In twee dagen is de stemming in het glooiende, groene ZuidLimburgse plaatsje Vaals omgeslagen van verwondering en vreugde naar irritatie. Van vreugde over een prachtig geschenk, naar irritatie omdat iedereen daar alles over wil weten.
Nog maar een paar dagen geleden werd bekend dat huisbaas Anneliese Houppermans was gestorven en haar tien tot twintig huizen in Vaals, Lemiers en Vijlen heeft nagelaten aan haar huurders. Een bijzondere erfenis omdat de meeste huurders geen andere band met haar hadden dan die van huurder-verhuurder.
Aan de eerste verslaggever wilde een enkele huurder nog wel vertellen over de verrassing en de vreugde. Want ja, het kwam voor iedereen onverwacht. En, voilà, ook nog wel een keer tegen de volgende journalist. Daarna was het welletjes. En toch bleven journalisten aanbellen. Niet alleen uit Nederland, ook uit Duitsland en België. Met fototoestellen en draaiende camera’s. Toen gingen in Vaals de luiken dicht.
Letterlijk. Want in deze streek zijn veel huizen voorzien van stalen rolluiken voor de ramen.
De journalisten bleven aanbellen. Toen gingen de luiken dicht
Een kar met groenten en fruit
De meeste huizen van Anneliese Houppermans staan in Vaals. De Maastrichterlaan doorkruist het plaatsje met tienduizend inwoners. Het huizenrijtje naast frituur Delnoye was in z’n geheel van Houppermans. De witte luiken op de benedenverdieping zijn dicht, maar bij de frituur is het druk. Buurtbewoners, racefietsers, een enkele toerist. De eigenaar van de frituur haalt zijn schouders op. Wat hij ervan vindt? „Ik heb toch niets geërfd?”
Een paar honderd meter verderop, in een zijstraat, vertelt Piet Ortmans (81) dat hij Anneliese Houppermans al kende toen hij een jong kind was. Hij houdt zijn vlakke hand op een meter van de grond. Ze woonden vlak bij elkaar, in Lemiers, een dorp verderop. Haar vader ging met een kar fruit en groente langs de deuren en zij ging met hem mee. Toen haar vader overleed, ging zij alleen met de kar rond. Later werd die kar een busje. Het contact was vriendelijk, zegt Ortmans. Vrolijk was ze, maar wel wat apart. „Appelen-Marie” noemden ze haar. Altijd droeg ze een oude broek en slobbertrui. Ze bleef alleen, kreeg geen kinderen. Dat ze geld had, kon je niet aan haar zien. Maar iedereen wist dat, zegt Ortmans. Tot kort voor haar dood begin februari, ze was 87, reed ze rond in een witte bestelbus. Ortmans: „Als die aan kwam rijden, leek het net alsof er niemand in de bus zat. Ze was heel klein en kwam nauwelijks boven het stuur uit. Ze zag eruit als een oud heksje.”
Ortmans woont tegenover een van de huizen die van Anneliese Houppermans waren. Farhang Monem (60) doet uit beleefdheid open, zijn grijze haar in een staartje in zijn nek. Hij was sprakeloos toen hij het hoorde, zegt hij. Hij huurt het huis al vijf jaar en wil er blijven wonen. Hij vond Houppermans een vriendelijke vrouw maar kende haar niet heel goed. Hij en de huurder op de benedenverdieping hoorden pas recentelijk van haar dood. En dan is het wel weer welletjes met de journalist, voorzichtig sluit hij de deur.
Erfbelasting
Terug naar de Maastrichterlaan. Aan de overkant, in een rustige straat, ligt het kleine twee-onder-een-kaphuis van een van de gelukkige huurders van Houppermans. Eerder vertelde de 33-jarige man tegen De Telegraaf hoe verrast hij was door de brief van Houppermans’ notaris. Hij zal 75.000 euro erfbelasting moeten betalen, maar dan is de woning van ruim tweeënhalve ton van hem.
Ook andere huurders zullen erfbelasting moeten betalen over de geschonken huizen. Kinderen en partners betalen een laag tarief, overige familieleden, vrienden of anderen betalen 30 procent over de eerste 152.368 euro en 40 procent over de rest.
De tocht langs de huizen van Houppermans in Vaals en het naburige Lemiers leert dat het vooral om kleine eengezinswoningen gaat, en wat grotere huizen verdeeld in verschillende appartementen. Het ene huis is beter onderhouden dan het andere. Geen luxe. Wel een mooi cadeau. „Een prachtig cadeau”, zegt een van de huurders door een kier van de deur. „Maar moet ik dat aan iedereen vertellen?”
Alleen de deur van het huis van Hans Hendriks (69) staat wagenwijd open. Hij woont net buiten Vaals. De radio klinkt tot op de straat. Hendriks verschijnt in de deuropening. Zongebruind, hawaïbloes en lichtblauwe hoed. Even later serveert hij een bekertje roomijs en koffie in een mok met Arnold Schwarzenegger erop. Vroeger toen hij jong was, was hij zelf ook zo’n spierbundel. Wacht maar, dan zal hij straks wat foto’s laten zien. Jong, knap en sterk was hij toen.
Hij heeft gehoord van de goedgevigheid van zijn huisbaas, mevrouw Houppermans, jazeker! Alsof je in dit tienduizend zielen tellende plaatsje zoiets zou kunnen missen. Alleen, hijzelf heeft geen notarisbrief gehad. En heel eerlijk gezegd, hij zit er ook niet op te wachten.
Zijn huis kiert, onderhoud is hard nodig, maar hij is er zeer tevreden mee. Hij heeft een fijne buurman, een kunstenaar die graffitispuiter is. Ze helpen elkaar als het nodig is. Ook hij heeft al heel wat journalisten aan de deur gehad. Daar net nog, riep zo’n juffrouw: „U bent een gelukkig man!” „Nou, mevrouw”, had hij geantwoord, „Geluk zit ’m niet in geld. En ook niet in huizen. Geluk zit in je hart.”
Het gebeurt: mensen die op straat Maxim Februari zien lopen, hem op de schouder tikken en zeggen dat ze hem missen. Dat hun kinderen hem zo graag lazen. Of, zoals een vrouw laatst, dat ze elke dag aan hem dacht. Jaren terug had hij geschreven dat mensen ’s ochtends voor de kledingkast staan en denken: shall I be sexy or shall I be warm? Keek ze nu ’s ochtends in haar kast, dan dacht ze aan Februari.
Hij zet koffie op de keukentafel in zijn huis in – nou ja, aan de telefoon had hij gezegd dat het beter was om maar niet op te schrijven in welk dorpje hij precies woont, want er zijn vreemden die hem dan mailen of bellen en zeggen: ik wil iets bespreken en ik kom wel bij je langs, daar in dat dorpje. Op de hoek van de tafel ligt een stapeltje met zijn leesbril, krantenknipsels en zijn boek Doe zelf normaal uit 2023, dat nogal een succes werd.
Zo werkt hij: dingen lezen, informatie verzamelen, het bij elkaar brengen op een stapeltje, in een bak en er dan, het kan zomaar een jaar duren en ook daarna houdt het denken niet op, over schrijven. Een kwart eeuw, week in, week uit, schreef hij columns voor de Volkskrant en later NRC. Nogal een bezigheid, want de lezer ging terugpraten en stuurde steeds meer mails – uiteenlopend van ideeën over nieuwe overheidssystemen tot de vraag of de lezer nou bij haar man moest blijven. En bijna altijd verwachtte de lezer dat Maxim Februari het antwoord had.
Het werd, zegt Februari als hij is aangeschoven in een houten stoel met hoge rugleuning en brede armsteunen, steeds groter en groter. Tot het te groot werd. „De column is het podium. Maar wat er in de coulissen gebeurt, is dat elk onderwerp dat je agendeert tot twintig aanvragen voor lezingen leidt. Het ontploft. En na verloop van tijd krijg je een hekel aan jezelf.”
Hij is, zegt hij, iemand die liever niet veel praat. „Ik luister graag, hoor de argumenten. En als je dan in een rol wordt gebracht waar je steeds maar naar voren wordt geschoven als iemand die het allemaal maar moet vertellen, dan wringt dat een beetje met mijn persoonlijkheid. Dus het was ook goed om daar even van af te geraken.”
Dus stopte hij. Lezers teleurgesteld, want wat moesten ze zonder hem. Krantenredactie beteuterd, want hoe hadden we dit laten gebeuren. Maar de columnist was opgelucht.
Voortaan, schreef hij in zijn laatste van 617 columns, was hij „een deur verderop”. „Het wordt lente, er begint iets nieuws, je ruikt het in de lucht, je ziet het licht in de verte al helderder worden.” Punt. Verlost van het strakke regime ging hij meer lezen, kijken, denken, luisteren en, dat was het plan, uitrusten.
Alleen ligt er nu dus weer een stapeltje op de keukentafel. De krant bleef maar mailen of ze niet weer eens in gesprek konden. Begin dit jaar dacht hij: misschien wel een goed idee. Na één gesprek in Amsterdam wisten de mensen van de krant: hij is binnen. Hij zelf was daar ook wel van overtuigd. Dus staat hij vanaf deze woensdag weer in NRC, voortaan eens in de twee weken, er is hem een leven naast de column gegund.
Waarom zei u nu wel ja?
„Met alles wat er op het moment gebeurt kun je wel heel hard roepen wat er allemaal níet moet gebeuren. Maar schrijven is een belichaming van wat je wél wilt. Het is een akte van wat we willen behouden, wat belangrijk is. Het laten zien wat beschaving is, wat cultuur is, wat dat inhoudt, hoe dat eruitziet. Mijn leven is nou eenmaal zo gelopen dat ik die functie kan vervullen op momenten dat het belangrijk is.”
Toen u vertrok als columnist zeiden mensen tegen u dat u uw macht opgaf. Was dat zo?
„Nee. Ik heb nooit macht gehad. Mensen denken ook altijd dat ik bij de krant werk, dat ik invloed heb op wat de krant doet. Terwijl ik gewoon in mijn eentje door de maatschappij zwerf. Ik heb geen beslissingsbevoegdheid. Ik ga niet over geldstromen. Ik kan niets beslissen. Dus macht heb ik op geen enkele manier. Misschien heb ik hier en daar een beetje invloed, maar dan vooral op mensen die toch al geneigd zijn om na te denken.”
Alexei Krumps, één van de hoofdpersonen van uw roman ‘Klont’ uit 2017, wordt op een gegeven moment moe van de positie die hij in het publieke debat heeft gekregen. Ze zien hem als een „heiland”, zegt hij. Natuurlijk, het is een roman, maar toch: ik dacht dat het misschien liet zien dat u al langer twijfelde over de positie die u door uw column had.
„Het interessante van die positie, en daarom is het natuurlijk in die roman terechtgekomen, is dat je kunt merken hoe de verwachting van het publiek op jezelf uitwerkt. Die verwachtingen werden steeds groter, dan kan je onzin gaan vertellen. Het interessante is natuurlijk dat je de verleiding van het populisme aan den lijve ondervindt, dat je steeds meer gaat vertellen wat je denkt dat mensen verwachten dat je gaat vertellen. Ik heb daar een beetje ervaring mee, maar ik heb het nooit uit de hand laten lopen. Ik wist altijd op tijd te stoppen.”
U heeft geen onzin verteld?
„Nee.”
Ook niet een beetje?
„Nou ja, ik ben romanschrijver.”
Niet meegaan in die verwachtingen kost ook energie, zegt hij. „Iedereen die aan de universiteit werkt weet dat je soms een sabbatical moet nemen.”
U bleef wel schrijven en stapte over naar Vrij Nederland.
„Ja, het voordeel van de universiteit is dat de arbeidsvoorwaarden iets beter zijn dan die van freelancer. Die moet zichzelf overeind zien te houden. Het is, laat ik het zo zeggen, niet zo dat ik al kan stoppen met werken. Dus ik dacht, ik ga wel iets doen. Toen maakte ik de afspraak om twee jaar voor Vrij Nederland te gaan schrijven. Maar halverwege veranderde daar opeens het regime [er kwamen een nieuwe eigenaar en hoofdredacteur, red.] en ben ik vertrokken.”
Het soort ijdelheid dat mensen tegen je op kijken vind ik niet zo prettig
Voelde het onzichtbaar om ineens de positie en het gezag die u had dankzij uw columns kwijt te zijn?
„Ik ben uitermate bereid straks al mijn negatieve eigenschappen met je door te nemen. Maar één positieve eigenschap is dat ik niet zo heel erg ijdel ben, anders dan, denk ik, andere mensen in het metier. Ik heb niet het gevoel dat ik nou iets losliet.”
Bestaat dat, een schrijver die niet ijdel is?
„Oh ja, een beetje wel. Ik bedoel, alle mensen zijn ijdel. Ik ben ook ijdel. Maar sommige mensen in dit vak zitten er nog iets boven en daar hou ik niet zo van.”
Is het een ijdelheid waarbij je plezier hebt in het delen van je ideeën, niet het jezelf willen horen praten?
„Het soort ijdelheid dat mensen tegen je op kijken vind ik niet zo prettig. Daar komt bij: ik was eigenlijk gewoon van plan een roman te schrijven. Want dat is hoe ik ooit het leven ben begonnen, per toeval ben ik toen bij de krant terechtgekomen omdat ik iets moest verdienen. Ik had nu ook even nodig om in plaats van non-fictie weer fictie te gaan schrijven. Dat kun je niet zomaar besluiten op een dag, dat heeft rust nodig. En ik was best moe. Het hielp dat Vrij Nederland me niet erg aan het sturen was. Dus ik ben een grotere wending gaan maken naar de wereld van de kunst en literatuur, ben weer zelf aan het schrijven gegaan. Dat staat nu in de steigers.”
U heeft weer een boek geschreven?
„Nee, nee, nee, was het maar waar. Ik ben ermee begonnen, ik weet waar het over gaat. Er is een outline, dus ik kan gaan schrijven. Het duurt bij mij altijd even voor ik op het punt ben aanbeland dat ik kan gaan schrijven. Het vereist lezen en luisteren en kijken. Daar had ik nu de tijd voor. Ik heb ook wel geestige dingen gedaan, zoals een tekst voor het Groot Omroepkoor geschreven, kwam aan dingen toe waar ik anders geen tijd voor had. Dat wringt je een beetje uit de gebaande paden.”
En nu gaat u weer terug naar de gebaande paden, met een strak ritme van columns, deadlines en woordenlimieten.
„Er gebeurt natuurlijk wel van alles dat commentaar vereist. Het laatste half jaar beginnen zelfs mensen op straat mij te verwijten dat ik niet meer schrijf. Dat de tijd erom vraagt.”
Dat is precies die positie waarin mensen verwachtingen van u hebben.
„Ja. Maar ik ben van nature heel calvinistisch en heel erg vatbaar voor suggesties van plicht. Dus ik was het er ook wel een beetje mee eens. Maar dat duurde wel vrij lang.”
Het opzij schuiven van rechten is geen methode waarmee je de samenleving overeind houdt
Voor u die plicht weer voelde?
„Nee, voordat ik wist wat die plicht inhield en waarom en hoe precies mijn opdracht in de wereldgeschiedenis past, wat mijn plaats in de wereld was. En ook wat de plaats is van het maatschappelijke gesprek. Er is veel markt, héél véél markt, die partijen nemen staatstaken over. Dan zijn er staten die zich groot proberen te maken. En ik zit op de positie van de samenleving, waar de kunst zit, van oudsher ook de kerk. Daar kun je correcties aanbrengen op wat er in de markt en de staat gebeurt. Dat is een belangrijke plek en tegelijkertijd is ze ongrijpbaar. Dus daar dacht ik over na. Wat hebben we nodig op die plek van kunst, kerk en samenleving, columnistiek, maatschappelijk debat? En toen kreeg ik daar langzamerhand ook wel weer een heldere overtuiging over. En ik dacht, dan moet ik het ook zelf doen.”
Hij grist naar het stapeltje rechts van hem, zet zijn bril op. Hier, zegt hij, een interview met de voormalige baas van MI6 in NRC laatst. Hij leest voor: dat veiligheid volgens de ex-spion niet alleen gebaseerd is op „militair vermogen”, maar ook op technologische innovatie. Daarom zou het „gekkenwerk” en „echt idioot” zijn dat Europa techbedrijven „onnodig” wil reguleren.
Dit, zegt Februari, „is volgens mij een cruciale uitspraak over deze periode. Enerzijds heeft hij natuurlijk gelijk, want Europa zal iets moeten doen om zich staande te houden tegen grote machten van buiten. Maar de andere kant van wat hij zegt is dat we het denken over mensenrechten, grondrechten en burgerrechten maar moeten afschaffen. Dan is de volgende vraag: waar heb je Europa nog voor nodig? Dan geven we, net als nu in de Verenigde Staten, alle macht aan de markt. Dan heft Europa zich op.”
Mario Draghi zegt hetzelfde: Europa moet grote bedrijven stimuleren verder te groeien, zodat het continent een geo-economische speler van belang is. Anders zouden grote machten over ons heen lopen. Dan kunt u democratische bezwaren hebben, maar wat doen die er toe als het continent verzuipt?
„Ik ben er ook niet voor dat we ons economisch onder de voet laten lopen. Maar je kunt niet zeggen dat het gekkenwerk is om na te denken over regulering, want dat doe je juist om te behouden wat je hier aan het verdedigen bent. Want wáárom wil je je niet onder de voet laten lopen? Wat heb je aan innovatie als je vervolgens de democratische rechtsstaat weggooit? Tijdens corona was er precies dezelfde redenering: we zijn nu ziek, dus we doen even niet aan grondrechten. Er is nu oorlogsdreiging, dus we doen even niet aan mensenrechten. Maar zo werkt het niet.”
Of wel.
„Ja, of wel. Israël probeert het nu: we zijn ons aan het verdedigen, dus we doen even niet aan mensenrechten. Maar rechten opzij schuiven is uiteindelijk geen methode waarmee je de samenleving overeind houdt, omdat rechten burgers beschermen. Als je het alleen maar hebt over machten die tegenover elkaar staan, denk je de burger weg uit het geheel. Het hele terrein van de kunst en de samenleving is intussen uit de discussie verdwenen. En dat is voor mij reden om te zeggen: misschien moeten we dat met z’n allen terugpakken. Ook als de rechtsstaat onder invloed van macht en technologie ingrijpend verandert, zou het op zijn minst een onderwerp van gesprek moeten zijn: hoe behouden we nog iets aan rechtsbescherming voor de inwoners? Ga je het recht helemaal afschaffen of geef je er nieuwe vormen aan? Misschien is het mijn liberale inborst, maar ik ben erg gehecht aan individuele rechtsbescherming.”
Hij begint over de topman van een groot technologiebedrijf die hij ooit hoorde zeggen: over een tijdje hebben we mensenrechtenverdragen niet meer nodig, dan gaan we mensen beschermen op basis van data. „Daar zie ik een grote bedreiging in. Dat sturen op data gebeurt al in toenemende mate. Dan gaan we dus die bescherming in datasystemen stoppen en moeten we erover nadenken hóe. Wat zijn de doelen? Wat zijn de waarden, de inrichting die de samenleving belangrijk vindt? Wat is eerlijk en rechtvaardig?”
Facebook kent misschien je zoekgeschiedenis, maar weet niet wie je bent
Daar is niet één antwoord op.
„Natuurlijk niet, maar er wordt gedaan alsof dat wel zo is. En in sommige discussies lijkt het zelfs alsof de rechtvaardigheidsvraag überhaupt niet meer ter zake is. Als we maar inzetten op innovatie, dan komt het vanzelf goed. Ik ben ervan overtuigd dat je rechtvaardigheid niet kunt computeriseren. Maar computational thinking is wel alles in een greep aan het krijgen. Alles wordt berekend, we kijken op een statistische manier naar menselijk gedrag, naar recht en naar het bestuur.”
Statistieken en data, zegt hij, zeggen nooit iets over het individu. Ze vatten mensen in profielen, die menselijk gedrag niet kunnen verklaren en al helemaal niet kunnen voorspellen. „Als je mensen sancties oplegt op basis van profielen, heb je de rechtsstaat vaarwel gezegd.”
Sam Altman van OpenAI zei laatst in ‘Financial Times’ dat hij droomde van een „persoonlijke AI” die je leven lang je data verzamelt en daardoor steeds beter weet hoe hij je kan helpen. Dan zou het wel lukken om individuen in data te vatten.
„Ik zeg altijd dat data niet aan struiken groeien. Ze ontstaan niet, je maakt ze, er zitten altijd ideologieën achter. En er vallen altijd grote delen van de werkelijkheid weg, je krijgt nooit de hele wereld gedataficeerd. De kaart is nooit het gebied. Er zijn zo verschrikkelijk veel dingen die we over iemand niet weten. Het hele gevaar van de technocraten is de suggestie dat ze alles kunnen weten. ‘Facebook kent je beter dan je geliefde.’ Nee, dat doet die niet. Hij kent misschien je zoekgeschiedenis, maar niet wie je bent. Computers kunnen heel goed rekenen. Oneindig veel beter dan wij. Maar wij kunnen andere dingen beter dan machines, en doen dat ook.”
Maar dan kun je ook denken: uiteindelijk staat er ook niet zo wezenlijk veel op het spel, de mens blijft relevanter omdat we beter zijn.
„Dat denk ik ook wel en filosofisch en historisch gezien is het allemaal reuze interessant om uit te zoeken hoe we vooruitgaan of achteruit. Maar het zijn grote ontwikkelingen, er is zomaar alweer een eeuw voorbij. In de tussentijd moeten we ook een beetje zorgen dat niet iedereen ertussenuit valt. Ik geloof niet dat we allemaal vermoord gaan worden door een AI-robot, maar de misvattingen over technologie kunnen in korte tijd, de komende decennia, wel heel veel mensen in ellende storten.”
Sam Altman heeft miljarden te besteden aan de ontwikkeling van AI en u heeft een column in NRC. Is hij, of iemand als Elon Musk, uiteindelijk niet veel meer de meester over ons lot dan wijzelf?
„Zeker, dus ik kan zeggen: ga iets leuks doen met je leven. Meepraten heeft helemaal geen zin. Maar als je dat zou zeggen, dan geef je de samenleving helemaal op. Ik ben een optimistische calvinist, dus ik geloof er wel in dat de samenleving op zichzelf moet passen. En ik geloof in het gesprek. Dat is de reden dat ik denk, weet je wat, ik kom terug.”
Een Ikea-kast in elkaar zetten tijdens een eerste date. Toen speldate-evenement Tortelen in oktober vorig jaar begon, was dat een van de spellen, vertelt mede-organisator Marjon van Blooijs. „Dat hebben we op een gegeven moment maar geschrapt, het werd logistiek een beetje lastig. Maar die kast viel ook uit elkaar.”
Tijdens Tortelen proberen 42 vrijgezellen per avond de liefde te vinden. Het is een initiatief van Abderrahman (‘Ab’) el Fellah, die het idee spontaan bedacht. „Een date voelt toch een beetje als een sollicitatiegesprek, hier proberen we er iets leukers van te maken.”
Tortelen werkt als volgt: elke avond zijn er 42 mensen die gaan daten. Vanavond 21 vrouwen en 21 mannen – maar er zijn ook avonden voor gays en lesbiennes. Ze hebben zeven dates van negen minuten met elkaar. Met de mensen met wie ze niet daten kunnen ze ook na afloop van de avond, tijdens de borrel, spreken. De spelletjes zijn bedoeld om elkaar op een luchtige manier te leren kennen. Zo moeten ze bijvoorbeeld samen hun ideale huiskamer inrichten. Gaan ze voor een blauwe of gele bank? Huisdieren? Planten?
El Fellah begon in Utrecht, en organiseert inmiddels ook avonden in Eindhoven en Rotterdam. En als het aan hem ligt, zijn ze binnenkort actief in alle grote steden van Nederland.
Want mensen zijn swipemoe. Datingapps hebben steeds minder betalende gebruikers en vooral de jongere generatie haakt af, blijkt onder meer uit peilingen van onderzoeksbureaus Statista. Singles hebben steeds meer behoefte om ‘in het echt’ hun liefde te willen ontmoeten.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Tijdens een van de rondes kunnen dates hun ideale woonkamer met elkaar inrichten. Foto Dieuwertje Bravenboer” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Tijdens een van de rondes kunnen dates hun ideale woonkamer met elkaar inrichten. Foto Dieuwertje Bravenboer” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/swipemoeie-singles-zetten-samen-een-ikea-kast-in-elkaar-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/06/09141127/data133257078-bb5b38.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/swipemoeie-singles-zetten-samen-een-ikea-kast-in-elkaar-11.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/swipemoeie-singles-zetten-samen-een-ikea-kast-in-elkaar-9.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/swipemoeie-singles-zetten-samen-een-ikea-kast-in-elkaar-10.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/swipemoeie-singles-zetten-samen-een-ikea-kast-in-elkaar-11.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/swipemoeie-singles-zetten-samen-een-ikea-kast-in-elkaar-12.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/ApEB-kNu27aqvC43WaixU13wllE=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/06/09141127/data133257078-bb5b38.jpg 1920w”>
Tijdens de rondes kunnen dates het tortelspel spelen (links) of hun ideale woonkamer met elkaar inrichten (rechts).
Foto Dieuwertje Bravenboer
Vleeskeuren
Sander Lange (29) is voor een tweede keer bij het evenement. Van datingapps werd hij niet zo vrolijk. „Al dat swipen, het vleeskeuren. Zo’n evenement is een stuk fijner. Je praat met mensen, hebt door hoe hun vibe is, hun persoonlijkheid; je krijgt meteen een heel ander soort indruk dan op een datingapp.”
Hij heeft halverwege de avond al een paar leuke gesprekken gehad. „Ik sta er met een open mind in. Ik ga in ieder geval gewoon een leuke avond hebben. Het is nu vooral gezellig kletsen en mensen leren kennen.”
Universitair hoofddocent Tila Pronk van Tilburg University doet onderzoek naar alle fases van liefde. „De zoektocht naar de liefde en hoe we relaties krijgen, is revolutionair veranderd.” Zeker sinds de oprichting van Tinder, in 2012, is het aantal online ontmoetingen enorm toegenomen. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat in 2024 ongeveer 60 procent van de heteroseksuele koppels elkaar online ontmoette.
Dat mensen snel naar datingapps grijpen, komt volgens Pronk ook omdat er een toenemend ongemak is om elkaar in het echte leven te benaderen. Volgens de relatiewetenschapper zijn daar verschillende redenen voor. Tijdens de coronapandemie werd je, vrij letterlijk, op afstand gehouden van elkaar. Er was veel minder contact mogelijk en dat zette door in de periode erna. Ook speelt mee dat mensen twijfelen of ze wel met iemand kunnen flirten of dat het risico bestaat dat ze het als grensoverschrijdend zien.
Pronk: „We moeten weer op zoek naar hoe we mogen en kunnen flirten in deze tijd. Het kernwoord is natuurlijk consent.” Het belangrijkste, legt ze uit, is om eerst oogcontact te maken. Daarmee kun je aanvoelen of die persoon openstaat voor een praatje. „Als er geen contact is, laat je iemand met rust. Maar als je dat wel hebt, geeft het niet meteen een vrijbrief. Je kunt dan vragen: vind je het oké als ik naast je kom zitten? Of: heb je zin in een praatje?”
Ook zij ziet dat er in toenemende mate onvrede is over online dating en dat mensen op zoek zijn naar ‘echt’ contact. „Maar dat is echt niet makkelijk. Het is ook goed om je dat te realiseren. Als je niet weet hoe je het aan moet pakken: you’re not alone.”
‘Het is hier geen Tinder’
Aan het begin van de avond staan de mannen en vrouwen nog wat onwennig apart van elkaar te kletsen. De vrouwen zoeken elkaar op, de mannen ook. Maar na de introductie, als het eerste spelletje is begonnen, gaat het snel. De dates lijken al snel geanimeerd. Na 9 minuten daten volgt een pauze van 3 minuten. Na de zeven dates mogen ze ieder maximaal vijf likes uitdelen. „We gaan niet eindeloos swipen”, zegt El Fellah over dat maximum tegen de singles. „Het is hier geen Tinder.”
Per avond zijn er gemiddeld zo’n vijftien matches. „Mannen geven gemiddeld twee keer zoveel likes als vrouwen”, zegt El Fellah. „We zien ook dat mannen vaker terugkomen dan vrouwen, maar vrouwen zijn dan weer sneller geneigd überhaupt naar een avond te komen. En ik hoor van ze dat ze bij ons, en dat is heel lief, de ware komen zoeken.”
El Fellah zit zelf al heel lang niet meer op datingapps. „Ik kan me nu ook niet meer voorstellen dat ik erop zou gaan.” Vroeger pakte hij op de eerste date helemaal uit. „Ik wilde dan iets vets doen, zoals paardrijden. Ik heb best wel rare dingen gedaan. Zo heb je een leuke dag gehad, of je de persoon nu wel of niet leuk vond.” Hij wil mensen aanmoedigen om in het echt meer contact te maken. „Daar zou je dit evenement niet nodig voor moeten hebben.”
Liefdescoach Ingrid Bearda is ook aanwezig bij de avond. Sinds kort kunnen deelnemers aan Tortelen van tevoren bespreken tegen welke dingen ze bij het daten aan lopen. „Eentje gaf bijvoorbeeld aan snel in de friendzone terecht te komen en vroeg zich af hoe je kunt flirten. Ik coach ze dan op: wat zijn je sterke kanten, wat is jouw kracht en wat kun je brengen?” Mensen zijn over het algemeen op zoek naar iemand bij wie ze zich veilig voelen, zegt Bearda. „Maar om dat te verlangen, moet je dat zelf ook kunnen geven. Wat heb jij te geven en wat is jouw behoefte? Dan kun je gelijkwaardig de relatie instappen.”
Na enkele dates krijgen de singles een wat langere pauze. De een bestelt een drankje, kletst nog na met een date of komt even bij door te scrollen op zijn telefoon. Simon Giesen (31) is voor de tweede keer bij het evenement. „De spelletjes zijn een leuke manier om het ijs te breken”, vertelt hij. „Ik ben iemand die niet zo van platforms zoals Tinder of Bumble is. Ik vind het veel leuker om meteen verbinding te maken met de persoon die tegenover je zit.”
Wat hij uit zijn eerste keer meenam is dat je over de meest bizarre onderwerpen een leuk gesprek kunt hebben. Zo is er een spel waarbij een dennenappel ter sprake kwam. „En toen bleek dat wij beiden zijn opgegroeid met een heel grote boom in de tuin. Dat waren dan leuke herinneringen die we konden ophalen.”
Merel Duit (rechts), hier in gesprek met een date, was „een beetje swipe-moe”. Foto Dieuwertje Bravenboer
Vastomlijnd beeld
Relatiewetenschapper Pronk ziet dat mensen zichzelf erg in de weg kunnen zitten in hun zoektocht. „Ze hebben dan al een vastomlijnd beeld van hun toekomstige partner. De klassieke lijstjes, in de hand gewerkt door apps waar je filters kunt instellen. Dit saboteert je zoektocht.”
Wat ook meespeelt is dat mensen denken gelijk een vonk te moeten voelen als ze iemand ontmoeten. Aantrekkingskracht kan groeien, zegt Pronk. „Dus als je niet meteen blown away bent, dan kan die persoon toch nog een partner voor je zijn die je supersexy en aantrekkelijk gaat vinden.”
In de zoektocht naar de liefde moet de methode ook weer leuk worden, zegt Pronk. Ze wordt dan ook enthousiast van nieuwe initiatieven als Tortelen. „Vooral het online daten is enorm gericht op resultaat. Je wil een partner en bent bezig met een heel irritant zoekspel.” Offline date-initiatieven maken het wat minder beladen, denkt Pronk.
Aan het einde van de avond worden de singles aangemoedigd om complimenten uit te delen. Iedereen gaat dan naar huis met een envelop met daarin een paar aardige woorden. Merel Duit (31) heeft net wat complimenten in de enveloppen gestopt. Ook zij was „een beetje swipe-moe”. Ze wilde weer in de flow van het daten komen en ze vond de avond wat minder statisch dan andere speeddate-evenementen waar ze is geweest. „Normaal zit je en praat je drie minuten met elkaar. En soms is drie minuten dan al te lang. Je hebt mannen tegenover je zitten die een beetje schuw zijn of niet echt durven te praten. En dan zit je daar heel ongemakkelijk. En hier kon dat eigenlijk niet, omdat je die spelletjes hebt.”
Ze heeft heel verschillende gesprekken gehad vanavond, vertelt ze. „Iemand vertelde dat hij een huis had bezichtigd en een bod wilde doen vanwege het plafond. En met iemand anders heb ik het over paramotoren gehad. Normaal verval je al snel in vragen over leeftijd of werk.”
Datingapps zullen blijven bestaan, vermoedt Pronk. „En dat is goed. Het is namelijk ook een uitkomst. Voor mensen die niet heteroseksueel zijn bijvoorbeeld zijn er online veel meer mogelijkheden om mensen te ontmoeten.” Maar een app kan het best een springplank zijn om elkaar in het echt te ontmoeten. „Pas dan weet je echt of er interesse is. En dan bedoel ik niet direct een vonk, maar nieuwsgierigheid om elkaar beter te leren kennen.”
Lees ook
Mannen hebben meer baat bij een liefdesrelatie dan vrouwen – en als het uitgaat lijden ze ook meer
Tijdens de ontmoetingen kunnen de deelnemers elkaar natekenen. Foto Dieuwertje Bravenboer
‘Gisterochtend at een Belg aan de tafel hiernaast acht broodjes”, zegt Annie Vergouwen. „Ácht?” Wim Houtepen lacht. „Echt”, zegt Annie. Haar man Ad Broere en tafelgenoot Jos Poppelaars knikken, zij waren ook getuige. „Croissaints en kaiserbroodjes en omeletten, het ging er allemaal in.”
Pinkstermaandag in de Ikea van Breda. De winkel is net open maar de tafeltjes in het grote zelfbedieningsrestaurant raken vlug bezet. Dagjesmensen die zich op hun vrije dag opmaken voor de zoektocht langs driezitsbanken, woonkeukens, deurmatten en opbergkasten.
Wim (78), Jos (76), Annie (77) en Ad (74) kopen zelden iets. Ja, batterijen en lampen en een paar werkhandschoenen. Ze komen voor het restaurant. Niet alleen vandaag en gisteren. Ad en Annie uit Sint Willebrord („ja, tutoyeren mag”) komen wekelijks vier keer, Jos uit Breda haalt dat ook met gemak en Wim Houtepen (78) spant de kroon: hij sloeg bijna geen dag over sinds zijn pensionering in 2008. Geregeld komt hij tweemaal daags. Opgeteld zit hij vermoedelijk op een bezoek of tienduizend maar hij houdt de tel niet bij. ’s Zondags slaat hij wel eens over. Dan vindt hij het te druk en drinkt hij zijn cappuccino in de McDonald’s verderop langs de Bredase woonboulevard, samen met Jos en één of twee anderen.
Wim Houtepen woont van het Ikea-groepje het dichtst bij de winkel. Twee minuten met de fiets. „Kijk, daar woont-ie”, zegt Ad, wijzend uit het raam naar een rijtje appartementengebouwen aan de andere kant van de doorgaande weg. „Kan-ie zijn vrouw in de gaten houden.”
Hij zocht gewoon iets te doen. Hij had altijd fulltime gewerkt, als onderhoudstimmerman bij de woningbouwvereniging. De Ikea was vlakbij. Hij zag wat bekenden, er vormde zich een groepje.
Samenzijn
Ze zitten op hun favoriete plek. Wit tafeltje in de hoek, raam en radiator in de rug, vrij uitzicht op heel het restaurant. Links de afruimband (‘Zet hier je dienblad terug, tack!’), recht voor hen de koffieautomaten. Ja, Pinksteren, het is ietsje drukker vandaag dan normaal, zeggen ze. Net als op regenachtige dagen en als „de Belgen” een vrije dag blijken te hebben. Het maakt hen weinig uit: het woonwarenhuis en het winkelend publiek zijn decor, het draait om het samenzijn. „Soms vullen we hier drie tafeltjes”, zegt Annie. Jantje is er niet vandaag. Gerrit is naar Mallorca. Ze drinken de koffie gratis, met hun Ikea Family Card. Wim tovert het oranje pasje uit zijn kaartenhouder tevoorschijn. ‘Ikea Family, Wim Houtepen.’
Wim wordt zonder wekker om zes uur wakker, eet een paar sneetjes brood met kaas of aardbeien, drinkt twee „kommen” filterkoffie en zit om half tien in de Ikea. Nee, zijn vrouw komt niet mee. Die vindt het te tochtig hier. „Airco.” Ze is nu vermoedelijk aan het „poetsen en wassen”, zegt Wim. „Daar houdt ze van.” Annie knikt. „Heb ik ook een tic van. Vanochtend heb ik alle kamers boven al gedaan. Stofzuigen en afstoffen en alles.” Zij en haar man Ad zijn net terug van vakantie, vertelt ze. Turkije. Appartement in Marmaris. Komen ze al zestien jaar.
Annie was baliemedewerker in het gemeentehuis van Rucphen, haar echtgenoot Ad was stukadoor. Ze komen naar de Ikea om er „even tussenuit” te zijn. ’s Middags doen ze het restaurant geregeld een tweede keer aan, maar dan op de fiets en niet met de auto. „Dan brengt ze weleens een koekske voor ons mee”, zegt Wim. „Ja”, zegt Jos, „en voor mij een hele maaltijd. Nasi of macaroni of hachee, voor in de magnetron.” Jos is al jaren gescheiden, had latrelaties en is nu weer een tijdje alleen. „Laatst had je aardappelsoep gemaakt.”
„Kijk”, zegt Wim, „daar gaat Hanneke, die komt hier ook elke dag. Met de deeltaxi.” Hanneke is een kleine, oude vrouw op weg naar de afruimband. „Er zijn veel mensen hier die elke dag komen”, zegt Annie. De „Chinezen” zijn er ook vandaag, drie vrouwen en twee mannen op leeftijd aan een rond tafeltje midden in het restaurant. Verderop zit een vast groepje uit Dongen.
Dagje ouder
Een gebruinde man in bleekgeel overhemd loopt op het viertal af. „Héé Gerrit!” klinkt het. Terug uit Mallorca. „Ik landde om half vier vannacht.” Hij pakt een stoel van een ander tafeltje en dient een anekdote op. „Ik rijd naar huis, word ik onderweg aangehouden door de politie. Ik reed 84 waar ik 50 mocht, zeiden ze. Ik zei: je mag daar toch 70? Maar goed, ze streken de hand over het hart.” „Dan heb je geluk gehad”, zegt Ad. Gerrit vraagt naar de vakantie in Turkije, Annie vertelt dat ze de reis vermoeiend vond, het is allemaal via Düsseldorf tegenwoordig, eerst twee met de auto, dan drie uur wachten, plus drie uur vliegen en dan nog naar het appartement en je wordt nu eenmaal een dagje ouder. Gerrit knikt.
Daarna vertelt Jos aan Gerrit dat een Belg aan de tafel naast hen gisteren acht broodjes at en laat het gezelschap de tafel achter voor de dagjesmensen.