De opening van het academisch jaar ziet er dit keer net iets anders uit. Waar decennialang overwegend mannelijke rectoren het jaar mochten openen met een rede, zal het maandag precies in evenwicht zijn: voor het eerst zijn evenveel vrouwen als mannen de baas op een universiteit.
Zeven van de veertien Nederlandse universiteiten hebben nu een vrouwelijke rector magnificus. De voorbije jaren zijn heel wat mannelijke bestuurders opgevolgd door een vrouw. Zo werd communicatiewetenschapper José Sanders vorig jaar benoemd als eerste vrouwelijke rector in de geschiedenis van de Nijmeegse Radboud Universiteit. In maart werd milieukundige Carolien Kroeze aangesteld als eerste vrouwelijke rector van de Wageningen University.
De vrouwelijke opmars is te danken aan „toegenomen bewustzijn” dat het anders moet, zegt Margot Weijnen, bestuurslid van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), de financier van de wetenschap. „De raden van toezicht van de universiteiten die over de benoemingen gaan, voelen aan dat de tijd rijp is. Ze moeten vrouwen de kans geven voor functies die voorheen waren voorbehouden aan mannen.”
Vanzelf ging dat niet. Onder druk van de overheid, lobbygroepen en de academische gemeenschap, voeren universiteiten al jaren beleid om meer vrouwen benoemd te krijgen op hoge posities. Een belangrijk instrument hierin is de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren, die jaarlijks rapporteert over de man-vrouwverdeling in alle academische functies. Op basis daarvan maakten universiteiten afspraken over streefquota en deden vervolgens hun best die te halen.
„Dat heeft effect gehad”, zegt Yvonne Benschop, voorzitter van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren, dat de monitor uitgeeft. Was in 2018 nog 23 procent van alle hoogleraren vrouw, in 2022 was dat gestegen tot 28 procent. De doelstelling voor volgend jaar is dat gemiddeld een op de drie hoogleraren vrouw is.
Maatregelen voor andere groepen
Nu voor vrouwen de lijn omhoog is ingezet, verschuift de aandacht naar andere groepen die minder vertegenwoordigd zijn in de top van de wetenschap. „Maatregelen die ooit zijn begonnen om meer vrouwen benoemd te krijgen, zijn op veel plekken niet meer alleen toegankelijk voor vrouwen”, zegt Benschop.
Zo kunnen op de Erasmus Universiteit onderzoekers met een migratieachtergrond zich sinds vorig jaar aanmelden voor een ondersteuningsprogramma om promotie te maken. Zij krijgen een jaar extra begeleiding en kunnen aanspraak maken op een bedrag van 10.000 euro dat besteed kan worden om het cv te versterken. Eerder was deze regeling alleen bestemd voor vrouwen, nu voor iedereen uit een „minderheidsgroep”.
„Omdat we ook diversiteit in etniciteit en seksuele oriëntatie willen stimuleren”, zegt Erasmus-bestuursvoorzitter Annelien Bredenoord. „We weten dat hoe hoger je in onze organisatie komt, hoe minder divers het wordt.” Erasmus liet in 2022 onderzoek doen naar de migratieachtergrond van haar medewerkers. Het was de wens van het vorige kabinet, dat in 2020 met een actieplan voor diversiteit in het hoger onderwijs kwam. Een belangrijk onderdeel daarvan was de ‘Barometer Culturele Diversiteit’: universiteiten zouden hiervoor namen en leeftijden van hun medewerkers aanleveren aan het CBS, dat deze zou koppelen aan gegevens over hun migratieachtergrond en hierover een geanonimiseerd overzicht opstellen. Zo zou daar, mocht blijken dat academici met een migratieachtergrond ondervertegenwoordigd zijn in hogere functies, beleid op gemaakt kunnen worden.
Lees ook
Veel universiteitsmedewerkers hebben last van hoge werkdruk en ongewenst gedrag
Al snel ontstond kritiek op het plan. In de Tweede Kamer vonden onder meer VVD, SGP en PVV dat de monitor mensen zou reduceren tot een nummer op een „diversiteitslijstje”, zij spraken van „betuttelracisme”. Een Kamermeerderheid nam een motie aan om geen gegevens te verzamelen over afkomst.
Registreren persoonsgegevens
Ook binnen universiteiten was er weerstand. Niet alle medewerkers en studenten voelden zich er comfortabel bij dat zij op grond van het herkomstland van hun ouders in een categorie zouden worden ingedeeld. „Uiteindelijk zet dit groepen tegenover elkaar en worden individuen gereduceerd tot lid van een categorie”, zegt Mark van Vugt, een van de critici en hoogleraar organisatiepsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. „Iemands identiteit is zoveel complexer dan of je een migratieachtergrond hebt”.
Na de Kamermotie sneuvelde het plan voor de diversiteitsbarometer. Maar tijdens de uitvoering van het actieplan kwam het idee toch weer op de agenda. De Erasmus Universiteit ging overstag en deed mee aan de barometer. De vorige onderwijsminister Robbert Dijkgraaf (D66) riep andere universiteiten op dit ook te doen. Het verzamelen van deze data zou „essentieel” zijn „voor effectief beleid”.
Welke onderwijsinstellingen alsnog hebben meegedaan aan het onderzoek, wil het CBS niet vertellen. Die informatie heeft het statistiekbureau expres goed verstopt op haar website, zegt een CBS-woordvoerder. Dat is bewust zo gedaan, omdat het onderzoek „gevoelig” ligt.
Uit een zoekslag op de CBS-site lijkt te volgen dat behalve de Erasmus Universiteit slechts twee hogescholen hebben meegedaan.
Benschop van de hooglerarenmonitor begrijpt dat de meeste universiteiten vooralsnog huiverig zijn. „Het registreren van deze persoonsgegevens ligt gevoelig in landen die betrokken zijn geweest bij de Tweede Wereldoorlog.” Bovendien, zegt Benschop, is het vreemd om tweede- of derdegeneratiemigrantenkinderen categorisch in kaart te brengen. „Want zij zijn Nederlanders”.
Maar ook zonder harde data of quota wil wetenschapsfinancier NWO afdwingen dat universiteiten serieus werk gaan maken van meer diversiteit. Universiteiten zullen worden verplicht een ‘diversiteitsplan’ op te stellen, zegt NWO-bestuurder Margot Weijnen. „Met concrete interventies en doelstellingen, zodat je de voortgang kunt meten.” Universiteiten die dit weigeren, kunnen in de toekomst geen NWO-financiering meer krijgen, kondigt Van Weijnen aan. „Ja, ik vrees dat de soep zo heet gegeten moet worden.”