De Tweede Kamer heeft donderdag vóór een maatregel gestemd om de internationalisering van het hoger onderwijs te beteugelen. Het gaat om de mogelijkheid om een numerus fixus – slechts een vastgesteld aantal studenten wordt toegelaten tot een studie – in te zetten op alleen de Engelstalige variant van een studie, zodat – is het idee – minder internationale studenten naar Nederland komen. VVD, PVV, NSC, BBB, JA21, FVD en SP stemden vóór.
De maatregel is een amendement op de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, ingediend door de VVD. Nu is het alleen mogelijk om voor een gehele opleiding numerus fixus in te zetten. De VVD wil dat het mogelijk wordt „wel een numerus fixus in te stellen op de bachelor psychology (Engelstalig) en niet op de bachelor psychologie (Nederlandstalig)”, schrijft ze in de toelichting bij het amendement.
Er ligt al een wetsvoorstel van demissionair minister Robbert Dijkgraaf (Onderwijs, D66) – de Wet internationalisering in balans – waarin dezelfde maatregel staat. De universiteiten zien die wel zitten, maar in het voorstel staan ook maatregelen waar ze kritiek op hebben. Daarom heeft de invoering van deze wet vertraging opgelopen. De VVD wil dat de instroom van internationale studenten al sneller kan worden ingedamd en kwam daarom met een amendement op een al bestaande wet.
Lees ook
Onderwijsraad: minister Dijkgraaf moet beteugeling van internationalisering hoger onderwijs beter uitwerken
Eerste Kamer
Vooral universiteiten hebben te maken met een hoge instroom van internationale studenten. In het studiejaar 2022-2023 kwam meer dan een derde van de eerstejaarsstudenten uit het buitenland, volgens CBS-cijfers. Dat zorgt voor een groeiend tekort aan studentenkamers, overvolle collegezalen, hoge werkdruk voor docenten, dreigende verdringing van Nederlandse studenten bij bepaalde studies en van het Nederlands als onderwijstaal.
Jan Paternotte (D66) stelde donderdag in de Tweede Kamer, vlak voordat de stemmingen begonnen, voor om het amendement „ontoelaatbaar” te verklaren. In de praktijk zou dat betekenen dat de Kamer niet zou stemmen over het voorstel. Maar daar bleek geen meerderheid voor. Hij had „rechtsstatelijke” bezwaren, omdat het amendement is ingediend bij de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dat betekent dat de Eerste Kamer niet apart over het amendement kan stemmen. Zij stemt namelijk vóór of tegen de begroting als geheel. De kans is daarom groot dat het amendement ook door de Eerste Kamer komt.