Utrecht groeit, maar liefst zonder anonieme blokkendozen. ‘Hoe geef je liefde, hoe maak je de stad?’

Het is druk in de Lange Elisabethstraat. Studenten zijn op weg naar de universiteit, een man wurmt zich met zijn BMW langs een hoogwerker. Gehaast komt wethouder Eelco Eerenberg (Ruimtelijke Ontwikkeling, D66) aangefietst, met voorop een kinderzitje met Nijntje-knuffel. Hij verontschuldigt zich voor zijn vertraging. Er moest nog een kind naar de sportdag worden gebracht.

Wethouder Eelco Eerenberg en de stedenbouwkundige Sanneke van Wijk.
Foto Dieuwertje Bravenboer

Utrecht wil bouwen – móet bouwen. De stad verwacht tussen 2024 en 2040 te groeien van 374.000 naar 450.000 inwoners. In het Utrecht van de toekomst moet iedere inwoner binnen tien minuten wonen van winkels en voorzieningen als een huisarts of school. Maar hoe zet je tienduizenden extra woningen snel neer, zonder over tien of twintig jaar spijt te hebben van wat er allemaal is gebouwd, en waar? Een stad vol blokkendozen en andere ‘lelijke’ functionele architectuur, dat is het doembeeld van de gemeente.

Nu ligt er een stedenbouwkundige visie, waarin de gemeente vastlegt aan welke voorwaarden nieuwe gebouwen en grootschalige renovaties moeten voldoen. Stedenbouwkundige bij de gemeente Utrecht Sanneke van Wijk en wethouder Eerenberg laten deze ochtend – op de fiets – plekken in de stad zien die in het verleden goed, of juist minder goed zijn gelukt. Te beginnen in de Lange Elisabethstraat.

LOCATIE 1Herenmodezaak Broekman

Boven herenmodezaak Broekman zijn twaalf appartementen gebouwd. Een goed voorbeeld van stedelijke verdichting, vindt Van Wijk. „Boven winkels zit nu nog vaak opslagruimte, terwijl je daar ook woningen kunt toevoegen. Zo krijg je meer inwoners op hetzelfde oppervlak.” De gekozen steensoort past in het straatbeeld. Ook wijst ze op de gevel, die grotendeels open is: „Voorbijgangers moeten in een straat lopen die aangenaam is. Dichtgeplakte gevels met reclame van de winkel zorgen voor een gevoel van onveiligheid.”

„Hoe geef je de stad liefde, hoe maak je de stad?”, vraagt Eerenberg. „Veel beleid gaat over hoeveel woningen erbij moeten, welk percentage sociale huur er moet zijn, hoe groot en hoe hoog gebouwen mogen zijn”, vertelt de wethouder. „We willen een stad die niet alleen groeit, maar ook fijn blijft. Het is het verschil tussen een plek waar je kunt leven en spelen, en een plek waar je alleen kunt wonen.” Daarom dus die stedenbouwvisie.

De tocht gaat verder naar de Zijdebalen, waar ooit de Utrechtse zijdefabriek stond. Van Wijk legt uit dat aan de hand van het visiestuk projectontwikkelaars en inwoners al vroeg in het bouwproces kunnen letten op de impact van hun plannen op de stad. „Je hebt in Utrecht wel de commissie Omgevingskwaliteit, maar die beoordeelt de plannen pas als ze al grotendeels vaststaan. Dan kunnen vaak alleen de details nog worden aangepast.”

LOCATIE 2Zijdebalen

Een woontoren steekt zo’n acht verdiepingen boven het gebouw ernaast uit. Op straat liggen fietsen. „Als het hier waait is het akelig, een windgat”, zegt Van Wijk. Wil Utrecht de hoogte in, dan kan een ontwikkelaar beter kiezen voor ‘getrapte bouw’. „Als je de bovenste verdiepingen ‘teruglegt’, verder van de straat, ten opzichte van de rest, dan neemt de overlast van wind af. Daarnaast voelt het vriendelijker, de toren valt niet over je heen.”

Het naastgelegen appartementenblok lijkt het toonbeeld van de hedendaagse stedelijke woonvorm: een groene, gemeenschappelijke binnentuin zorgt voor een oase van rust. Maar schijn bedriegt, zegt stedenbouwkundige Van Wijk: „Bewoners vinden de akoestiek niet goed, waardoor de plek weinig gebruikt wordt.” Een les voor toekomstige bouwprojecten, vindt ze.

Even lijkt de fietstocht voortijdig te eindigen. De deur naar de groene binnenplaats van het appartementenblok is dichtgevallen. Terwijl een meegefietste landschapsarchitect op zoek gaat naar een uitweg, valt Eerenbergs oog op Lego in een raamkozijn. „Daar woont vast de stedenbouwkundige van de toekomst”, grapt hij. Al snel komt de architect terug, hij heeft een poort gevonden.

Toen Utrecht in 2021 de Ruimtelijke Strategie voor 2040 presenteerde, kon niet iedereen zich daarin vinden. Sommige inwoners vonden dat de gemeente te gemakkelijk aannam dat de stad met tienduizenden mensen zou groeien. Hoewel een petitie voor een referendum over de verdichting van de stad niet de benodigde tienduizend handtekeningen haalde, drong de kritiek door bij politici in het stadhuis. De gemeente zou te weinig oog hebben voor het behoud van de leefbaarheid van de stad, en bovendien inwoners te weinig hebben betrokken.

Nu heeft de gemeente extra aandacht gehad voor participatie door Utrechters, met enquêtes en „diverse verdiepende gesprekken”. Volgens Van Wijk heeft dat vier stelregels opgeleverd voor stadsontwikkeling. De mens moet voorop staan, er moet ruimte zijn voor „rust, ruis en reuring”, de omgeving moet groen en aangenaam zijn en er is ruimte voor ontmoeting. Voortuintjes bij nieuwbouw zoals in de Laan van Chartroise moeten daaraan bijdragen.

LOCATIE 3Ondiep

De ruimtelijke structuur van volkswijk Ondiep werd begin vorige eeuw ontworpen door de beroemde architect Hendrik Petrus Berlage (1856-1934). Langs de Laan van Chartroise staat een lang lint aan nieuwbouw, met elementen van de kenmerkende Amsterdamse school. Behalve het oog voor detail en de ramen gericht op de straat roemt Van Wijk ook de zogeheten „intermediaire zone” tussen de woning en de openbare ruimte. De huizen hebben een klein voortuintje van een paar vierkante meter, waar bewoners een bankje kunnen plaatsen of juist tegels kunnen wippen voor meer groen. „Zo’n ruimte zorgt voor ontmoeting”, stelt ze. „Anders ga je van buiten meteen naar binnen.”

De focus op kwaliteit kan in stedenbouw ook ongewenste effecten hebben. Hoe meer eisen of beperkingen, hoe hoger de kosten. Voor een projectontwikkelaar kan het reden zijn om af te zien van de bouw van een groot wooncomplex. Van Wijk erkent dat mogelijke gevolg: „Het zal misschien duurder uitvallen, maar de woningen gaan wel honderd jaar mee. In die tijd moet de stad leefbaar blijven.” Bovendien, stelt ze, veel van de eisen worden de afgelopen jaren al gesteld bij inmiddels opgestarte projecten in Utrecht.

De wethouder vreest niet dat ontwikkelaars zullen afhaken en projecten in andere steden zullen verkiezen boven bouwen in Utrecht. „Spelregels helpen ontwikkelaars ook: het zorgt voor meer samenhang in de omgeving, en minder gedoe bij de bouw.” Of de gemeentelijke visie zal leiden tot minder burgers die bezwaarprocedures starten vanwege woningbouwplannen in hun achtertuin? „Dat weet ik niet. Er zal altijd een laatste bezwaarmaker zijn die naar de Raad van State stapt.”

LOCATIE 4Wisselspoor

Op het oude bedrijventerrein van de NS, vlak bij Utrecht Centraal, verrijst een nieuwe woonwijk, Wisselspoor. „Een gebied dat altijd gesloten was, wordt nu bij de stad betrokken”, zegt Van Wijk. Het is er autoluw, elementen van oude industrie zijn hergebruikt en bewoners hebben de vrijheid gekregen om woningen met een aansprekende architectuur neer te zetten. Even verderop wordt wat meer de hoogte in gebouwd, met daarbij dertig procent sociale huur.

De fietstocht eindigt bij het stationsgebied, waar de torens de lucht in klimmen. Eerder stelde Utrecht al een hoogbouwvisie vast, waarin per stadsdeel is vastgelegd tot welke hoogte mag worden gebouwd. 105 meter, bijna de hoogte van de Domtoren, is daarbij het maximum, een enkele uitzondering daargelaten. „Vanaf 2005 was the sky the limit, nu zijn we weer iets strenger”, zegt Van Wijk.

LOCATIE 5Stationsgebied

„Als de stad verdicht, is dat een kans voor woningzoekenden en een zorg voor huidige bewoners”, zegt Eerenberg naast de groene gevel van nieuwbouwcomplex Wonderwoods. „Maar als de hele wijk er groener van wordt, dan is de weging van mensen al anders. We moeten weg bij discussies die alleen gaan over hoeveelheden en percentages.”

Woontoren Wonderwoods is volgens Van Wijk het schoolvoorbeeld van hoogbouw. Het dertig verdiepingen tellende gebouw is trapsgewijs gebouwd, is klimaatadaptief en er groeit een hectare aan groen langs de gevel. Ook de skyline van het stationsgebied is volgens haar een voorbeeld: „Je wilt bouwen op verschillende hoogtes, waardoor de stad echt een compositie wordt.”

„Sinds ik mij met stedenbouw bezighoud, zie ik overal interessante ontwikkelingen. Ook op vakantie moet ik altijd even dat ene wijkje in”, zegt wethouder Eerenberg. Dan stapt hij weer op de fiets. Op naar de volgende afspraak.