Het was niet minder dan een literaire sensatie, de publicatie van Geheim dagboek van Hans Warren (1921-2001). De Zeeuwse dichter, criticus en schrijver uit het dorp Kloetinge, bij Goes, onthulde met zijn reeks van twintig dagboeken zijn problematische huwelijksleven, spanningen met zijn kinderen, zijn schreden op het literaire pad, zijn onderschatte dichterschap en homoseksuele verlangens. Het journaal, dat lange tijd talk of the town was, omspant Warrens leven van 1939 tot aan zijn dood.
Maar hoe betrouwbaar was dit Geheim dagboek? Heeft Warren ondanks alle oprechtheid passages herschreven of geschrapt, florissanter gemaakt of juist niet? Zijn levenspartner Mario Molegraaf (1960), die hem op bijna achttienjarige leeftijd voor het eerst ontmoette en sindsdien nooit verliet, geeft in Opperhuidmens. De biografie van Hans Warren prijs dat er in de gepubliceerde dagboeken veel is gewijzigd ten opzichte van de authentieke cahiers. Niet alleen Warren zelf, ook Molegraaf bracht die wijzigingen in de notities aan. Echtheid veranderde daardoor in een schijn van authenticiteit.
In de biografie is Molegraaf over een ander onderwerp eveneens openhartig: Warren was decennialang gewaardeerd literatuurcriticus van de Provinciale Zeeuwse Courant (PZC). Zijn eerste Letterkundige Kroniek verscheen op 11 oktober 1951, zijn laatste op 20 december 2001, de dag na zijn dood. Maar was Warren wel de auteur van die kronieken? Nee, openbaart Molegraaf. Hijzelf schreef in de stijl en naar de geest van Warren talloze recensies.
Deze onthullingen maken de biografie tot een interessante literaire casus. Warren zelf wilde het aandeel van zijn levensgezel als recensent nooit of te nimmer prijsgeven, uit angst ontslagen te worden of reputatieschade op te lopen. Volgens Molegraaf begon het allemaal ‘heel onschuldig’, met een stukje over een natuurboek. Geleidelijk breidden Molegraafs werkzaamheden zich uit en was er sprake van een ‘schrijffabriekje’ in huize Warren. Niet alleen van recensies en culturele beschouwingen, ook van vertalingen en bloemlezingen.
Uit liefde geschreven
Molegraaf is als levenspartner tegelijk Warrens biograaf. De vraag is gewettigd of een gezel de aangewezen persoon is voor een biografie. In het ‘Vooraf’ stelt hij dat hij als ‘ongewone biograaf dit werk is gaan schrijven uit liefde’. Vanzelfsprekend heeft hij een bijzondere positie ten opzichte van de gebiografeerde en vooral tegenover diens dagboek, waarin Warren soms confronterend verslag doet van hun leven samen, met vreugdes, maar ook met ergernissen en heftige botsingen. De flessen sherry of wijn waren nooit ver weg, Warren dronk bovenmatig. Zeker in Warrens laatste levensfase noteerde hij met regelmaat dat Molegraaf niets meer of minder was dan een ‘beul’, in Molegraafs eigen woorden. Maar, voegt Molegraaf er emotioneel aan toe: ‘Ik hoef me niet te rechtvaardigen, ik kan me niet rechtvaardigen, ik wil mij niet rechtvaardigen, ik zal me niet rechtvaardigen’.
Die overaccentuering laat vooral zien dat Molegraafs biografie er een is met een missie. Die van rehabilitatie, van Warren en ook van zichzelf. Warrens leven was al voor 49 procent voorbij toen Molegraaf in zijn leven kwam, stelt de biograaf. Drieëntwintig jaar leefden ze samen, dag en nacht. Ze sliepen samen, hadden uitbundige seks en werkten samen.
Met de distantie van een wetenschapper brengt Molegraaf Warrens eerste levenshelft in kaart. De natuur beschouwt hij als toevluchtsoord voor de jonge Warren. Als schooljongen werd hij gepest, mede vanwege de huidziekte die hem zijn leven lang teisterde, maar ook om zijn homoseksuele geaardheid. Warren doste zich uit als een meisje, droeg een bloemetje in het haar, hing een kettinkje om.
De huwelijksjaren met Helen Mary Ferguson (1928-2017) en de drie kinderen die het echtpaar krijgt beschrijft Molegraaf als een helse tijd. In hoeverre die weergave objectief is en niet gekleurd door de blik van Molegraaf, als de nieuwe liefdespartner, blijft ongewis. Er rijst het beeld op van een gekwelde, zoekende, aan vertwijfeling en zelfkritiek lijdende man met een dubbelleven: én getrouwd, én actief als homoseksueel.
Volgens Molegraaf pleegde Warren verraad aan zichzelf door in het huwelijk te treden: ‘Hij was, begin jaren vijftig, hopeloos in het nauw gedreven. Zoals hij wilde schrijven over de jongensliefde mocht hij niet schrijven. Erger nog, zoals hij wilde leven, mocht hij niet leven.’ Het dagboek bood hem de mogelijkheid die kwellingen van zich af te schrijven in, zoals het heet in de biografie, ‘zijn wezenlijkste boek’.
In Griekenland en Parijs zocht Warren naar jongensliefde en opwinding, hij hield er Noord-Afrikaanse jonge minnaars op na, wier lichamen hij beschreef in zijn proza en poëzie.
Molegraaf maakt een onderscheid tussen de dagboeklezers en de ‘cahierlezers’, zo genoemd naar het oorspronkelijke, handgeschreven journaal. Allereerst zijn tal van namen veranderd, onder wie van zijn vrouw Helen, die Mabel wordt, van zijn kinderen, familie en bekenden. De cahierlezer, die Molegraaf als eerste was, laat de biografielezer van nu delen in geschrapte passages. Vaak zijn die pikanter, zuiverder en persoonlijker. Eén voorbeeld, over zijn jeugd bij zijn ouders in Borssele. Op 20 april 1943 noteert hij in het originele cahier: ‘Ik kijk rondom me heen, in m’n kamertje. Alles wat me dierbaar is, komt van hen. Mijn goede bed wordt opgemaakt door ’t meisje, alles wordt schoongehouden, je kleren gewassen, je kousen gestopt, je eten gekookt.’ In het gepubliceerde dagboek staat slechts dat hij wordt ‘doorgloeid met een gevoel van liefde’. Toch beduidend minder sterk, te veel mooischrijverij.
Jan Wolkers
De biografie heeft soms een polemische toon, waarin Molegraaf als een hagiograaf elke aantijging jegens Warren pareert. Het gaat bijvoorbeeld om een belangrijke jonge vrouw in Warrens leven, Miep (Maria) de Roo uit Goes (1923-1993), Sybille in het dagboek. Zij was een van de eerste, grote liefdes van Warren en kort na hun verhouding had ze een relatie met Jan Wolkers. Deze was, aldus de biograaf, ‘duidelijk trots op zijn viriliteit’, want ‘binnen een paar maanden was ze zwanger’. De rivaliteit tussen de onstuimige Wolkers en de schuchtere Warren komt uitvoerig aan bod, in de woordkeuze proef je Molegraafs onmin met Wolkers.
Molegraaf is meer dan biograaf, en dat maakt Opperhuidmens tot een biografie die ook een autobiografie is. In 1979 wordt hij officieel medebewoner van het adres Pykeswegje 1 in Goes. Dit is voor de biograaf reden een zelfportret op te tekenen. ‘Wat dreef mij?’, stelt hij retorisch, en: ‘Wie was ik, wie ben ik?’ Hij geeft zelf antwoord, wenste ‘oudemannenliefde’ te praktiseren. Hij was de aanhouder: ‘Ik, de jongeman die weinig anders te bieden had dan een vrij aantrekkelijk uiterlijk én het besef daarvan, behield het initiatief.’ Molegraaf groeide op in een hervormd milieu in Waalwijk. Op de middelbare school ontdekte hij de poëzie van Warren – en vooral dat die ging over ‘de ándere liefde’.
Molegraaf stuurde Warrens leven met dwingende hand. De onthulling dat hij de literaire kroniek volschreef is wellicht een schok, zowel voor de gerecenseerde auteurs als voor de onwetende lezers van de krant van destijds. Beiden hebben deze situatie tot aan Warrens dood geheim weten te houden. De toenmalige PZC-hoofdredacteur Andreas Oosthoek liet in zijn eigen krant weten dat de beweringen van Molegraaf ‘volstrekt fake’ zijn, de huidige hoofdredacteur Ronald van Geenen noemt het ‘lezersbedrog’.
Diepe onzekerheid in seksueel, maar ook in literair-poëtisch opzicht tekende Warren. Je leeft mee met hem; dat is Molegraafs uiteindelijke verdienste. De dichter was een man die leefde in isolement, dat hij slechts moeilijk kon doorbreken.