Daniel Paz, student lichamelijke opvoeding, was twintig jaar oud toen hij omkwam tijdens een van de dodelijkste jihadistische terreuraanslagen op Europees grondgebied. Twintig jaar later zoekt zijn vader Eulogio nog steeds naar antwoorden.
Op 11 maart 2004 kwamen explosieven, verstopt in tien achtergelaten rugzakken, in verschillende treinen tijdens de ochtendspits van Madrid tot ontploffing. Er vielen 191 doden en meer dan tweeduizend gewonden. De aanslagen van ‘11-M’, zoals ze in Spanje worden genoemd, zouden voor Europa worden wat ‘9/11’ voor de VS is.
In Spanje werd de aandacht voor de slachtoffers indertijd al snel overschaduwd door politieke manoeuvres om electoraal geen schade op te lopen door de aanslagen. Er werden grove leugens verspreid, die twintig jaar later nog steeds door een deel van de Spanjaarden worden geloofd. Dat maakt zijn verlies extra pijnlijk, zegt Eulogio Paz, die spreekt van „dubbel slachtofferschap”. „Er is de pijn door de dood van je naasten én er is de pijn die wordt veroorzaakt door de constante leugens.”
Na die fatale ochtend werd op het nachtkastje van Daniel Paz Het proces gevonden, het boek van Franz Kafka over een burger die vermalen door de bureaucratie van de staat. De student had het, zo te zien aan de boekenlegger, bijna uit. Zijn vader vecht er na al die tijd nog steeds voor om gezien te worden door de overheid. Eulogio Paz is voorzitter van een organisatie voor nabestaanden. De bijna tweeduizend leden kunnen daar terecht voor psychologische hulp of steun bij elkaar zoeken.
Drie dagen na het drama, op 14 maart 2004, stonden parlementsverkiezingen gepland. De toenmalige regering van premier José María Aznar (Partido Popular) had het jaar daarvoor het zeer impopulaire besluit genomen om deel te nemen aan de Amerikaanse invasie van Irak. De suggestie dat jihadisten nu uit wraak voor Irak de aanslagen hadden gepleegd, moest snel de kop in worden gedrukt, en dus werd er meteen stellig naar de Baskische terreurorganisatie ETA gewezen.
Schuldbewust
„ETA wilde een bloedbad veroorzaken in Spanje en dat is gelukt”, zei de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Ángel Acebes, direct na de aanslag. ,,Als het ETA is, schaadt het links. Als het islamitisch terrorisme is, dan schaadt het mijn regering”, zou Aznar – die nog steeds als erelid verbonden is aan de Partido Popular – hebben gezegd.
Aznar belde hoofdredacties van kranten persoonlijk op om ze te vertellen dat ETA achter de aanval zat. Jesús Ceberio, toenmalige hoofdredacteur van kwaliteitskrant El País, steekt twintig jaar later schuldbewust de hand in eigen boezem. „Helaas ben ik er ook ingetrapt. Ik veranderde de voorpagina en schreef de aanval ten onrechte toe aan ETA.” Aznars plan mislukte, want in de dagen na de aanslag werd snel duidelijk dat het een jihadistische terreurcel van Al-Qaida was. De Partido Popular verloor de verkiezingen, maar de gezaaide twijfel zou nooit helemaal verdwijnen.
Spaanse media staan uitgebreid stil bij de gevolgen van het verspreiden van desinformatie na de aanslagen. In een productie van El País doen verschillende terrorisme-experts, rechters en prominente politici hun verhaal. Zo vertelt rechter Gómez Bermúdez dat de latere rechtszaak over de aanslagen ongekende taferelen ontrafelde: „Hij (Aznar) heeft bewust gelogen. Geen enkele complottheorie is feitelijk onderbouwd en de waarheid werd geheim gehouden.”
Onderzoeker en documentairemaker José Gómez deed tien jaar lang onderzoek naar de aanslagen en maakte de documentaire 11M, te zien op Netflix. De documentaire wordt dit jaar op 11 maart tijdens de herdenkingsceremonie getoond. „Vaak als het nu over nepnieuws gaat, dan zeggen mensen dat Donald Trump de uitvinder was”, zegt Gómez. „Nee, het waren de aanslagen in Madrid waar het begon. Madrid is de geboorteplaats van het moderne fake news.”
Meesterbrein
Dat toont volgens hem aan hoe Spanje het trauma nog altijd niet heeft verwerkt. „De ellende is dat Aznar na twintig jaar nog steeds volhoudt dat ETA het meesterbrein achter de aanslagen was. Hij wil zijn fouten niet toegeven”, zegt Gómez.
Paz: „Dat heeft tot op heden enorme impact op ons, de nabestaanden. Gebrek aan erkenning maakt het voor veel nabestaanden, zelfs twintig jaar later, onmogelijk om deze verschrikkelijke gebeurtenis een plekje te geven.” Gómez: „Wanneer je slachtoffer bent van een misdrijf of een terroristische aanslag is er maar één vraag waar je een antwoord op wilt en dat is: waarom? Als de overheid niet in staat is je dat antwoord op een duidelijke manier te geven, schept dat onzekerheid en wantrouwen en weerhoudt het je ervan om verder te gaan.”
De rechter oordeelde in 2007 dat de aanslagen werden gepleegd door een jihadistische cel van de terreurgroep Al-Qaida en er geen aanwijzing was voor betrokkenheid van de ETA. Om het vertrouwen te herstellen, werd de rechtszaak geheel transparant gevoerd. Iedereen kon meekijken en de bewijsstukken werden op grote schermen geprojecteerd. Maar de twijfels bleven. En waar in bijvoorbeeld Frankrijk de discussie na de aanslagen van 2015 direct ging over de aanpak van terreur door jihadistische groeperingen, bleef in Spanje die discussie door het politieke gekonkel uit. Volgens hoogleraar politieke communicatie Víctor Sampedro gelooft een op de drie Spanjaarden dat ETA achter de aanslag zit, schrijft hij in zijn boek Voces del 11M.
Door die verdeeldheid heeft Paz daarom tijdens de herdenkingsdienst van dit jaar een belangrijk verzoek. „Na twintig jaar zullen we de samenleving opnieuw vragen om te erkennen wat er is gebeurd, namelijk dat het om islamitische terreur ging. Er moet in de geschiedenisboeken een objectief verslag staan van wat er is gebeurd. Dat is cruciaal voor ons collectieve geheugen.”
Vertrouwensbreuk
Volgens documentairemaker Gómez is de Spaanse samenleving van zichzelf al erg verdeeld. „Over de politiek, over het weer, over voetbal”, lacht Gómez voorzichtig. „En mensen kijken hier naar de politiek alsof het een voetbalwedstrijd is. Het maakt niet uit wat er is gebeurd, maar mijn team is mijn team.”
De aanslagen zorgden voor een vertrouwensbreuk tussen het volk en de regering, maar leverden ook nieuwe veiligheidsmaatregelen op. Zo werd het voor inlichtingendiensten makkelijker om terreurverdachten af te luisteren, controles op treinstations en vliegvelden werden strenger en in hotels werd identificatie verplicht.
Over één ding lijken de meeste Spanjaarden het wel eens: de bereidheid om deel te nemen aan conflicten in het buitenland is heel laag. Dat was altijd al zo, maar door de aanslagen van 2004 is dat sentiment nog sterker geworden, merkt Paz. „Oorlogen veroorzaken terrorisme. De oorlog in Irak veroorzaakte de terreuraanslag van 11 maart. De huidige situatie in Gaza, die verschrikkelijk is voor de inwoners daar, zal ook voor de internationale gemeenschap op den duur gevolgen hebben. Daar moeten we ons bewust van zijn.”