Veel discriminatie is alledaags. Deze rechercheur zegt: ‘Aanpakken ervan is de basis voor vertrouwen in de politie’.

Als politieman Willem Taalen aan collega’s over zijn werk vertelt, laat hij ze meestal eerst een filmpje zien, van het internet geplukt: een puberjongen die op een bankje zit, allemaal andere jongens om hem heen. Ze roepen hem toe: „Zeg ‘sorry, koning Kas’! Zeg ‘sorry, koning Luuk’!” De jongen wil niet, of snapt het niet, en weert af. De anderen slaan en schoppen hem. Dan dwingen ze hem te kruipen als een hond: „Doe blaffen! Doe blaffen!” Weer slaan en schoppen, tot de jongen uiteindelijk kan wegrennen.

De meeste politiemensen die het filmpje zien, herkennen de mishandeling als het strafbare feit. Maar Taalen gebruikt het filmpje om te illustreren waar hij mee bezig is: discriminatie. De meute had juist deze jongen op de korrel genomen omdat hij op hun school een buitenbeentje was. Hij werd uitgescholden voor ‘downie’ en geslagen vanwege zijn handicap.

Op 1 juli wordt artikel 44bis van het Wetboek van Strafrecht van kracht, waarin discriminatie als verzwarend feit is vastgelegd – ook wel hate crime genoemd. Taalen werkt sinds enkele jaren bij het Expertisecentrum Aanpak Discriminatie van de politie, waar hij met elf andere collega’s stelselmatig meldingen in het politiesysteem bekijkt. Elke twee weken krijgen ze een uitdraai van alle meldingen waar steekwoorden inzitten in zitten die mogelijk op discriminatie wijzen. „Dat zijn tussen de 100 en 200 meldingen per eenheid. En er zijn tien eenheden in Nederland.” Zit aan een zaak een betekenisvol element van discriminatie? Dan kan Taalen bellen met zijn contacten bij de betreffende politie-eenheid om het discriminatieaspect voor het voetlicht te krijgen. „Kijk nog eens goed naar die burenruzie. Bel die melding over een vechtpartij nog eens na.”

Vinden politiemensen het niet vervelend, als een collega vanuit Amsterdam belt of ze misschien iets over het hoofd hebben gezien bij een melding? Soms wel, zegt Taalen. Maar hij ziet vooral dat collega’s het waarderen dat iemand hen helpt kijken. Dat is volgens hem de essentie van zijn taak: de ontwrichtende werking van discriminatie laten zien.

Clustermeldingen

Donderdag werd de rapportage over de officiële discriminatiemeldingen van 2024 gepubliceerd. Taalen vindt de cijfers lastig te interpreteren. Het aantal meldingen bij de gemeentelijke anti-discriminatievoorzieningen verdubbelde tussen 2023 en 2024 weliswaar ruim, van 6.351 naar 14.796. Maar, zegt Taalen, „ze hebben een campagne gevoerd en zijn beter zichtbaar geworden.”

„Kijk nog eens goed naar die burenruzie. Bel die melding over een vechtpartij nog eens na.”

Dan worden de cijfers ook beïnvloed door ‘clustermeldingen’. „Roept een minister iets over islamitische jongeren op televisie, dan vinden veel boze mensen de weg naar discriminatie.nl”, zegt Taalen. Kampioen-boosmaken 2024 was volgens de rapportage tv-persoonlijkheid Johan Derksen, die over een zwart Kamerlid uit Friesland zei: „Maar dat is toch geen Fries, kom op zeg.” Dat leverde 1.100 meldingen bij de anti-discriminatievoorzieningen op.

Goed dat daarnaar wordt gekeken, zegt Taalen, net als naar discriminerende leuzen tijdens demonstraties. „Dat is vreselijk.” Maar dat zijn ook de zaken van groepsbelediging die justitie nu al goed aanpakt. Taalen vraagt juist aandacht voor alledaagse zaken. Voor de mishandeling door iemand die het niet meer verdraagt dat ze steeds wordt uitgescholden om haar afkomst. Voor de jongen van vijftien, die net uit de kast is en wordt geslagen, bespuugd en bedreigd.

Kenteken

Bij de eenheid Noord-Nederland vonden ze niet direct invulling voor een vacature voor contactpersoon discriminatie. Toen heeft Taalen daar het werk opgepakt. In een nota voor onder andere de eenheidsleiding over ‘de praktijk van een discriminatierechercheur 2024’ heeft hij enkele van zijn eigen zaken opgenomen – met gefingeerde namen.

Een zaak over ‘Jessica’ bijvoorbeeld, die met haar man en twee kleine kinderen fietste toen een man in een bedrijfsauto naast hen kwam rijden, zijn raam opende en haar man begon uit te schelden. „Vieze kankerzwarte, kijk waar je rijdt!” „Hij verstaat geen Nederlands, hoor” zei ‘Jessica’. Haar kinderen werden bang en begonnen te huilen, en ze vroeg de man zich een beetje in te houden. Toen richtte zijn agressie zich op haar. „Jij moet je bek houden! Je bent een vieze kankerhoer, je hebt je laten bezwangeren door die vieze zwarte.” Ze noteerde het kenteken van de auto.

Voor politiemensen is dit een lastige melding, zegt Taalen. „Want: wat is er nou helemaal gebeurd? Iemand is uitgescholden. Ja, maar tegelijkertijd is elders in de regio een inbraak gemeld, of een diefstal. En de politie kampt al met een personeelstekort. En dan is er ook altijd de kans dat de officier van justitie zegt: dat gaan we niet vervolgen.”

Maar dat hoeft ook niet altijd, legt Taalen uit. Het strafrecht is niet voor elk geval van discriminatie de oplossing. „Maar als ik daar de wijkagent was, zou ik wel willen weten wat er bij dat incident precies is gebeurd. Dan kun je misschien met het kenteken naar de baas van die boze man toe en vragen of hij het prettig vindt dat zijn bedrijf, dat met z’n naam op die auto staat, met zo’n uitbarsting van agressie wordt geassocieerd. Niet om die chauffeur achter de celdeur te krijgen,maar om hem aan te spreken. Om te laten weten dat het niet normaal is.”

Betekenisvolle afdoening

Nog belangrijker, zegt Taalen, is dat je de slachtoffers van discriminatie het gevoel geeft dat iemand hen serieus neemt, en dat ze worden geloofd. Bij de politie noemen ze dat ‘betekenisvolle afdoening’ van een melding. Het begint bij baliemedewerkers, zegt Taalen, het eerste contact voor burgers met de politie. Maar het gaat door van de rechercheur tot aan de korpschef.

Het is volgens Taalen „enorm ondermijnend” voor een maatschappij als de politie hier niets aan doet. „Het leidt tot tweespalt. Mensen vertrouwen elkaar niet meer. En het maakt het politiewerk over het algemeen lastiger. Als we hier niks aan doen, win je ook geen vertrouwen bij die burgers voor andere zaken. Wat op het spel staat, is legitimiteit. Legitimiteit van de overheid. En in dit geval: de legitimiteit van de politie.”