Vergeleken met Sierra Leone, lijkt man-zijn in Nederland niets voor te stellen

Recensie

Boeken

Gender Schrijver en columnist Babah Tarawally zoekt naar een nieuwe definitie van mannelijkheid in De getemde man.

Sierra Leoonse jongens hebben bij de geboorte al de helft van de levensstrijd gewonnen, schrijft Tarawally.
Sierra Leoonse jongens hebben bij de geboorte al de helft van de levensstrijd gewonnen, schrijft Tarawally.

Foto José Nicolas

Op zijn 23ste moet Babah Tarawally ‘opnieuw leren lopen’. Hij is dan net in Nederland aangekomen, gevlucht voor de burgeroorlog in Sierra Leone. Het is 1995. Het zal nog zeven jaar duren voor hij een verblijfsvergunning krijgt, ondertussen is hij druk de Nederlandse omgangsvormen eigen te maken, vooral die tussen mannen en vrouwen. Dat stort hem in een kleine identiteitscrisis. Vergeleken met de dominante positie van de man in Sierra Leone, lijkt man-zijn in Nederland niets voor te stellen. Wie, wat is hij nu nog?

Sierra Leoonse jongens hebben bij de geboorte al de helft van de levensstrijd gewonnen, schrijft Tarawally. Bevallen van een jongen in het ziekenhuis is dan ook duurder dan bevallen van een meisje. Meisjes beginnen hun hoofd voor Tarawally, kleinzoon van een stamhoofd, te buigen als hij veertien is.

Een Sierra Leoonse man uit de Mandingo-stam behoort met meerdere vrouwen te trouwen; zoveel als hij financieel kan onderhouden. Als Tarawally op z’n dertigste nog geen vrouw en kinderen heeft, en hij voor het eerst terug is in zijn geboorteland, vraag zijn moeder of hij wel een echte man is. Ze is niet bang dat hij homo is – dat woord komt niet eens in haar op – maar of zijn geslacht het wel doet.

De ideale echtgenote is in Sierra Leone vooral stil, vaak veel jonger ook. In Nederland leert Tarawally dat een vrouw voor wie je niet betaald hebt een antwoord verwacht als ze een vraag stelt.

Nooit alfaman geweest

De zoektocht van Tarawally, inmiddels vijftig jaar, schrijver, en columnist bij Trouw, naar een nieuwe definitie van mannelijkheid, in zijn boek De getemde man, leest als een oneindige coming of age. Als een puber vergaapt hij zich aan al die zelfstandige Nederlandse vrouwen. Met zijn vrienden die ook in Afrika zijn opgegroeid bespreekt hij eindeloos hoe zij benaderd en behandeld moeten worden.

In Tarawally’s boek lijken alle Nederlandse mannen zorgende, betrokken vaders die de bevelen van hun vrouw opvolgen. In Sierra Leone zijn mannen daadkrachtige, seksbeluste alfa’s die zo veel mogelijk vrouwen moeten verzamelen. Tarawally probeert een middenweg te vinden, net als hij met zijn vorige boek Gevangen in zwart-witdenken (2018) over racisme de verbinding zocht.

Wat helpt is dat Tarawally nooit een alfaman is geweest. Hij noemt zich weliswaar ‘getemd’ als een leeuw die van het oerwoud in de dierentuin wordt geplaatst, maar hij hield van leren, hielp de vrouwen graag bij het afwassen. Nog steeds maken huishoudelijke klusjes hem rustig. Tarawally, die zijn boek opdraagt aan zijn moeder die in 2022 overleed, kon dus in Nederland ook meer zichzelf worden.

Mannelijkheid is bij de jonge Tarawally zó verbonden met vrouwen en seks, dat hij met zijn manbeeld ook zijn beeld van seks moet bijstellen. Hij komt erachter dat het liefdesspel er niet alleen is om de man te behagen. Dat ook vrouwen vallen op schoonheid (en niet alleen op macht en geld). Hij noemt zich tijdens zijn relatie ‘praktiserend monogaam’.

Zelfinzicht

Het boek is schaamteloos eerlijk. De Afrikaanse vrienden praten over vrouwen alsof het poppen zijn waar je alleen nog de juiste knoppen van moet indrukken, om elkaar later daarover de maat te nemen. Hij schrijft over hoe een 17-jarig meisje hem als veertiger opwindt, en tegelijkertijd hoe hij weet dat hij niks met haar mag doen.

Het boek lijkt onderverdeeld in ‘Sierra Leone’ en ‘Nederland’, maar in werkelijkheid loopt de chronologie behoorlijk door elkaar. Dat is soms verwarrend. Tarawally lijkt net in Nederland als hij ineens twee ‘prachtige dochters’ heeft. Het is niet duidelijk of hij 27 of 47 is bij de openbaring dat ‘het ons mannen zal helpen om naast krachtige, intelligente en geëmancipeerde vrouwen te staan’, terwijl je wel benieuwd bent hoe snel zo’n besef indaalt.

Sommige periodes slaat hij helemaal over. ‘Tegelijk met de klanken van geweerschoten gingen mijn stembanden open’, schrijft hij over de burgeroorlog. Hij, en met hem vele anderen, zijn begin jaren negentig klaar met de vastgeroeste Sierra Leoonse tradities. Maar hoe hij tot dat punt kwam, en in het vliegtuig naar Nederland, komt helaas niet aan bod. Net zo min als waar de burgeroorlog eigenlijk om draaide, of in hoeverre zijn stam (Mandingo) Sierra Leone vertegenwoordigt. Het had Tarawally’s ervaringen meer uit het particuliere kunnen trekken. Gelukkig benoemt hij op de valreep dat óók in Nederland vrouwen nog wat te winnen hebben wanneer het aankomt op seksuele vrijheid.

Wat blijft hangen is Tarawally’s zelfinzicht. Het boek lijkt geschreven te zijn voor immigranten als hij, maar is net zo goed een voorbeeld voor Nederlanders die al te oordelend zijn over ‘onaangepaste’ nieuwkomers. Tarawally laat zien hoe moeilijk het is om als man je privileges te verliezen, en helemaal als je er zoveel had.


Lees ook dit interview met Tarawally: ‘Je kunt niet alle problemen in de samenleving wijten aan wit privilege’