Als iets de bevolking van het huidige Rusland verenigt dan is het de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog. De strijd tegen de fascisten, zoals de nazi’s er worden genoemd, is dagelijks onderwerp van speelfilms en series op de staatstelevisie. Ook neemt president Poetin iedere gelegenheid te baat om zijn volk op te jutten tegen de ‘nieuwe fascisten’ uit Oekraïne en het Westen, die Rusland zouden willen vernietigen. In navolging van Stalin zou alleen hij in staat zijn om die vijand tegen te houden.
De Tweede Wereldoorlog, oftewel de Grote Vaderlandse Oorlog, is in Rusland heilig. De bijbehorende mythes lijken onder Poetin alleen maar groter te worden. Zelfs het Molotov-Ribbentroppact, het niet-aanvalsverdrag tussen Duitsland en de Sovjet-Unie uit 1939 waarbij in geheime protocollen Polen en de Baltische landen werden verdeeld, wordt door het Kremlin steeds vaker als een historische noodzaak gepresenteerd. Als je daar de recente sluiting van het Goelag Museum in Moskou op last van de FSB bij optelt, kun je niet anders dan concluderen dat het witwassen van de misdaden van Stalin in volle gang is en een herhaling ervan niet valt uit te sluiten.
De Tweede Wereldoorlog was in de Sovjet-Unie een strijd voor de goede zaak, zoals minister van Buitenlandse Zaken Molotov op de dag van de Duitse invasie op 22 juni 1941 op de radio zei. En net zoals Poetin die oorlog in Oekraïne gebruikt voor het behouden van zijn machtspositie, zo had Stalin de strijd tegen de fascisten nodig om zijn dictatuur te kunnen legitimeren.
Om het heldendom en het genie van Stalin nog eens uit te vergroten ontstond in de loop van de oorlog binnen de Sovjetelite behoefte aan een nieuwe Oorlog en vrede waarin het Rode Leger zijn heldendaden weerspiegeld zag en er zijn moreel mee kon oppeppen. Het meesterwerk van Lev Tolstoj over de invasie van Rusland door Napoleon in 1812 was tijdens de oorlog tegen Hitler-Duitsland razend populair. Stalins generaals lazen het om zich te spiegelen aan maarschalk Koetoezov, de roman werd op de radio voorgedragen en menige soldaat had het in zijn ransel om het tijdens gevechtspauzes te lezen.
Vasili Grossman (1905-1964), die als oorlogscorrespondent voor legerkrant Rode Ster vier jaar lang verslag van de strijd aan het front had gedaan en door zijn reportages ongekend populair was bij de gewone Sovjetburgers, voelde zich geroepen om de Rode Tolstoj te worden. Van 1943 tot en met 1949 werkte hij dan ook aan wat het eerste deel van wat zijn tweeluik over de Tweede Wereldoorlog zou worden.
Maar zolang Stalin leefde, was het niet eenvoudig om over die oorlog een waarheidsgetrouw verhaal te schrijven, waarin het meest uiteenlopende menselijke gedrag aan de orde zou komen en de chaos binnen het opperbevel niet verzwegen werd. Een Sovjet-soldaat moest namelijk behalve een onversaagde held, ook een trouwe communist en vooral geen overloper, collaborateur of twijfelaar zijn.
Einstein
Toen Grossman in 1949 elf van zijn uiteindelijke 177 hoofdstukken in een afzonderlijke uitgave publiceerde, gingen die alleen over gevechten, beschietingen, bombardementen en voorbeeldige communistische helden. De natuurkundige Viktor Strum – de hoofdpersoon uit Leven en lot, het beroemde vervolg van Stalingrad – en zijn aangetrouwde familie de Sjaposjnikovs kwamen er niet in voor, terwijl zij de belangrijkste personages in de roman waren. Ook in de delen die een jaar later in het literaire tijdschrift Nieuwe Wereld verschenen, was geen plaats voor niet-militaire hoofdstukken. Strum mocht deze keer wel meedoen, maar dan niet als hoogleraar natuurkunde, maar als militaire partijcommissaris, wat Grossman weigerde.
Lees ook
In ‘Leven en lot’ waan je je in een duizelingwekkende en actueel geworden nachtmerrie
Ondertussen werd de ene na de andere nieuwe versie van de roman door de censuur afgewezen uit angst voor de mogelijke gevolgen, steeds weer met andere argumenten. Zo moesten in Grossmans zesde versie Strum en de Sjaposjnikovs plaatsmaken voor uitermate saaie stukken over de historische rol van Stalin in de oorlog.
In weer een nieuwe versie werden hoofdstukken toegevoegd over de heldhaftige fabrieksarbeiders en mijnwerkers in de Oeral en Siberië. Deze keer bereikte Grossman een compromis over Strum, die hij ondergeschikt moest maken aan een nieuw personage, de wereldberoemde natuurkundige Dmitri Tsjepyzjin. Toch zag de schrijver het als een overwinning, want hij had Viktor Strum behalve op zichzelf ook gebaseerd op zijn leermeester Lev Strum, die in 1937 in Kyiv ten prooi was gevallen aan de Stalinterreur. Maar ook nu liet hij zich niet helemaal temmen, want hij zette Tsjepyzjin neer als een autonome denker met idealistische, anti-leninistische ideeën, wat in een volgende versie helaas weer moest worden aangepast.
Uit de editie die in 1952 daadwerkelijk van de drukpers rolde, waren ook de passages over egoïstische, corrupte, liederlijke, wodka smokkelende of anderzijds criminele militairen geschrapt. Ook de beschrijvingen van hun onderkomens vol luizen, vlooien en stront waren nu verdwenen. En nog altijd was elke verwijzing naar de Joodse afkomst van Strum taboe, wat nog eens werd versterkt doordat Stalin in die dagen met een antisemitische campagne was begonnen waar veel vooraanstaande Joden het slachtoffer van zouden worden.
Dood van Stalin
Na de dood van Stalin in 1953 verdampte de angst bij de uitgevers. Drie jaar later verscheen dan ook eindelijk een voor iedereen min of meer acceptabele, definitieve editie van Stalingrad. Op die uitgave baseerden vertalers Robert en Elizabeth Chandler zich voor de eerste Engelse vertaling van dat boek. Als eerbetoon aan de schrijver voegden ze er ook de gecensureerde fragmenten toe die ze in de elf typoscriptversies hadden gevonden.
Op hun beurt namen Annelies de hertogh en Els de Roon Hertoge die Engelse editie als uitgangspunt voor hun voortreffelijke en secure Nederlandse vertaling. De inconsistenties die ze in die versie tegenkwamen als gevolg van Grossmans vele aanpassingen, hebben zij zoveel mogelijk gelijkgetrokken. Daarbij baseerden zij zich vooral op de vondsten die ze deden in de derde typoscriptversie. Voor het eerst is nu door hun ijver een zo compleet mogelijke editie van Stalingrad verschenen, die Grossmans goedkeuring zeker zou hebben gekregen. Het maakt deze Nederlandse vertaling dan ook uniek.
Het verhaal van Stalingrad, dat aanvankelijk Voor de goede zaak heette, is boven verwachting boeiend, juist omdat het een vergelijkbare, alles en iedereen verzengende chaos laat zien als in de huidige oorlog in Oekraïne. Je beseft daardoor dat er niet zoveel veranderd is in het menselijke gedrag in extreme geweldssituaties.
Ook mis je in Stalingrad niet de geweldige filosofische passages over goed en kwaad, over de volgzaamheid van de meerderheid in een dictatuur of de vergelijking van het nationaal-socialisme met het communisme, die Leven en lot zo bijzonder maakten. Die passages zouden er in 1961 toe leiden dat het volledige typoscript van dat boek door de KGB in beslag werd genomen en vernietigd, omdat publicatie een atoombom onder het communistische systeem zou leggen. Alleen een bij vrienden verborgen kopie zorgde er jaren na Grossmans dood voor dat Leven en lot alsnog, in Zwitserland, gepubliceerd kon worden.
In Stalingrad excelleert Grossman net als in Leven en lot in zijn karakteriseringen van gewone mensen in oorlogstijd, of het nu militairen zijn of burgers, Russen of Duitsers. In zijn beschrijvingen van Hitler en Mussolini steekt hij zelfs menige historicus naar de kroon.
Vooral de belevenissen van leden van de familie Sjaposjnikov, die tot de intelligentsia behoren, maken het verhaal meer dan de moeite waard. Je gaat bijna van ze houden en laat een traan als het hun tegenzit. Zo is de 26-jarige, wereldse Zjenja Sjaposjnikova getrouwd geweest met de fanatieke, knorrige kolonel Nikolaj Krymov, die voor de Komintern heeft gewerkt. Hij is op een zijspoor gezet en dient nu als politiek commissaris aan het front, waar hij steeds gedesillusioneerder over het communisme raakt.
Zjenja is bij Krymov weggegaan, omdat ze zich steeds meer aan zijn gemopper begon te ergeren. Maar ook al meent ze dat haar liefde voor hem over is, ergens houdt ze nog altijd van hem, zoals Krymov op zijn beurt naar haar terugverlangt. De manier waarop Grossman hun twijfels en gemankeerde verhouding neerzet is ronduit meesterlijk.
De afkalvende liefde van Viktor Strum voor zijn vrouw Ljoedmila Sjaposjnikova, wier eerste man in 1937 tijdens de Stalinterreur is verdwenen, wordt even aangrijpend beschreven. Zeker als Strum een verhouding krijgt met een andere, veel jongere vrouw en tegelijkertijd beseft nooit zonder Ljoedmila te kunnen, zoals ook uit Leven en lot zal blijken.
Net zoals in dat laatste boek is ook in Stalingrad sprake van de afscheidsbrief die Strum van zijn moeder krijgt. Zij zit opgesloten in het Joodse getto van het Oekraïense stadje Berditsjev en stuurt een laatste groet aan haar geliefde zoon. Maar waar in Leven en lot die afscheidsbrief in zijn geheel te lezen is en je daardoor een diep inzicht geeft in de banaliteit van het antisemitisme, is er in Stalingrad alleen maar sprake van. Dat laatste komt ongetwijfeld doordat in de Sovjet-Unie, en ook in een roman, niet over het lot van de Joden gesproken mocht worden. Maar in Stalingrad geeft juist dat voortdurend noemen van die brief het Joodse leed een extra lading.
Juist zulke passages laten je ieders wanhoop, angsten, twijfels, dilemma’s en onzekerheden in oorlogstijd voelen. En alleen dat al maakt Stalingrad zo bijzonder.
Natuurlijk gaat een groot deel van de roman over de oorlog zelf. Er wordt gevochten en gesneuveld, de bombardementen lijken eindeloos te duren. Grossman beschrijft het allemaal zo indringend als alleen een ooggetuige dat kan. Neem alleen al een zin als deze over een aanvliegende bom: ‘Dit geluid, dat zo’n drie, vier seconden aanhield, doordrong alles wat leefde, en alle harten, zowel van de ten dode opgeschrevenen als van hen die zouden overleven, krompen ineen van angst.’
Botteriken
Tijdens de gevechten is iedereen aan Sovjetzijde een held, zoals de regels van het socialistisch realisme voorschreven. Grossman laat je dat extra goed beseffen als hij beschrijft dat de meeste Sovjetsoldaten in Stalingrad wisten dat ze het niet zouden overleven. Het maakte hen uitermate cynisch, maar ook vastbesloten om tot de laatste snik door te vechten. Die heldenpassages en pathetische zinnen over de kracht van het ‘vrijheidslievende Sovjetvolk’ zijn net als die over de noeste fabrieksarbeiders en mijnwerkers behoorlijk over the top, maar je vergeeft het Grossman, omdat hij zulke propagandateksten wel moest schrijven als hij zijn boek gepubliceerd wilde krijgen.
Wat dat heldenpathos en overdreven patriottisme betreft wijkt Stalingrad dan ook behoorlijk af van het veel realistischere Leven en lot, waarin ook plaats is voor de fatale strategische beslissingen van Stalins opvolger Nikita Chroesjtsjov. Maar mede daardoor mocht dat boek na zijn voltooiing niet verschijnen.
Tegelijkertijd heeft het pathetische bij Grossman soms ook een functie. Zo vraagt de doodsbange Zjenja zich na afloop van een Duits bombardement af of de toekomstige generaties zich het menselijke lijden nog zullen herinneren. en dan schrijft hij: ‘Het is niet bestendig zoals de stenen van monumentale gebouwen en de roem van generaals; het bestaat uit tranen en fluisteringen, de laatste zuchten en reutels van stervenden, kreten van wanhoop en pijn, en het verdwijnt zonder een spoor achter te laten, samen met de rook en het stof die door de wind boven de steppe worden verspreid.’
Dat die zorg voorbarig was, zou Vladimir Poetin de wereld tachtig jaar later inpeperen. Je hoeft alleen maar naar zijn oorlog tegen Oekraïne te kijken om te beseffen dat alles wat je in Stalingrad leest, zich in al zijn gruwelijkheid herhaalt.