Maar je kent de naam van je eigen onderzoeksprogramma toch wel, vroeg een decaan vertwijfeld aan een promovendus, die was opgeroepen door een visitatiecommissie. De promovendus werkte alleen, met eigen financiering, maar íéts van verbondenheid met de rest van de faculteit moest toch op zijn minst worden gesuggereerd, was de boodschap.
Het is een van talrijke anekdotes en taferelen in de dissertatie Evaluative Anxiety van Anne Slootweg, een antropologische studie naar visitaties bij rechten en filosofie aan verschillende universiteiten.
Slootweg, begin april cum laude gepromoveerd aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, kreeg als fly on the wall een zeldzaam kijkje achter de schermen van universitaire visitaties: de evaluatie en toetsing van onderzoek. Dat gebeurt niet langer kwantitatief, op basis van publicaties, maar met oog voor ‘narratieven’, gericht op ‘kwaliteit’ en ‘relevantie’.
In een uitgebreid, ‘etnografisch’ verslag, aangevuld met (geanonimiserde) interviews, laat Slootweg zien hoe dat criterium in de praktijk al improviserend wordt vormgegeven. Het ongemak van alle betrokkenen is in haar verslag evident – ze besteedt gedetailleerd aandacht aan visiteren als ‘affectieve’ praktijk, vol gevoelens, met de ironische dubbelzinnigheid van bagatelliseren maar toch je best doen.
Maar Slootweg, die promoveerde bij de ‘links van linkse’ socioloog Willem Schinkel en universitair docent Rogier van Reekum – die in hun eigen werk de universiteit bekritiseren als een wit bolwerk – gaat verder. Ze plaatst haar verslag in hun kritiek op het academisch bedrijf, met het bijbehorende idioom. Dat bedrijf is een bastion van ‘witheid’, de aanduiding voor een dominante machtsstructuur, en van een ‘koloniale’, eurocentrische blik op kennis die alternatieven uitsluit en wezenlijke vragen onmogelijk maakt. Visitaties zijn een oefening in ‘witte breekbaarheid’, een gevoeligheid voor kritiek bij mensen die in feite de macht in handen hebben.
In een koffiehuis in Amsterdam-West praat Slootweg (43), die antropologie studeerde aan de Universiteit van Amsterdam en daar nu werkt als scriptiebegeleider, bedachtzaam over haar onderzoek. Dat mondt uit in een pleidooi om de huidige praktijk van visiteren te „weigeren”, in lijn met de Grote Weigering die de maatschappijkritische neomarxist Herbert Marcuse in de jaren zestig aanbeval.
Universiteitskritiek in het hol van de leeuw. Hoe ging het?
„Het is goed afgelopen. Wat ik mooi vond was dat commissieleden aangaven het ongemak dat ik beschrijf te herkennen. Ze omarmden het. Er was ook een goede vraag over de ironische houding die ik bij mensen zag in het visitatieritueel. Hoe kom je daaraan voorbij? Ironie is een van de affecten die gemobiliseerd worden in het spel van evalueren en beoordelen. Aan de ene kant uiten mensen kritiek op deze praktijken en doen ze het af als een grote poppenkast, die ook nog eens veel tijd kost. Tegelijk willen ze heel erg hun best doen om er goed uit te komen en de commissie niet te irriteren. Die dubbelzinnigheid zie je voortdurend. Zo word je in het proces gevouwen.”
Wat er na de ironie komt, is: weigeren. Het spel niet meer meespelen
Spel, maar ook een machtsspel.
„Een spel dat draait om het hooghouden van status. Die dubbele gezichten van ernst en ironie wisselen elkaar constant af, met alle gevoelens die erbij horen. Wat na de ironie komt, is: weigeren. Het spel niet meer meespelen, niet om de huidige universiteit te redden, maar om voorbij de dominante opvattingen te komen naar alternatieve praktijken om verantwoording van kennis af te leggen en ‘kwaliteit’ te toetsen.”
Vroeger gaven commissies rapportcijfers, dat wekte veel ongenoegen. Nu willen universiteiten breder gaan ‘evalueren en waarderen’. Dat is toch beter?
„Ja, dat is de inzet. Maar tegelijk zie je dat de huidige manier van evalueren ook weer allerlei ordenende en disciplinerende effecten heeft. ‘Kwaliteit’ toetsen, via zogenaamd open gesprekken, is altijd performatief: er ís geen voorafgaande, vaste ‘kwaliteit’ en ‘relevantie’, de visitatiepraktijk maakt die begrippen voorstelbaar. Visiteren schept de criteria die het geacht wordt te toetsen. Want wat is ‘kwaliteit’? Een lege huls, die op allerlei manieren kan worden ingevuld of gemobiliseerd. Het klinkt heel mooi, praten over kwaliteit en geen cijfers meer geven, maar het is een schijnoplossing.”
Je onderzocht alleen filosofen en juristen, disciplines met notoir uiteenlopende benaderingen van het vak.
„Ja, maar in de visitatie wordt elke afdeling wel geacht met één centraal narratief te komen: dit vinden wij belangrijk, zo gaan we het doen. Zo krijg je toch weer een hiërarchische ordening die niet vanzelf spreekt.”
Wat is daarop tegen?
„De praktijk is dat men vooral de evaluatie wil overleven, de zaken presenteren op een manier waarvan je denkt dat die goed overkomt bij de commissie. Terwijl echt moeilijke, controversiële onderwerpen worden vermeden. Zoals de vraag welk onderzoek in opdracht van derden je eigenlijk wilt doet en voor wie. Verlies je zo niet je onafhankelijkheid? Daar is wel aandacht voor, maar hooguit als: ja, dat moeten we in de gaten houden. Contractonderzoek geldt als iets wat per se goed is, omdat het je afdeling maatschappelijk relevant maakt. Maar neem de omstreden samenwerking met Israël, die komt in zo’n context niet aan de orde.”

Dat is toch een politieke of morele vraag, geen wetenschappelijke?
„Dat onderscheid vind ik problematisch. Het is te makkelijk om te zeggen dat wetenschap neutraal is en ‘de samenleving’ of politiek het dan maar moet zeggen. Er is ook niet één samenleving. Je kunt wel wijzen naar bestuur of universiteitsraad als de plek om zulke kwesties te bespreken, maar zo zijn er altijd momenten om te zeggen: nu even niet of hier even niet. Terwijl de genocide gewoon doorgaat en we in een klimaatcrisis zitten. Juist als je bezig bent je werk te legitimeren moet je het daar over hebben.”
Kreeg je moeilijk toegang?
„Ik werd zeker niet overal toegelaten. Vaak was het argument dat ik te laat in het proces kwam, dat er te veel stress was, of ze geen tijd meer hadden. Er moest altijd over worden onderhandeld. Logisch, kun je zeggen. Aan de andere kant, het idee van visiteren is om wetenschap transparanter te maken. Dus waarom dan moeilijk doen als er een onderzoeker komt die de transparantie transparant wil maken?”
Waarom spreek je van ‘witte’ affecten en niet van ‘bureaucratische’? Is een bureaucratisch ritueel per definitie wit?
„Omdat er uiteindelijk een koloniale verbeelding van kennis wordt bestendigd. De huidige wetenschap wordt impliciet voorgesteld als iets wat neutraal en universeel is. Terwijl kennis altijd gepositioneerd is, economisch, sociaal en politiek. Maatschappelijke relevantie wordt afgevinkt door het optellen van allerlei opdrachten en uitstapjes naar ‘de samenleving’, of het nu gaat om een milieuorganisatie of een Shell, want ja, ‘de samenleving bepaalt’. Zo weet witheid zich te ontdoen van context en wordt een geprivilegieerde kennispositie geclaimd.”
Ik denk dat het zinvol is om het ongemak van het visiteren expliciet te maken
Ik studeerde in de jaren zeventig. Geen visitatiecommissie te bekennen, bijna geen bureaucratie. Kun je het niet omdraaien en zeggen dat de universiteit sindsdien zelf is gekoloniseerd: door de samenleving, de politiek en het bedrijfsleven?
„Dat hoorde ik ook vaak: de universiteit is geïnfecteerd door het neoliberalisme, door de markt. Maar zo wordt de geschiedenis van de universiteit toch behoorlijk geromantiseerd. Kennis en kapitaal zijn altijd al met elkaar verweven geweest, zeker in het historische kolonialisme.”
Je eindigt met een oproep om de universiteit te ‘weigeren’, zoals je docenten Schinkel en Van Reekum zich in hun werk keren tegen de ‘stropdasmannetjes’. Wat houdt dat weigeren in?
„Niet meer accepteren dat we maar moeten meegaan in heersende praktijken, ook niet die van visitaties. Het gaat mij om het zoeken naar een nieuwe verbeelding van kennis en van wat een universiteit kan zijn. Hoe precies, dat weten we nu nog niet, maar het moet gaan om andere, minder gewelddadige manieren om aan kennis te ‘doen’.”
Als je het idee loslaat dat kennis universeel is loop je niet het risico van provincialisme: alleen kennis legitiem vinden die strookt met je politieke overtuigingen?
„Kennis krijgt altijd vorm in een context, die bepaalt wat we een ‘feit’ vinden. Waar het mij om gaat is dat die context veel explicieter gemaakt moet worden. Welke investeringen en belangen dient onderzoek en ten koste van wie of wat?”
Je hebt niet geweigerd je proefschrift te laten toetsen. Je promotors deden ook mee aan het ritueel. Allemaal in de machine.
„Nee, dat is ook zo. Dat is ook best wel bizar. Want het ging wel vaak door me heen: wil ik dit wel? Maar je moet het ‘weigeren’ niet in de eerste plaats weer zien als iets van het individu alleen, waardoor je een enkeling een schuldgevoel gaat bezorgen. Daar zou ik nu juist van af willen.”
Iemand moet toch de eerste zijn die weigert achter in de bus te gaan zitten?
„Dat is ook waar weigeren over kan gaan: niet uitstappen maar ruimte opeisen. Ik denk dat het zinvol is om het ongemak van het visiteren expliciet te maken, te laten zien waarom het nodig is die praktijk te ontregelen. Om uiteindelijk hopelijk een opening te bieden voor een andere verbeelding van kennispraktijken en vormen van samenleven die daarmee mogelijk worden gemaakt.”
