Twijfel over robuust economisch herstel is in China taboe

Chinese economie Door streng Covidbeleid werd 2022 voor China een economisch rampjaar. Nu krijgen Chinezen en bedrijven meer ruimte. Is de koerswijziging structureel?

De vastgoedsector verkeert nog steeds in zwaar weer. De overheid probeert de branche daarom al een tijdje te stimuleren. Dat wil nog niet echt effect sorteren.
De vastgoedsector verkeert nog steeds in zwaar weer. De overheid probeert de branche daarom al een tijdje te stimuleren. Dat wil nog niet echt effect sorteren.

Foto Bloomberg

‘Te huur. Bij interesse: bel onderstaand nummer”, staat op een wit vel papier, met grove klodders op een metalen rolluik gelijmd. Het is van een kledingzaak in de hoofdstraat van de zuidwestelijke stad Jinghong. Even verderop staan meer winkels te huur, ook met gesloten rolluiken. Het zijn de rotte tanden in het aangezicht van de winkelstraat.

Maar volgens vicepremier Liu He, die dinsdag namens China sprak op het World Economic Forum (WEF) in Davos, komt het in 2023 allemaal wel weer goed: „Als we hard genoeg werken, heb ik er vertrouwen in dat de groei zal terugkeren naar zijn normale pad, en dat de Chinese economie in 2023 een aanzienlijke verbetering zal laten zien.”

China wordt ook weer een open en aantrekkelijk land voor het internationale bedrijfsleven, aldus Liu. „Een aanzienlijke toename van de import, meer bedrijfsinvesteringen en een genormaliseerde consumptie ligt in de lijn der verwachting”, aldus de vicepremier.

Krijgt hij gelijk, en komt er binnenkort gewoon een nieuwe ondernemer in het pand in Jinghong? Of kampt China met structurele problemen die dat nog niet zo waarschijnlijk maken? En zal de internationale zakenwereld gewoon weer enthousiast naar de Chinese markt trekken, of is het vertrouwen in China weg?

Laagste groei

Voor China was 2022 in veel opzichten een rampjaar. De officiële groei bedroeg 3 procent, maakte het Chinese Nationale Bureau voor de Statistiek (NBS) gisteren bekend. Dat is de laagste groei in ruim zeventig jaar. Alleen in 2020 was het nog minder, toen Covid China voor het eerst trof.

De officiële cijfers zijn wel beter dan wat de Wereldbank voorspelde: die kwam eerder niet verder dan 2,7 procent groei. Maar het is veel minder dan de 5,5 procent die China’s premier Li Keqiang het land voor 2022 ten doel had gesteld.

Het is ook de vraag of de groei wel echt op 3 procent lag. Harde klappen vielen juist aan de onderkant van de maatschappij, in de informele sector van kleine winkeliers, dagloners en schoonmakers. Dat is nauwelijks terug te zien in de officiële cijfers.

Belangrijkste oorzaak van de tegenvallende groei vorig jaar is zeker het uiterst strenge Chinese zerocovidbeleid. Daardoor kregen honderden miljoenen mensen te maken met lockdowns, werd reizen voor Chinezen zowel binnen als buiten China vrijwel onmogelijk en kwamen productie en logistiek op veel plaatsen lange tijd stil te liggen.

Zerocovidbeleid verleden tijd

China raakte internationaal in een zo goed als volledig isolement: vrijwel geen zakelijke reiziger kwam het land meer binnen, internationaal personeel kon er nauwelijks worden vervangen. Bedrijven zochten nieuwe productielocaties buiten China vanuit politieke en bedrijfsmatige noodzaak; de spanningen met de VS namen lange tijd ook alleen maar toe.

Nu is het zerocovidbeleid verleden tijd, en ook politiek en economisch maakt China een draai. De houding tegenover de VS en Europa lijkt vriendelijker, gastvrijer. De ergste restricties op de vastgoedmarkt verdwijnen, techbedrijven krijgen meer speelruimte.

Ook de Chinese president Xi Jinping zelf presenteert zich opeens als een heel andere leider. Hij heeft vrijwel onophoudelijk ontmoetingen met buitenlandse bezoekers, vaak ook zonder mondkapje, hij hamert binnenslands op economische groei. Mensen die corona krijgen, moeten vooral goed voor zichzelf zorgen. De overheid voelt zich niet langer verplicht de levens van zijn burgers koste wat kost te beschermen.

Welvaart

Een koerswijziging was ook hard nodig. Het Chinese staatsgeleide economische model – volgens China beter in staat welvaart te creëren dan de achterhaalde en uitgewoonde westserse systemen – verloor de voorbije periode veel van zijn glans en geloofwaardigheid. Toen bleek immers tot hoeveel willekeur zo’n centraal geleid systeem in tijden van crisis kon leiden, en tot welke abrupte, slecht doordachte economische beslissingen.

Dat was te zien in de vastgoedsector. Vastgoedgigant Evergrande desintegreerde, onder meer doordat het bedrijf niet langer kon lenen. China kwam in 2020 met de ‘Drie Rode Lijnen’ voor deze bedrijfstak, regels die het leenvermogen van een onroerendgoedbedrijf beperken op basis van de verhouding tussen schuld en bezittingen.

Op zich was dat een verdedigbare ingreep, want de Chinese vastgoedsector was heel speculatief geworden, met veel ongedekte leningen en investeringen. Maar de maatregelen bleken erger dan de kwaal: de schuldenpositie van vastgoedbedrijven verslechterde alleen maar en ook gezonde bedrijven raakten in de problemen. Inmiddels heeft niemand het meer over de Drie Rode Lijnen, maar de sector verkeert nog steeds in zwaar weer.

De overheid probeert de vastgoedbranche daarom al een tijdje te stimuleren. Dat lukt nog niet erg: hij is vorig jaar met 5,1 procent gekrompen, meldt het NBS. De investeringen in vastgoed lagen 10 procent lager dan in 2021. De Chinese bevolking krimpt, en het is de vraag of vastgoed zijn aantrekkelijkheid voor investeerders weet te herwinnen.

Vastgoed kan ook in waarde dalen

Veel Chinezen zijn er ook van geschrokken dat vastgoed niet alleen in waarde kan stijgen, maar ook kan dalen. Of de bedrijfstak zich herstelt, is dit jaar een van de belangrijke vragen. Als dat niet of niet voldoende gebeurt, tast dat een belangrijke pijler onder de Chinese economie aan. De sector beslaat volgens sommigen zo’n 30 procent ervan.

Een man met een beschermend pak loopt langs een gesloten cosmeticawinkel in het doorgaans drukke winkelcentrum Taikoo Li in Sanlitun.
Foto Kevin Frayer/Getty Images

De verwoestende aanpak van de onroerendgoedsector is maar één voorbeeld van de schokkerige, abrupte manier waarop de Chinese overheid de laatste jaren met het grote private bedrijfsleven is omgegaan. Ook hightechbedrijven kregen te maken met onverwachte nieuwe regels. Zo mocht taxi-app Didi in de zomer van 2022 opeens niet meer worden gedownload van appstores, omdat die te veel gevoelige gegevens van gebruikers zou verzamelen. Het bedrijf verloor daardoor in één klap veel van zijn waarde. De grote sector van het buitenschoolse onderwijs werd vrijwel in één klap om zeep geholpen toen China betaalde bijlessen door privé-instituten verbood.

Nieuw kapitaal

Maar 2023 wordt helemaal anders, is nu de boodschap van de overheid. Didi mag weer worden gedownload, de Ant Group, het bedrijf van China’s beroemdste private ondernemer Jack Ma, mag nieuw kapitaal aantrekken. En China staat weer helemaal open voor het buitenland, aldus Liu He in Davos. De Chinese president Xi Jinping gaf al eerder signalen in die trant door aan de lopende band, en vaak zonder mondkapje, buitenlandse overheidsvertegenwoordigers te ontvangen en te wijzen op de openheid van China.

2023 wordt helemaal anders, is nu de boodschap van de overheid

Is sprake van een fundamentele koerswijziging? Of is het vooral een charme-offensief? Misschien is China’s economische malaise zo groot en onhoudbaar geworden dat de overheid zich gedwongen voelt in elk geval voor dit moment een andere toon aan te slaan. Die toon kan dan ook weer makkelijk weer veranderen als het land zich sterk genoeg voelt om verder te gaan op een pad waarbij ideologie domineert, en waarbij de rivaliteit met de VS ook de economische koers bepaalt.

Een belangrijk onderliggend obstakel voor hernieuwde groei is daarbij niet economisch, maar politiek. Apple kijkt naar India en Vietnam als alternatieve productielocaties, en is in dat opzicht niet de enige. Het is deels omdat China door alle coronabeperkingen een onbetrouwbare leverancier was geworden, maar deels ook omdat productie in China een politiek risico is geworden. Als je producten in de VS wilt verkopen, wordt het steeds moeilijker als die in China zijn geproduceerd.

China internationaal sterk afhankelijk

En dan is er de Chinese export. China wil al veel langer de binnenlandse consumptie stimuleren en minder afhankelijk worden van export – wat voor corona niet echt lukte. Ook vorig jaar steeg de uitvoer veel harder dan de invoer: 7,7 procent tegenover 1,1 procent. Het maakt China sterk afhankelijk van de internationale markt, en daar zou de vraag in 2023 weleens kunnen verzwakken door een slechte economische situatie in de VS en Europa.

Maar in China is twijfel over een economische opbloei in 2023 steeds meer taboe. De toon van de staatsmedia is bijna overdreven optimistisch en positief. Zelfs de beperkte groei van 3 procent brengt de Global Times als positief nieuws. Dit Engelstalige medium valt onder het Volksdagblad en daarmee onder de Communistische Partij van China. „China is stevig op koers naar een rooskleurige groei van meer dan 5 procent in 2023, zeggen analisten die voorspellen dat binnenlandse consumptie de hoofdmoot van het herstel zal vormen te midden van een mogelijke wereldwijde recessie”, aldus de Global Times.

Ondertussen wordt de situatie er niet transparanter op. In oktober merkte een journalist van de Financial Times op dat het officiële beeld van China’s economie steeds minder betrouwbaar wordt, omdat steeds minder indicatoren worden meegewogen.

Wordt 2023 voor China dan toch een mooi economisch jaar? De Wereldbank denk dat het in ieder geval beter wordt dan in 2022, met een groei van 4,3 procent voor 2023 en 5 procent het jaar erna. Dat zijn voor China relatief lage groeicijfers. En het is een indicatie dat het land zijn tijd als dé grote groeier van de wereld achter zich heeft.