Veelzijdige kangoeroes ontsprongen de dans bij de massa-uitsterving van 40.000 jaar geleden

De grijze reuzenkangoeroe, de rode reuzenkangoeroe, de bennettwallaby en de goodfellowboomkangoeroe: in Australië komen tientallen soorten kangoeroes voor. Maar tot zo’n 40.000 jaar geleden waren dat er nog eens tientallen meer. In die periode, tijdens het Laat Pleistoceen, vond wereldwijd een massa-extinctie van grote zoogdieren plaats. Australië werd bijzonder hard getroffen: 90 procent van de megafauna verdween, waaronder zeker 27 kangoeroesoorten.

Toch had het nog veel erger kunnen zijn, schrijven Australische biologen in Science. Uit onderzoek aan tandglazuur van fossiele kangoeroes blijkt dat veel soorten wisten te overleven door hun dieet aan te passen.

De ‘Laat-Pleistocene megafauna-extinctie’ wordt het massale zoogdieruitsterven tussen 65.000 en 40.000 jaar geleden ook wel genoemd. Wat de oorzaak precies was is nog altijd onduidelijk, maar vermoedelijk speelde zowel klimaatverandering als het ten tonele verschijnen van de mens een rol. Een veranderend klimaat zou voor een veranderende vegetatie hebben geleid, en dat kán een probleem zijn voor kieskeurige eters. Dus om te achterhalen of dat ook voor de kangoeroes gold, besloten de biologen het tandglazuur van de gebitten van bijna duizend fossiele én nog levende kangoeroes te bestuderen.

De meeste moderne kangoeroes en wallaby’s zijn ofwel echte grazers (met een dieet van kruidachtige planten en gras) of ‘gemixte’ planteneters (gras en een verscheidenheid aan tweezaadlobbige planten). Maar van de uitgestorven kortneuskangoeroes bijvoorbeeld wordt, op basis van hun tandvorm, aangenomen dat ze veel specialistischer aten.

Dat blijkt wel mee te vallen, concluderen de Australische biologen in de huidige publicatie. Zij onderwierpen scans van de kangoeroegebitten aan een ‘microslijtagetextuuranalyse’. Zo konden ze in detail zien of en hoe het glazuur beschadigd was. Op basis van die gegevens concluderen ze nu dat de meeste kangoeroes generalistische planteneters waren: niet te beroerd om hun dieet wat aan te passen aan de omstandigheden als verstoringen door klimaat daarom vroegen.

De drie hedendaagse kangoeroesoorten die wél specialistische neigingen vertoonden hadden bovendien een tegenovergesteld dieet: één soort was een uitgesproken grazer, twee anderen waren juist dol op struiken. „Ze kunnen niet gelijktijdig zijn uitgestorven door het verlies van hun voedselbron”, concluderen de auteurs. Gras is immers juist kenmerkend voor een droger klimaat en struikgewas voor een natter klimaat, dus een klimaatverschuiving zou nooit alle drie de soorten kunnen hebben benadeeld.

Niets wijst er in de ogen van de biologen dan ook op dat de kangoeroes (en andere grote grazers) zijn uitgestorven door klimaatveranderingen destijds. Veel waarschijnlijker is het volgens hen dat de mens het gemunt had op grote zoogdieren met lekker veel vlees eraan.