Wandelen of fietsen langs de duizenden jaren oude Via Appia in Rome is een wonderlijke duik in de geschiedenis. Je stapt in de voetsporen van Romeinse soldaten en handelsreizigers, vrije burgers en slaven, schrijvers en kunstenaars. Neem dat gerust letterlijk: in de dikke straatstenen zijn zelfs de oude karrensporen nog zichtbaar.
Onderweg valt veel te beleven. De Via Appia leidt langs talloze grafmonumenten, de villa van de vierde-eeuwse keizer Maxentius, die ook een eigen ‘circus’ of park voor wagenrennen had met plek voor een slordige tienduizend bezoekers, en langs de catacomben – begraaf- en vereringsplaatsen – van de eerste christenen. De Via Appia werd ook de scène van een bloedbad, toen duizenden volgelingen van Spartacus er werden gekruisigd om nieuwe slavenopstanden te ontraden.
De Via Appia, genoemd naar de Romeinse staatsman Appius Claudius Caecus, die de weg vanaf 312 voor Christus liet aanleggen, ligt tegenwoordig in een groot park. Het vormt een oase van rust (en schaduw) vlak buiten het door toeristen platgetreden centrum van Rome. De enige drukte op de Via Appia komt van kuddes geiten en schapen. In het park liggen ook de resten van aquaducten, de soms verbluffend intacte waterleidingen van het oude Rome.
In Italië wordt trots gereageerd op de erkenning, dit weekend, van de Via Appia als werelderfgoed van Unesco, de VN-organisatie voor onderwijs, wetenschap en cultuur. Italië heeft nu zijn zestigste werelderfgoedlocatie op zak, en dat ontlokte de Italiaanse minister van Toerisme, Daniela Santanchè, op X alvast de triomfantelijke reactie dat „alle wegen van Unesco naar Italië leiden. Kortom, heel Italië is werelderfgoed.”
Koningin van alle wegen
Ook toergidsen in Rome reageren enthousiast. Elena Cino, kunsthistorica en gids, wijst erop dat het historische belang van de Via Appia al uit de bijnaam ‘Regina viarum’, of ‘koningin van alle wegen’, blijkt. „Al waren er eerder ook al wegen, nooit eerder legden de Romeinen zo’n lange, goed uitgeruste baan aan, bovendien toegankelijk voor iedereen.”
De Via Appia was belangrijk op politiek, economisch, commercieel en maatschappelijk vlak, en geldt als het prototype van de Romeinse baan. Zo besteedden de Romeinen veel aandacht aan drainage van regenwater, waardoor de Via Appia in alle weersomstandigheden toegankelijk was. Hier ligt de oorsprong van een ingewikkeld wegennetwerk dat in het hele Romeinse Rijk werd uitgebreid. In zekere zin vormt dat netwerk de basis van de infrastructuur in het Middellandse Zeegebied.
Anders dan vandaag moet het er wel een drukte van jewelste zijn geweest. De weg was meer dan vier meter breed, wat verkeer in beide richtingen mogelijk maakte. Langs de route waren er rustplaatsen waar reizigers konden eten, overnachten, hun paard laten uitrusten of, in geval van haast, van paard konden wisselen. Mijlpalen gaven de afstanden weer. Er waren langs de baan ook kleine thermen waarin reizigers konden baden, en op specifieke plaatsen werden allicht ook boodschappen overgebracht – een vroege vorm van het postkantoor. „De Via Appia was de eerste autosnelweg van Rome”, zegt kunsthistorica Elena Cino.
De Via Appia leidt langs grafmonumenten, de villa van keizer Maxentius en langs catacomben
Toergidsen zijn tevreden met de verse aandacht voor een nieuwe attractie, al hoopt Cino vooral dat ook andere bezienswaardigheden langs de Via Appia voortaan meer aandacht zullen krijgen. In Rome ligt weliswaar het belangrijkste nog zichtbare stuk van de weg, zegt de gids. „Maar ook in het Zuid-Italiaanse Brindisi, waar de Via Appia 600 kilometer van Rome eindigt, markeren nog steeds twee zuilen [slechts één ervan intact] en een stuk van de oude bestrating het aankomstpunt.”
Burgerzin van één man
Volgens Cino’s collega, kunsthistoricus en toergids Lorenzo Mantile, ligt de burgerzin van één man aan de basis van deze Unesco-erkenning. „Antonio Cederna, archeoloog, journalist en later parlementslid, klaagde in de jaren vijftig al dat er tussen de resten van de Via Appia illegaal werd gebouwd. Zijn inspanningen hebben geleid tot de oprichting van het park, en dus tot de bescherming van deze belangrijke weg.”
De Via Appia is in zekere zin het eerste voorbeeld van de bescherming van het historische landschap rond Rome. Dat is dankzij twee pausen die de resten van de grafmonumenten lieten documenteren en restaureren door de negentiende-eeuwse architect Luigi Canina en beeldhouwer Antonio Canova.
Lees ook
Als werelderfgoed is Eisinga’s planetarium in Franeker een toeristentrekker geworden
Ook Lorenzo Mantile is erg door de oude Via Appia gefascineerd. „Onder een McDonald’s in Rome kun je zelfs nog een stuk van een oude zijstraat van de Via Appia zien.” De aanleg was ook een staaltje technisch vernuft, want de route leidde vroeger door moerassig gebied, vertelt Mantile. De baan werd er weliswaar onderbroken, maar het transport liep via een navigeerbaar kanaal wel verder.
De kunsthistoricus hoopt dat de Unesco-erkenning straks „bewuste toeristen” naar de Via Appia lokt, die interesse hebben in kunst en cultuur, „ook buiten het Colosseum en de Vaticaanse musea, waar ik zo’n 80 procent van mijn werktijd doorbreng”. Op twaalf maanden werken als toeristische gids in Rome, dat het hele jaar een trekpleister is, heeft Mantile nu slechts één tour langs de Via Appia gepland, in september. „Ik zou het tof vinden om wat vaker met mijn toeristen naar de schaduwrijke weg te mogen gaan, in plaats van zo vaak onder de hete zon in de rij te gaan staan voor het Colosseum.”