het psychische letsel enigszins hebben overwonnen. Ook in Amerika hebben verschillende staten een tijdelijke opschorting van de verjaringstermijn ingevoerd, zodat slachtoffers schadevergoeding en schadeloosstelling kunnen krijgen.
Institutioneel onrecht
Terwijl deze unieke dynamiek van historisch institutioneel leed van kinderen in verschillende landen wordt erkend, loopt Nederland achter. In Nederland lijkt dit juridische principe van verjaring ‘foute’ instellingen te beschermen in plaats van de slachtoffers van ‘fout beleid’. In zulke uitzonderlijke gevallen van massaal historisch institutioneel onrecht zou de rechter meer zijn best kunnen doen om de verjaringstermijn als principe te ondervragen. Dit is ook gebeurd in eerdere uitspraken, zoals de Rawagede- zaak, waar verjaring wel opzij is gezet en de rechter wél een inhoudelijke uitspraak heeft gedaan. De Goede Herder-uitspraak bevestigt bevestigt nu de status quo in plaats van de schending van mensenrechten (van vrijheid, op identiteit etc.) aan de kaak te stellen.
Hier ligt een taak voor de politiek, maar ook voor de rechter. Een rechtszaal is een ruimte waar ook onderhandeld wordt wat recht en onrecht is. Daarom gaan de vrouwen nu in hoger beroep, om deze onderhandeling af te dwingen. En hun hervonden stem te gebruiken.
Naast verjaring staat er namelijk ook nog een ander principe op het spel: volgens de rechter kan er geen collectieve claim ingediend worden voor onrecht dat op individueel niveau verschillend kan worden ervaren. Toch hoort het bij de logica van deze casus. De Goede Herder heeft getracht het individu onzichtbaar te maken. Nu de eiseressen als collectief in de rechtbank staan, worden ze juist daarop afgerekend. Terwijl het precies het collectief is dat hen nu helpt om hun stem te verheffen. In dit opzichte resoneert deze claim met veel andere claims tegen het onrecht van instituties zoals de kerk, het leger of de overheid die in de laatste jaren bij de civiele rechter terechtkwamen. Door institutioneel onrecht individueel te benaderen, wordt er geen recht gedaan aan het karakter van het geweld en hoe herstel eruit zou moeten zien.