De omzet van Unilever is vorig jaar gedaald. Het Britse levensmiddelenconcern zette voor 59,6 miljard euro om, een fractie minder (0,8 procent) dan in 2022. Het wijt de krimpende omzet vooral aan ongunstige wisselkoerseffecten.
Volgens Unilever is de onderliggende verkoop wel met 7 procent toegenomen. Dat is opvallend, omdat het concern – met merken als Magnum, Dove, Ben & Jerry’s en Knorr – de afgelopen jaren juist moeite had om meer spullen te verkopen.
Toch ziet de Nederlandse topman Hein Schumacher dat de concurrentiekracht van het bedrijf „teleurstellend” blijft. Unilever heeft in Europa last van goedkopere huismerken, en merkt in Noord-Amerika juist dat een groep consumenten is overgestapt op luxemerken.
Schumacher, vorig jaar overgekomen van zuivelcoöperatie FrieslandCampina, haalt sinds oktober de bezem door Unilever. Een flink aantal managers is ontslagen en hij heeft een ‘Growth Action Plan’ geïntroduceerd. Het bedrijf moet simpeler en productiever worden, en in zijn marketing meer nadruk leggen op ‘topmerken’. Aandeelhouders zijn kritisch omdat Unilever afgelopen jaren marktaandeel verloor aan concurrenten als Nestlé en Procter & Gamble.
De nettowinst van Unilever kwam over 2023 uit op 7,1 miljard euro, ruim 13 procent minder dan een jaar eerder. Bij de presentatie van zijn winstcijfer over 2022 kreeg Unilever nog veel kritiek omdat het de prijzen van zijn producten met gemiddeld liefst 13,3 procent had verhoogd. „Belast dit soort woekerwinsten”, schreef GroenLinks-politicus Jesse Klaver toen op berichtenplatform X. De prijsstijgingen in 2023 waren minder fors. In het begin van het jaar ging het nog om 10,7 procent ten opzichte van een jaar eerder, in het laatste kwartaal was de stijging op jaarbasis 2,8 procent.
Lees ook Schumacher: van getalenteerd trainee tot veilige keus als topman
Hoe staat het ervoor met de ontwikkeling van duurzame energiebronnen? Hoe verhouden verschillende landen zich tot elkaar in de energietransitie? En gaan biobrandstoffabrieken, die tot nu toe nauwelijks van de grond komen door hoge kosten, wel of geen belangrijke rol spelen in de energiemix? Zulke vragen beantwoordt het invloedrijke internationaal Energieagentschap (IEA) in een jaarlijks, vooruitblikkend rapport dat woensdag verscheen. Dit zijn een paar van de opvallendste cijfers.
5.500 gigawatt extra capaciteit tussen nu en 2030
De kosten van wind- en zonne-energie hebben de laatste jaren een duikvlucht genomen; in bijna elk land is dit nu de goedkoopste optie voor elektriciteitsopwekking. In rap tempo bouwen landen aan duurzame energiebronnen, met China als koploper.
Het IEA verwacht dat de groei in duurzame energiebronnen wereldwijd blijft versnellen. Tussen 2024 en 2030 komt er ruim 5.500 gigawatt (GW) capaciteit uit duurzame energiebronnen bij, verwacht het IEA. Eén gigawatt is genoeg om een miljoen huishoudens van energie te voorzien. Als die voorspelling uitkomt, zou de wereldwijde capaciteit aan het eind van dit decennium 2,7 keer zo hoog zijn als in 2022, toen de wereldwijde capaciteit 3.372 GW bedroeg.
Maar daarmee ligt de wereld niet op koers om het doel te halen dat bijna tweehonderd overheden zich vorig jaar stelden. Om de CO2-uitstoot terug te dringen, spraken landen vorig jaar in Dubai tijdens de klimaatconferentie COP28 af om de wereldwijde capaciteit voor hernieuwbare energie te verdrievoudigen per 2030. Eerder dit jaar stelde het Internationaal Agentschap voor hernieuwbare energie (IRENA) ook al dat de wereld dat doel met het huidige beleid niet gaat halen. De verdrievoudiging is nog wel haalbaar, als „regeringen op korte termijn kansen voor actie aangrijpen”, schreven de auteurs in het woensdag verschenen rapport.
Bijvoorbeeld door extra hard te bouwen aan de infrastructuur om al die duurzaam opgewekte elektriciteit te kunnen vervoeren van bron naar gebruiker. In Nederland loopt het daar nu op vast: op piekmomenten is er ‘file’ op het elektriciteitsnet en moeten zonnepanelen worden uitgezet. Netbeheerder Liander waarschuwde donderdag dat het stroomnet in Leiden vol zit en bedrijven op de wachtlijst komen voor een aansluiting, net zoals in Utrecht. Wereldwijd zijn er miljoenen kilometers aan nieuwe elektriciteitsnetwerken nodig.
Hoofd energieonderzoek van zakenbank BNP Paribas Aldo Spanjer ziet de cijfers uit het laatste rapport toch als iets positiefs. „De energietransitie gaat ieder jaar weer sneller dan een jaar daarvoor werd voorspeld.” Hij denkt ook dat de snelle verspreiding van duurzame energiebronnen over de wereld iets te maken heeft met de druk die landen voelen om niet te afhankelijk te worden van China. Dat land produceert in rap tempo goedkope zonnepanelen, bijvoorbeeld, voor zichzelf en de rest van de wereld. Na de energiecrisis in 2022 zijn Europese landen ook meer duurzame-energieprojecten gaan bouwen, om te voorkomen dat ze te veel energie uit China moeten importeren, zegt Spanjer.
Bijna de helft van de capaciteit in China in 2030
Niemand gaat zo snel als China. Dit land wekt nu al de meeste zonne- en windenergie op ter wereld en is daarbij ook veel zonne- en windparken aan het bouwen. In 2020 stelde president Xi als doel de uitstoot van China’s broeikasgassen sterk terug te dringen, waarna (staats)bedrijven gigantisch gingen investeren in groene energie. De auteurs van het rapport verwachten dat het land de energietransitie blijft leiden: 60 procent van alle nieuwe duurzame-energieprojecten de komende zes jaar vindt plaats in China. Daarmee zal het land tegen het einde van dit decennium bijna de helft (48 procent) van de totale duurzame-energiecapaciteit ter wereld huisvesten.
Tegelijkertijd is China nog altijd veel vervuilende kolencentrales aan het bouwen. China is kampioen duurzame energie én wereldleider CO2-uitstoot. De groei in capaciteit uit zonnepanelen heeft de toename in kolencentralen wel behoorlijk geremd. In zowel 2022 en 2023 gaf het land in totaal vergunningen uit voor nieuwe kolencentrales goed voor ruim 100 GW. In de eerste helft van 2024 stond de teller nog maar op 9,1 GW, schreef de Global Energy Motor in augustus.
80 procent groei dankzij zonnepanelen
De wereldwijde groei van duurzame energiebronnen komt vooral door de vogelvlucht van zonnepanelen. Vorig jaar kwamen er bijvoorbeeld in China ruim 500 miljoen nieuwe zonnepanelen bij, die samen zo’n 217 GW opwekken. Een toename van 55 procent aan zonne-energiecapaciteit ten opzichte van een jaar eerder. Die zonnepanelentrend is in Nederland ook goed te zien. Op bijna 2,6 miljoen Nederlandse daken liggen zonnepanelen.
Het IEA verwacht dat er steeds meer zonnepanelen in de wereld verschijnen door dalende kosten. De auteurs becijferden dat zonne-energie 80 procent zal uitmaken van alle groei in hernieuwbare capaciteit de komende zes jaar. Voor wind is dat 15 procent. De windenergiesector herstelt zich inmiddels van hoge materiaalkosten en productieproblemen. Daarom zal windenergie zich de komende zes jaar twee keer zo snel uitbreiden als de zes jaar hiervoor, voorspelt het IEA.
Minder dan 6 procent biobrandstoffen
Minder goed gaat het met de biobrandstoffen. In sommige sectoren is het lastig om te elektrificeren, zoals in de lucht- en scheepvaart. Voor die sectoren zijn biobrandstoffen, biogassen en waterstof een optie. Omdat deze brandstoffen nog steeds duurder zijn dan hun fossiele tegenhangers, schrijven de auteurs van het rapport, zal het aandeel biobrandstoffen in de wereldwijde energieverbruik van de industrie, bouw en transport in 2030 onder de 6 procent blijven.
Bij biobrandstoffen speelt nog iets anders, volgens Spanjer. „Er zijn simpelweg niet genoeg sojabonen en suikerrietstengels om biobrandstoffen uit te halen om aan de potentiële vraag te voldoen. We moeten niet verwachten dat de lucht- en scheepvaart afstappen van fossiele brandstoffen voor 2030, omdat een kosten-efficiënt alternatief ontbreekt.”
De Europese Unie hoefde er maar een paar dagen op te wachten. Nadat het blok vrijdag definitief had ingestemd met importheffingen op Chinese elektrische auto’s, meldde China dinsdag maatregelen tegen Europese brandewijn. Daarmee krijgt een handelsoorlog tussen de EU en China concreet vorm.
In de praktijk treft China met de stap vooral Franse cognacbedrijven, zoals de producenten van Rémy Martin en Hennessy. Frankrijk was een groot voorstander van heffingen op Chinese elektrische auto’s.
Importeurs van sterke drank moeten vanaf vrijdag een soort borg betalen als ze hun producten uit de EU halen. Die heffing bedraagt 30 à 40 procent van de waarde.
China had de Europese drankensector al langer in het oog. Het land begon eerder dit jaar onderzoek naar kunstmatig goedkoop aanbieden van Europese brandewijn, en zei daarna bewijs voor dumping ervan te hebben gevonden. Vergelijkbare onderzoeken zijn inmiddels gaande naar veronderstelde dumping van varkensvlees en zuivel.
Dinsdag zei een woordvoerder van het Chinese ministerie van Handel volgens nieuwswebsite Politico ook dat het land kijkt naar heffingen op grote auto’s op fossiele brandstof. Dat kan met name de Duitse auto-industrie hard raken.
Klacht bij WTO
De brandewijnheffing is de eerste concrete tegenmaatregel van China. Het land is formeel nog in gesprek met de EU om een oplossing te vinden voor het conflict over elektrische auto’s. Details zijn er echter nauwelijks en het is niet bekend hoe kansrijk de gesprekken zijn.
De beurskoersen van Franse drankproducenten reageerden dinsdag sterk op de aangekondigde maatregel. LVMH, het luxeconcern dat eigenaar is van Hennessy, verloor meer dan 3 procent. Dat gold ook voor Pernod Ricard, eigenaar van cognacmerk Martell. Rémy Cointreau verloor zelfs bijna 9 procent aan waarde.
Voor de drankproducenten is China de belangrijkste markt na de Verenigde Staten: er gaan jaarlijks tientallen miljoenen flessen heen, vorig jaar ter waarde van 1,7 miljard euro, aldus persbureau Reuters.
Brussel reageerde direct door de kwestie aanhangig te maken bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De Europese Commissie ontkent dat sprake is van dumpingpraktijken bij de export van brandewijn. Ook China heeft bij de WTO een klacht ingediend, over de Europese heffingen op elektrische auto’s.
Vergeldingsmaatregelen
EU-lidstaten stemden vorige week in met de heffingen, bijna een jaar nadat Commissievoorzitter Ursula von der Leyen een onderzoek naar de Chinese autosector had aangekondigd. Daaruit bleek dit jaar dat die bedrijfstak enorme steunbedragen heeft gehad van de overheid, waardoor de prijs van elektrische auto’s van merken als BYD en SAIC kunstmatig laag is.
De Europese heffingen verschillen per automerk, maar kunnen oplopen tot bijna 50 procent. Daarmee blijft de Europese Unie ver achter bij de Verenigde Staten, die deze zomer heffingen van 100 procent aankondigden op Chinese elektrische auto’s. Dat komt in de praktijk neer op een importverbod voor deze auto’s.
Een opvallende stem tegen de heffingen kwam van Duitsland, dat vergeldingsmaatregelen tegen de eigen auto-industrie vreest. Volkswagen, Mercedes en BMW zijn erg groot in China.
Mocht China overgaan tot heffingen op zuivel, auto’s of varkensvlees, dan raakt dat veel meer landen dan de huidige cognacmaatregel. Ook Nederland, dat afgelopen vrijdag voor de heffingen stemde, merkt in dat geval meer van de handelsoorlog: het exporteert jaarlijks voor enkele honderden miljoenen euro’s aan varkensvlees naar China. Daarmee staat het achter Spanje, dat met meer dan een miljard euro aan varkensvlees voor China verreweg de grootste exporteur is.
Een tegenvaller voor Google: een Amerikaanse rechter dwingt de techreus om concurrerende downloadwinkels ruim baan te geven in Android, wereldwijd het meest gebruikte besturingssysteem.
Maandag maakte rechter James Donato van de districtrechtbank van Californië de uitspraak bekend. Het is het voorlopige sluitstuk van een rechtszaak die in augustus 2020 werd aangespannen door gameontwikkelaar Epic. Dat bedrijf, bedenker van het populaire spel Fortnite, wilde niet langer afhankelijk zijn van de downloadwinkels van de grote besturingssystemen, Apple iOS en Google Android. Fortnite is een game met tientallen miljoenen spelers, die veel digitale aankopen doen.
Op telefoons vragen Apple en Google tarieven tot 30 procent voor de distributie van betaalde software en digitale diensten. Epic wil zijn eigen downloadwinkel op mobieltjes kunnen uitbaten, zonder marge af te hoeven staan aan Apple of Google.
Bij Apple had Epic amper succes, maar de Google-zaak pakte anders uit.
De rechter eist dat Google per 1 november ingrijpende aanpassingen doet. Het gevolg is dat consumenten straks makkelijker om de Play Store, de standaard downloadwinkel van Android, heen kunnen als ze een nieuwe app kopen of een digitaal abonnement afsluiten.
Dat kan veel geld schelen, en het wakkert bovendien de concurrentie aan. Android heeft wereldwijd een marktaandeel van ongeveer 70 procent. De totale markt voor mobiele apps wordt geschat op zo’n 200 miljard dollar (182 miljard euro) per jaar, met een flinke groei in het verschiet.
Lee-Anne Mulholland, die Google op het gebied van regelgevingszaken vertegenwoordigt, legde in een blogpost uit dat het bedrijf in beroep gaat tegen de uitspraak: „Deze beslissing van de rechtbank ziet overduidelijk over het hoofd dat Google concurreert met Apple.” De rechter beschouwt Android echter als een markt op zich, niet als een concurrent van Apple.
Winkelstraat
Apple en Google hebben het voor het zeggen in hun besturingssystemen, iOS en Android. Daarom is software kopen op een telefoon tot nu toe te vergelijken met boodschappen in een winkelstraat met slechts één winkel (Apple iOS). Of, in het geval van Google Android, een winkelstraat met één enorme supermarkt en een paar kleine kraampjes die vrijwel niemand weet te vinden.
Eind 2023 had een Amerikaanse jury al vastgesteld dat Google er illegale praktijken op nahield om de monopoliepositie van de Play Store te bestendigen. Het bedrijf bood in het verleden telefoonmakers, spelontwikkelaars en digitale diensten voordelen als ze hun materiaal exclusief in de Play Store aanboden en niet in concurrerende winkels op het Android-platform.
De Californische rechter James Donato eist dat Google de komende drie jaar softwareontwikkelaars toestaat om hun eigen winkels aan te bieden in de Play Store, en dat ze ook mogen beschikken over de catalogus van de Play Store, om een volwaardig aanbod te kunnen samenstellen.
Donato verweet Google de rechtbank overspoeld te hebben met „een stortvloed aan vluchtige commentaren” die in zijn ogen geen hout sneden.
De maatregelen die Google moet nemen, gelden voor de Amerikaanse markt. In Europa gaat het er anders aan toe: daar dwingt de Digital Markets Act de grote techbedrijven om hun platforms open te stellen. Wie zich niet aan de regels houdt, hangt een boete boven het hoofd. Apple is het eerste bedrijf dat dat risico loopt, omdat het maar mondjesmaat tegemoetkomt aan de DMA-vereisten.