‘Twintig tassen hebben vond ik normaal’

Verdienen & Uitgeven Respati van de Bunt (47) geeft Nederlandse les aan nieuwkomers en voormalig inburgeraars. „Door het overlijden van mijn zus wil ik dat ik met mijn werk meer beteken voor anderen.”



Foto Bob van der Vlist

in

‘Ik ben geboren in Jakarta, maar door mijn huwelijk ben ik in Nederland gaan wonen. In de jaren negentig studeerde ik Nederlands aan de Universitas Indonesia in Jakarta, toen een docent me in 1995 vroeg voor hem in te vallen en Indonesische les aan expats te geven. Daar ontmoette ik mijn man, een Nederlander die in Indonesië was voor werk. We zijn na een paar jaar getrouwd en toen er in Indonesië een politiek onrustige periode aanbrak, zijn we naar Nederland gegaan.

„Al snel kon ik verder met mijn masteropleiding Nederlandkunde in Leiden. Na mijn studie kreeg ik al snel een baan als radio- en televisiemaker bij de Nederlandse Moslim Omroep en de VPRO. Vanaf toen werkte ik afwisselend in Indonesië en Nederland, in journalistieke functies of als docent. Maar in de tussentijd kregen we een dochter, nu dertien jaar, en ik was dus vaak van huis. Mijn ouders pasten veel op, maar toen zij kwamen te overlijden, koos ik ervoor meer thuis te zijn. Daar hoorde een andere baan bij.

„Ik heb uitgezaaide borstkanker, maar de ziekte is momenteel stabiel. Zolang het gaat, probeer ik zo veel mogelijk te doen. Ik werk wel minder dan vroeger: 24 uur per week ben ik NT2-docent [Nederlands als tweede taal], daarnaast heb ik af en toe klussen als zzp’er. Zo kan ik zelf bepalen hoeveel uur ik per week werk. En ik blijf positief, wonderen bestaan, ik blijf hoop houden dat het goed gaat.”

uit

‘Het leven van mijn zus heeft me geïnspireerd voor mijn huidige leven. Ze was hoofd van een middelbare school in Jakarta, maar gaf ook zelf les. Toen ze in 2014 aan kanker overleed, kwamen bussen vol leerlingen naar haar begrafenis. Toen besefte ik hoe belangrijk haar werk voor anderen was. Het inspireerde me een baan te zoeken waarmee ik ook van betekenis kan zijn in het leven van anderen. Zo kwam ik bij het lesgeven aan expats, nieuwkomers, vluchtelingen en oud-inburgeraars.

„Mijn zus hechtte geen waarde aan spullen. Ze zei altijd: ‘ik heb niet zoveel nodig’. Ik hield juist van shop till you drop. Ik was jong en dacht niet zoveel na over wat er nu echt toe doet in het leven. Twintig tassen in de kast hebben vond ik normaal. Door de dood van m’n zus besefte ik dat al die spullen niet relevant zijn voor m’n leven, ik ben een stuk minder materialistisch geworden.

„Ik probeer mijn dochter ook de wijsheden van mijn zus mee te geven. Als je iets leuks vindt, mag je het wel kopen, maar bedenk wel altijd of dat ding je verrijkt, ook als ziel. Toch houd ik er stiekem wel van om samen met m’n dochter te winkelen, eigenlijk vind ik dat leuker dan dat zij het zelf vindt. Als ze een broek nodig heeft, koopt ze er een en dan wil ze weer naar huis, terwijl ik dan nog allemaal andere leuke dingen met haar wil passen.”