N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Vier jaar na de inmiddels beruchte uitspraak van de Raad van State begint de nieuwe stikstofaanpak van het kabinet eindelijk vorm te krijgen.
Al jaren wordt in Nederland veel meer stikstof uitgestoten dan de natuur kan verdragen. Met alle gevolgen van dien: kwetsbare natuur wordt overwoekerd. Hoe nu verder? Nederland is klein en vol: nieuwe activiteit – een veehouder die een stal wil uitbreiden, een provincie die een snelweg wil verbreden, het Rijk dat nieuwe woonwijken wil bouwen – leidt al snel tot extra stikstofdruk op kwetsbare natuurgebieden. Dat mag niet, oordeelde de Raad van State in 2019.
Aan stikstofminster Christianne van der Wal (VVD) de taak om de uitstoot flink te reduceren, zodat de natuur kan herstellen en er makkelijker gebouwd kan worden. De eerste stap: het verleiden van drieduizend zogenoemde piekbelasters, die de grootste invloed hebben op de kwetsbare natuur, om hun stikstofuitstoot te verkleinen. Maar hoe weet Van der Wal wie de piekbelasters zijn?
Hexagonen
De rol van de landbouw
Iedere sector moet de komende jaren minder stikstof uitstoten, maar veel bestuurlijke en maatschappelijke aandacht gaat uit naar de agrarische sector.
De focus op de agrarische sector is niet zonder reden. De landbouw is volgens berekeningen van het RIVM de grootste bron van de stikstof die kwetsbare natuurgebieden belast. De veehouders spelen daarin de grootste rol.
Dat komt doordat veehouders vaak relatief dicht bij natuurgebieden zitten. De mest en urine die hun veestapel produceert, veroorzaken uitstoot van de stikstofverbinding ammoniak. Die stikstof vervliegt door het hele land, maar dicht bij de stallen landen de grootste hoeveelheden. Bovendien stoot de landbouw veel stikstof uit: de lijst met de honderd grootste stikstofuitstoters van het RIVM telt negentig veehouderijen.
Met een speciale ‘piekbelasteraanpak’ wil stikstofminister Van der Wal dit jaar de drieduizend grootste belasters aanpakken. De hoop is dat zij uit eigen beweging meedoen aan „woest aantrekkelijke” uitkoopregelingen, maar dwang – ‘verplichtend instrumentarium’ heet dat in bedekte termen – wordt niet uitgesloten om de doelen te halen. Liever niet, klinkt het vaak uit de mond van Van der Wal, maar Nederland moet nu écht werk maken van de stikstofreductie.
Aerius
Hoe bepaalt minister Van der Wal welke bedrijven de kwetsbare natuurgebieden het meeste belasten, en dus welke ze moet verleiden tot uitkoop?
Hier komt het ingewikkelde rekenmodel van het RIVM om de hoek kijken. Dat model, Aerius, kan op basis van de uitstoot (emissie) uitrekenen in welk hexagonen hoeveel van deze stikstofdeeltjes terechtkomen (depositie). Het zijn complexe berekeningen waarbij rekening moet worden gehouden met vele factoren. Het werkt ongeveer als volgt.
Alles draait om neerslag
Aerius is openbaar: iedereen kan er zijn eigen berekeningen mee doen. NRC rekende ook met het model en voerde de gegevens van het voorbeeld van de koeienboer in.
Wat levert het uitkopen op?
Door de uitstoot van heel veel bedrijven door te rekenen, kan Van der Wal dus een lijst met piekbelasters opstellen: de bedrijven die het meeste bijdragen aan de stikstofbelasting van kwetsbare natuurgebieden.
NRC kan die berekeningen niet exact nadoen. Het RIVM gebruikt gegevens uit de jaarlijkse landbouwtelling. Boeren moeten daar ieder jaar invullen hoeveel dieren zij hebben, in wat voor stal die staan en waar die stallen dan staan. Die gegevens zijn niet openbaar.
Wel maakten de provincies Gelderland, Noord-Brabant en Limburg de vergunningen van veehouderijen openbaar. Op basis van die gegevens rekende NRC bijvoorbeeld de stikstofneerslag van de bedrijven binnen een kilometer van de Veluwe uit.
Veel piekbelasters in de veehouderij zullen in deze provincies liggen. Het zijn belangrijke landbouwprovincies: meer dan de helft van de stikstofuitstoot van de landbouw komt er vandaan. Ook ligt bijna de helft van de beschermde natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, in deze provincies. Veel intensieve veehouders zijn hier ook gevestigd: van de negentig grootste stikstofuitstotende veehouderijen staan er bijna zeventig in Limburg, Noord-Brabant of Gelderland.
Hoeveel bedrijven Van der Wal wil uitkopen is niet bekend. Zij hoopt dat haar gecombineerde aanpak – boeren mogen bijvoorbeeld ook hun uitstoot reduceren door hun stallen te innoveren – ongeveer hetzelfde oplevert als het voorstel van kabinetsadviseur Johan Remkes. Afgelopen najaar stelde hij voor om snel werk te maken van het uitkopen van de zeshonderd grootste piekbelasters.
Door het uitkopen van de zeshonderd grootste belasters in de veehouderij neemt het aantal hectare dat overbelast is door stikstofneerslag af. Volgens berekeningen van NRC stijgt het aandeel hexagonen onder de kritische depositiewaarde van 33 procent naar ongeveer 36 procent.
Een begin gemaakt
Als de piekbelasteraanpak volgens Van der Wals verwachtingen werkt, zal dat de stikstofneerslag volgens hoogleraren Jan Willem Erisman (Universiteit Leiden) en Wim de Vries (Wageningen University & Research) voldoende reduceren om Nederland van het slot te halen. Maar, benadrukken zij, dan is pas net een begin gemaakt aan het natuurherstel. Zo maakt het uitkopen van de top-600 een belangrijk maar klein verschil. Zo klein dat het nauwelijks zichtbaar is op de kaart.
Het einddoel in de Stikstofwet – 74 procent van het natuurgebied onder de kritische depositiewaarde in 2035 – is dus nog ver weg. Om daarbij in de buurt te komen is volgens experts een reductie van de veestapel met zo’n 30 à 35 procent nodig. Een flinke operatie, waar ook nog minder tijd voor beschikbaar is, want de huidige coalitie wil dat doel al in 2030 halen.
Politiek onomstreden is die ambitie allerminst. De grote winnaar van de afgelopen Provinciale Statenverkiezingen, de BoerBurgerBeweging, wil de vervroeging van tafel. Verplichtend instrumentarium is überhaupt onbespreekbaar, zei partijleidster Caroline van der Plas.
- Tekst en onderzoek
- Rik Wassens en Wouter van Loon
- Visualisaties
- Pepijn Barnard, Roos Liefting en Tim Tensen
- Digitale vormgeving
- Koen Smeets
- Eindredactie
- Renée Peereboom
- Coördinatie
- Midas van Son en Winny de Jong