Je collega praat vergaderingen doelloos vol. Een andere lijkt geobsedeerd door onbenullige details. Een derde geeft constant haar ongevraagde mening. Soms kunnen ergernissen op de werkvloer hoog oplopen. En dan is een beetje hulp bij het samenwerken welkom.
Het boek Omringd door idioten, van de Zweedse gedragsdeskundige Thomas Erikson, probeert je te helpen met die samenwerking. De auteur, die een achtergrond heeft in managementconsultancy, deelt mensen op basis van een persoonlijkheidstest in vier gedragstypes in, elk gekoppeld aan een kleur. Het boek zou een handig hulpmiddel zijn op de werkvloer. Volgens Erikson ontstaan frustraties daar niet door de ‘idiote’ mensen van de titel, maar door verschillende gedragstypes die soms met elkaar botsen.
In haar tandartsenpraktijk in Groningen, No Boring Dentist, gebruikt Loes Meijerink (44) de kleurenprofielen dagelijks, binnen het team en met klanten. „Het heeft mijn werk zoveel leuker gemaakt.”
Door andere ‘kleurtypes’ te begrijpen is er onderling minder frustratie, vertelt Meijerink. „Als iemand een groen type is, weet ik: die heeft meer behoefte aan zekerheid. Ik kan dan bijvoorbeeld meer uitleg geven. Een rood persoon heeft vaak geen geduld voor allerlei details. Zo kun je beter inspelen op iemands behoeften.” Omringd door idioten staat vol adviezen over omgaan met bepaalde ‘kleuren’. Het roept bij veel lezers herkenning op: al gauw zie je een collega voor je bij de beschrijving van een kleurenprofiel.
Sinds de publicatie in 2014 is het boek een succes. De stichting CPNB, die boeken lezen stimuleert, meldde vorige maand dat er inmiddels 200.000 exemplaren zijn verkocht, waarvoor het de Gouden Boek-prijs kreeg. Internationaal gaat het al om anderhalf miljoen stuks.
De auteur baseert zijn boek op de DISC-theorie over menselijk gedrag, bijna honderd jaar geleden ontwikkeld door de Amerikaanse psycholoog William Marston. Daarbij worden mensen verdeeld in vier hoofdtypes: dominant (rood), inspirerend (geel), stabiel (groen) en consciëntieus (blauw). Weet je in welke kleur – of twee kleuren – iemand past, dan kun je je communicatie daarop afstemmen. Dat helpt de samenwerking, is het idee.
Toch is er ook kritiek van wetenschappers. Het boek zou een verkeerd beeld schetsen van hoe mensen in elkaar zitten en adviseert op basis daarvan hoe je het beste communiceert met collega’s, vrienden en familie. Is die kritiek terecht, als je in gedachten houdt dat lezers geregeld aangeven dat het boek hen heeft geholpen?
Uitsluiting
„Het verbaast me hoeveel impact het boek heeft”, zegt Veerle Brenninkmeijer, arbeids- en organisatiepsycholoog aan de Universiteit Utrecht. Tal van trainings- en coachingspraktijken in Nederland bieden die DISC-methode aan voor persoonlijke en teamontwikkeling. Maar: „Er is onvoldoende wetenschappelijke basis voor de indeling in de vier gedragsstijltypes. Terwijl zo’n categorisatie wel allerlei gevolgen heeft voor de praktijk.”
Zo wordt de DISC-methode soms gebruikt bij werving en selectie, legt Brenninkmeijer uit. Een team is bijvoorbeeld op zoek naar een ‘rood’ persoon: iemand die volgens Erikson actiegericht is en van een beetje tempo houdt. Maar de sollicitant die niet in dat rode profiel past, kan ten onrechte worden uitgesloten. „Andere aspecten van iemand, zoals inhoudelijke kennis, kunnen minstens zo cruciaal zijn. Kijk breed naar wie je nodig hebt voor je organisatie.”
Een ander gevaar is dat de kleurenprofielen onjuiste verwachtingen scheppen. Door die indeling krijg je namelijk soms eigenschappen ‘cadeau’. Zo geeft het boek als voorbeeld een vergadering waarin de hele groep feedback wordt gevraagd. Dan staat er: „Wat doen de groenen? Helemaal niets, ze zakken weg op hun stoel en blijven zo zitten.” Brenninkmeijer: „Dat soort beschrijvingen werkt stereotypering in de hand. Je geeft mensen niet de kans om te laten zien wie ze daadwerkelijk zijn. Bovendien kan het zijn dat iemand passief is of afwachtend, uit onzekerheid. Zoiets kan met de tijd nog enorm veranderen.”
Ook trainer Dion Jespers, van Magna Trainingen, is bekend met het risico dat je te veel in hokjes gaat denken. „Je kan iemand gaan behandelen naar zijn kleur, en niet als persoon die veel complexer is.” Zijn bedrijf verzorgt trainingen voor succesvolle samenwerking en persoonlijke ontwikkeling, voor allerlei organisaties, van bedrijven tot zorginstellingen. „Daarom presenteer ik de DISC-methode altijd met een knipoog en op speelse wijze – die kleuren zijn geen harde waarheid.”
Jespers legt uit. „Als je bijvoorbeeld stress hebt omdat je kind ziek is, kun je op het werk sneller een kort lontje hebben en je wat dominanter – meer ‘rood’ – gedragen, terwijl je die kleur normaal gesproken weinig in je profiel hebt. Daarom zeg ik ook altijd tegen de cursisten: een kleur is niet je persoonlijkheid, maar je gedraagt je op een bepaald moment als een kleur.”
Brenninkmeijer vindt de DISC-methode en de uitwerking ervan in het boek wetenschappelijk onvoldoende onderbouwd. Terwijl er goede standaarden zijn om de betrouwbaarheid en validiteit van zo’n methode te beoordelen. Je meet bijvoorbeeld op verschillende momenten, om te zien of je dezelfde uitslagen krijgt. Of je bekijkt of de DISC daadwerkelijk iets zegt over persoonlijkheid. Daarvoor is nu onvoldoende bewijs. „Maar ik zie dan wel dat de DISC op universiteiten en in talent- of leiderschapsprogramma’s wordt toegepast.”
Horoscoop
„Ik weet niet hoe goed Erikson thuis is in wetenschappelijk onderzoek, maar er is een behoorlijke consensus over hoe je persoonlijkheid goed meet”, zegt Brenninkmeijer. „Zo toets je bijvoorbeeld of de indeling in vier gedragstypes klopt. Dit doe je door te kijken of de antwoorden op de vragen in het geval van de DISC-vragenlijst consistent in een bepaald kleurenprofiel passen. En je toetst ook in hoeverre die indeling werkprestaties voorspelt. Maar omdat voor beide geen wetenschappelijk bewijs is bij de DISC-methode, blijft de status van de test twijfelachtig, en houdt de test meer de status van een horoscoop.”
In Duitsland is de DISC-methode overigens wél beoordeeld door een toetsinstantie, vertelt Brenninkmeijer. Daar werd ze als zeer matig beoordeeld.
Ook Reinout de Vries, hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en onderzoeker op het gebied van persoonlijkheidspsychologie, is kritisch over boek en methode. „Er zitten zoveel fouten in de hele conceptualisatie van de DISC, in de meting, de benaming, en de beschrijvingen van de kleuren, dat het om moe van te worden is.” Zo zijn er niet vier gedragstypes, legt de onderzoeker uit. Mensen zijn bijvoorbeeld niet óf relatiegericht óf taakgericht, eigenschappen die volgens de DISC tegenover elkaar staan. Je kunt het ook allebei zijn.
De Vries: „Het is een illusie dat je de werking van persoonlijkheid moet versimpelen tot vier kleuren. Uitleggen hoe persoonlijkheid wél werkt, op basis van wetenschappelijk bewijs, is namelijk niet zo complex. Het gemiddelde keukenrecept is moeilijker, zou ik zeggen. De auteur onderschat juist de intelligentie van mensen.”
Zo zijn er niet vier gedragstypes, zegt de onderzoeker, maar is persoonlijkheid verdeeld over zes onafhankelijke, cultuuroverstijgende, dimensies. In Nederland worden die dimensies als volgt benoemd: integriteit, emotionaliteit, extraversie, verdraagzaamheid, consciëntieusheid en openheid voor ervaringen. Mensen kunnen meer of minder van deze eigenschappen bezitten.
Marketingfenomeen
Hoewel veel mensen weten dat het boek geen wetenschappelijke basis heeft, wordt het nog vaak gebruikt, zien de wetenschappers. Zij raden dat sterk af. De Vries: „Gebruik betrouwbare methodes, die niet de realiteit verdraaien door onjuiste gedragtypering. Waarom zou je geld aan DISC-training of boek uitgeven, terwijl je evenveel of minder kunt besteden aan een veel beter en wetenschappelijk onderbouwd instrument om persoonlijkheid in kaart te brengen?”
De gedachte leeft dat een methode goed is omdat ze veel wordt gebruikt, zegt de onderzoeker. Terwijl je uiteindelijk betaalt voor een marketingfenomeen, niet voor de inhoud.
Brenninkmeijer: „Ik snap dat het waardevol kan zijn erop te reflecteren waarom het met sommige mensen beter klikt dan met anderen. Maar gebruik dan wel een model dat klopt – er zijn goede alternatieven. Denk aan ‘Hexaco’ en ‘The Big 5’.” Naar deze testen, gebaseerd op de vijf of zes cross-culturele dimensies om persoonlijkheid in kaart te brengen, is enorm veel onderzoek gedaan. De Vries: „Niet alleen zijn de vragenlijsten betrouwbaar, ze meten ook daadwerkelijk wat ze zeggen te meten: persoonlijkheid.”
Alternatieve modellen die zinvol inzicht geven, zijn niet altijd zo sprankelend. Bovendien missen ze smeuïge anekdotes, verwerkt in een toegankelijk boek. Daar ligt volgens Brenninkmeijer een kans voor de wetenschap: om bestaande, wetenschappelijk bewezen instrumenten toegankelijk te maken voor een breder publiek.
Puzzelstukje
Auteur Thomas Erikson wil best persoonlijk toelichten wat je wel en niet van de DISC-methode kan verwachten. „Het doel is mensen wat meer zelfbewustzijn te geven. Uiteraard is een persoon of persoonlijkheid veel complexer dan een kleurenprofiel, zoals ik ook in het boek benoem.”
Hoewel Erikson zich bewust is van de beperkingen van de methode, zegt hij blij te zijn dat hij in ieder geval een paar stukjes kan aanleveren van de puzzel hoe mensen in elkaar zitten. Hij vertrouwt erop dat mensen niet hun hele leven baseren op zo’n methode. De test is, net als veel andere persoonlijkheidsvragenlijsten, bedoeld om je zelfbewustzijn te vergroten, zegt hij.
Vanaf het moment dat zijn boek uitkwam, krijgt Erikson al reacties van mensen die aangeven dat de methode hen heeft geholpen. „Voor mij is het geen probleem dat psychologen of professoren anders denken over DISC-profielen dan de gemiddelde persoon. Ik werk liever met een praktisch hulpmiddel dat mensen echt helpt, dan met iets wat misschien 100 procent nauwkeurig is volgens de psychologie, maar in de praktijk minder bruikbaar. Psychologie is ook geen exacte wetenschap, omdat onderzoek nooit precies herhaalbaar is. Het menselijk brein is ontzettend complex.”
Ook tandarts Loes Meijerink is bekend met de kritiek, maar blijft DISC graag gebruiken. „Voor mij hoeft een methode niet wetenschappelijk dichtgetimmerd te zijn om verantwoord te zijn. In de zorg maken we vaker gebruik van methodes die niet wetenschappelijk bewezen zijn. Statistisch bewezen of niet, ik denk dat zelfs elk middel is geoorloofd als het maar 1 procent kan helpen.”