Veel havo 4-leerlingen haken af: ‘Het was alsof de leraren opeens een andere taal spraken’

Reportage

Onderwijs Veel havo 4-leerlingen zitten in een motivatiecrisis. Sinds ze thuiszaten tijdens de coronapandemie hebben ze hun concentratie en hun draai op school, nog steeds niet hervonden. Het mbo wil uitkomst bieden.

De afgehaakte havo-leerlingen Stef, Lotte en Isis zitten nu op het ROC Midden Nederland.
De afgehaakte havo-leerlingen Stef, Lotte en Isis zitten nu op het ROC Midden Nederland.

Foto Dieuwertje Bravenboer

Er is zo weinig speling in het schoolsysteem, zegt Stijn (17) bedachtzaam. „Ja!”, reageert Lotte (15): „Alles staat vast. Je moet in de vierde iets kiezen wat je vijf-tig-jaar lang gaat doen.” Isis (16): „En ouders, de leraren, andere kinderen, iedereen wil dat je zo hoog mogelijk haalt. Dat je álles eruit haalt. Want anders wordt het niks.”

Vijf leerlingen zitten in de kantine van het ROC Midden Nederland in Nieuwegein. Tassen op tafel, jassen aan, telefoons in de hand. Stef (17), serieus: „Die drúk om het allemaal precies zo te doen als de school wil. Je moet goede cijfers halen, anders mag je niet verder. Ik haal negens voor wiskunde, informatica en Engels. En ik leer nu Russisch in mijn vrije tijd. Maar ik ben ook blijven zitten. Dit jaar gaat het weer niet goed.” Eduard (16) werkt liever met zijn handen, vertelt hij vrolijk. „Ik ging nét over in de derde klas, maar havo 4 vind ik echt te moeilijk.”

Speciale mbo-klas

Feilloos leggen de vier havoleerlingen (één uit vwo 3) uit waarom ze zijn afgehaakt op school. Waarom ze niet gemotiveerd zijn. Ook Hanin (16) is zijn motivatie kwijt, nadat hij al eens was blijven zitten in de tweede klas. „Het kost zoveel energie, ik wil geen stress.”

En nu zitten ze in een speciale klas op het mbo: dertien jongens en vijf meisjes. Ze komen van verschillende middelbare scholen in de regio Midden-Nederland. Hun decanen hadden hen, en hun ouders, gewezen op een pilot hier bij het ROC Midden Nederland in Nieuwegein. In vier maanden mogen ze zich als klas oriënteren op een mbo-opleiding. Ze komen twee dagen per week, de andere dagen gaan ze naar school. In september beginnen ze als het goed is echt.

Havo 4 was altijd al een klas met relatief veel zittenblijvers, de jongens nog meer dan de meisjes. Tussen 2016 en 2019 bleef in het hele land elk jaar circa één op de zes havo 4-jongens zitten en één op de acht havo 4-meisjes. Zo’n 9.000 op 64.000 havo 4-leerlingen per jaar. Veel meer dan in andere klassen op de middelbare school.

Dat heeft veel oorzaken. Havo 4-leerlingen zijn vijftien, zestien jaar en zitten midden in de puberteit. Ze hebben vaak andere prioriteiten dan school. Leeftijdgenoten, muziek, sport, chillen. En de overgang van het brede lespakket van havo 3 naar de verdiepende stof van een examenpakket in havo 4 valt velen zwaar. „Het was alsof de leraren opeens een andere taal spraken in havo 4”, zegt een van de leerlingen in het project in Nieuwegein.

‘Drempelloos doorstromen’

Bovendien gaan, onder druk van ouders, steeds meer leerlingen na de basisschool naar de havo, in plaats van vmbo-t (voorheen mavo). Ook ná vmbo-t mogen leerlingen sinds een paar jaar ‘drempelloos doorstromen’ naar havo 4 – ongeacht hun examencijfers dus. Voorheen moest de kandidaat gemiddeld een 6,8 staan om door te mogen.

Dit project op het mbo was eigenlijk bedoeld voor hen, als havo 4 toch te theoretisch bleek. De zeventien havo 4-leerlingen die nu in het project zitten, komen niet van het vmbo-t. „Het zijn gewoon havoleerlingen die vast zijn gelopen”, zegt projectleider Mireille Aalfs.

En dan zijn er de naweeën van de coronapandemie. Dat merken álle decanen en leraren in het land. Havoleerlingen zijn, over het algemeen, hun concentratie kwijt. Hun motivatie en focus. Dat is bij deze ‘generatie’ veel sterker dan bij eerdere generaties, constateert Carla de Groot die de klas in Nieuwegein coacht.

Naweeën van de coronatijd

Delen van het eerste, tweede en derde leerjaar thuiszitten, heeft erin gehakt. Ook in Waalwijk ziet afdelingsleider Gonny Kramer (bovenbouw havo/vwo op het Willem van Oranje College) dat de naweeën van de coronatijd niet voorbij zijn.

„Als je op jonge leeftijd twee jaar op je kamer hebt gezeten, heb je een sociale achterstand”, weet Kramer. „Wij geven nu, met NPO-geld, onder meer dramalessen zodat leerlingen zich beter leren uiten.”

Het geldt sterker voor havoleerlingen dan vwo-leerlingen, zegt docent biologie Cristian Fleer van het Etty Hillesum Lyceum in Deventer. Havoleerlingen hebben, gemiddeld, meer behoefte aan sociale contacten dan vwo-leerlingen. „Maar in de coronatijd hebben ze juist die sociale ontwikkeling gemist.” Dus op het gebied waar ze eigenlijk het sterkst zijn, hebben ze een achterstand opgelopen. Dat halen ze nu in.

Fleer: „Ook dát gaat vaak lastig. Tijdens tussenuren gingen leerlingen altijd in groepjes kaarten of naar buiten. Nu klágen ze over tussenuren omdat ze niet weten wat ze moeten doen met elkaar.” Havo 4 is ook nog een grote verzamelbak: instromers van vmbo-t, derdeklassers van de havo én van het vwo. „Bij wie hoor ik? Wie noem ik mijn vrienden?” – daar zijn ze volgens leerkrachten veel mee bezig.

Al het schermgebruik

Docent Fleer: „Havo 4 vindt het ook heel belangrijk wíé er voor de klas staat. Is die gezellig, aardig? Op het vwo vinden leerlingen het vooral van belang of de leraar wel capabel is.”

De leerlingen kunnen zich moeilijk concentreren. Dat komt gedeeltelijk door al het schermgebruik. Fleer: „Het lukt bijna niet ze twintig minuten zélf een opdracht te laten doen. Je moet ze met de haren erbij slepen. Ze willen wél graag dat ik vijftig minuten vertel. Dan luisteren ze.”

In de kantine in Nieuwegein lachen de havo 4-leerlingen over anekdotes uit de zoomtijd. „Ik had mijn laptop altijd open staan, maar ik deed níks”, zegt Stijn. Isis: „Er waren altijd leerlingen die docenten gingen dempen.” Hahaha. Hanin: „Ik zat gewoon te gamen tijdens de les.” Stijn en Hanin geven elkaar een boks.

Nu zitten ze wel in een motivatiecrisis, zoals duizenden anderen. In 2021, na een vol pandemiejaar, bleef landelijk één op de vijf jongens zitten en één op de 6,7 meisjes. 10.236 leerlingen in totaal, op 62.000. De cijfers over 2022 zijn nog onbekend.

Voor de eindexamens geldt dit jaar in elk geval geen coulanceregeling, zoals wel de afgelopen drie jaar gold. Anders blíjven we aan de gang, hebben de ministers van onderwijs gezegd.

De exameneisen zijn weer streng en hele groepen leerlingen hebben door de pandemie een sociale én leerachterstand opgelopen, zegt decaan Corine Oskam op het Cals College in Nieuwegein. „Wat je in een klas samen doet, is iets leren en dan onderzoeken en reflecteren. Dat gebeurde tijdens corona te weinig.”

Zelfvertrouwen

Maar nu is er het project op het mbo. Negen middelbare scholen zijn erbij betrokken. Corine Oskam is heel blij dat ze er vijf leerlingen kon onderbrengen. „Ik sprak ze donderdag na drie weken. Ze waren enthousiást. Mbo is veel praktischer en ze maken allemaal nieuwe vrienden.” Projectleider Aalfs. „We zien deze vier maanden als een adempauze voor leerplichtige leerlingen. Een soort mini-tussenjaar. Sommigen zijn helemaal vastgelopen. Hier krijgen ze hopelijk weer zelfvertrouwen en zien ze dat ze niet alleen zijn.”

Dat is het leuke aan dit mbo-project, zegt Isis. „De sfeer is goed en we maken nieuwe vrienden. Ik voelde me in mijn familie een beetje een buitenbeentje want iedereen gaat naar vwo of universiteit. Ik niet.” Dat heeft Stef ook. Zijn oudere zus is cum laude geslaagd op het gymnasium en doet een internationale studie. „Ik heb last van prestatiedruk.”


Lees ookDeze reportage over havo 3

Sommige mensen, vertellen de leerlingen, vragen verbaasd: ‘Ga jij mbo doen?’ Maar hun ouders staan achter de keus en dat is het belangrijkste. Er waren ook ouders die werden benaderd door de decaan, maar die liever willen dat hun kind langer op school blijft en niet naar het mbo gaat.

De studenten mogen de studierichting kiezen die ze het leukst vinden, vertelt Aalfs. Al geeft de opleiding iets meer aandacht aan de richtingen Techniek, ‘Energie en transitie’ en Zorg, omdat dit krimpgebieden zijn. Goed opgeleid personeel is niet aan te slepen. „Toch willen wij niet alleen studenten opleiden voor arbeidsmarkten waar tekorten zijn. Belangrijker is dat ze iets doen wat ze goed ligt. Waardoor ze weer gemotiveerd raken.”