Bij Bunnik hebben twee zoekers met een metaaldetector 404 gouden en zilveren munten uit het begin van de jaartelling gevonden. „De muntvondst is in verband te brengen met de Romeinse invasie van Groot-Brittannië in 43 na Christus”, zegt Jasper de Bruin, conservator Nederland in de Romeinse tijd van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. „De munten zijn waarschijnlijk door een Romeinse soldaat als soldij en buit meegenomen.”
De twee zoekers (oud-politieman Gert-Jan Messelaar en Reinier Koelink, werkzaam in de geestelijke gezondheidszorg) hebben de munten, die door het Leidse museum zijn aangekocht en deze maandag zijn gepresenteerd, al in oktober 2023 gevonden. Daarna hebben ze de vondst keurig gemeld. Archeoloog Anton Cruysheer van Landschap Erfgoed Utrecht heeft de munten vervolgens geïdentificeerd en bestudeerd. Opvallend is dat de verzameling gevonden munten niet alleen 360 Romeinse maar ook 44 Britse munten bevat. „Een dergelijke muntvondst is nog niet eerder op het Europese vasteland gevonden”, zegt Cruysheer. „Alleen in het Engelse Suffolk is in 2019 een vergelijkbare muntschat gevonden.”
Typische cliëntkoning
De Britse munten zijn zogenaamde staters – kleine niet helemaal regelmatig gevormde munten gemaakt van een legering van goud, zilver en koper. Ze dragen in Latijnse letters de afgekorte naam van koning Cunobelinus, die van circa 5 tot 40 na Christus rond Colchester heerste over de Keltische stam de Catuvellauni. Volgens de twaalfde-eeuwse geschiedschrijver Geoffrey van Monmouth was Cunobelinus een krachtige strijder en opgevoed aan het hof van Augustus. Hij zou zijn opgevolgd door één of twee zonen, die zijn naam voor hun munten zijn blijven gebruiken. „Cunobelinus was een typische cliëntkoning”, zegt De Bruin. „Vandaar dat hij zijn naam in het Latijn schreef en Colchester Camulodunum noemde.”
De verzameling Romeinse munten wordt gevormd door 288 zilveren denarii, daterend van 200 v. tot 47 n. Chr., en 72 gouden aurei, die allemaal uit de eerste eeuw na Chr. stammen. De Bruin: „De jongste, met de beeltenis van keizer Claudius, zijn geslagen rond 46-47. Twee van deze munten hebben een identiek stempel. Ze vertonen geen sporen van slijtage, dus die zijn niet gebruikt en komen rechtstreeks uit de staatskas. Vanwege de combinatie met de Britse munten gaan we ervan uit dat de muntschat soldij en buit was van een soldaat die betrokken was bij de invasie en verovering van Groot-Brittannië tussen 43 en 47.”
Troon
Officieel gaf keizer Claudius opdracht voor de invasie om een bondgenoot, die waarschijnlijk door de twee zonen van Cunobelinus was afgezet, weer op zijn troon te zetten. „Maar in feite ging het om een veroveringsoorlog”, zegt De Bruin. „De voorbereidingen voor de invasie waren al veel eerder aan de gang.” In twee slagen werden de zonen van Cunobelinus door de Romeinse troepenmacht verslagen. Ook Bataven maakten er deel van uit.
Nederlandse archeologen hebben al langer aanwijzingen dat de invasie plaatsvond via (onder meer) de Neder-Germaanse Limes, de noordelijke grens van het Romeinse rijk in Nederland. „Vóór 43 vinden er allerlei troepenconcentraties in speciaal gebouwde forten plaats, en kort daarna lijken er ineens minder troepen te zijn. Nu hebben we voor het eerst een bewijs dat ook de terugkeer, in elk geval voor enkelen, beladen met buit en cadeautjes van de keizer, via Nederland gebeurde”, zegt De Bruin.
De vraag is waarom de Romeinse militair zijn kostbaarheden in de buurt van Bunnik begraven heeft. „De waarde van alle munten bij elkaar stond gelijk aan elf jaarsalarissen van een soldaat”, weet Cruysheer.
Meer munten
Op de plek van de vondst hebben archeologen bij een opgraving vorig jaar nog meer munten gevonden. De precieze locatie blijft voorlopig geheim, zegt De Bruin. „Maar hij was in de Romeinse tijd ver weg van de bewoonde wereld, in een natte omgeving.” Daarom houden de archeologen er rekening mee dat de muntschat is geofferd.