Inge Vleemingh (40) heeft net de varkens gevoerd. Grote, borstelige beesten zijn het, een kruising tussen het roodharige Duroc-ras en een wild zwijn. Dol op krentenbollen van de lokale bakker. Ze groeien langzamer dan de meeste vleesvarkens, maar ze zijn robuust en kunnen het hele jaar buiten lopen.
En dat is wat Inge en haar man Heimen Vos (43) voor ogen hebben op hun gemengde bedrijf, met 17 hectare grond. Tweehonderd varkens, scharrelend op het land of in een stal met stro als het buiten te nat is, waarvan ze de mest kwijt kunnen op hun eigen akkers, waarop ze granen en peulvruchten voor menselijke consumptie verbouwen.
Maar die tweehonderd varkens – een fractie van de drieduizend dieren op een gemiddeld Nederlands vleesvarkensbedrijf – hebben ze nog niet. Want de vergunningen zijn niet rond. Met de stikstofuitspraak van de Raad van State in december zullen die vergunningen er voorlopig ook niet komen voor De Goed Gevulde Boerderij, vreest Inge. De onzekerheid is bovendien alleen maar toegenomen sinds de rechter in een zaak van Greenpeace eind januari oordeelde dat de staat zijn wettelijke stikstofdoelen moeten halen.
Inge wil er graag over vertellen. Want hoewel elke boer een ander verhaal heeft, treft het ‘stikstofslot’ veel meer boeren. Zolang het kabinet niet met nieuw beleid komt om uit de impasse te komen, kunnen boeren die dáchten dat ze nog stikstofruimte hadden of konden kopen geen kant op.
Of boeren nu stikstofrechten van andere boeren hadden gekocht of in hun eigen bedrijf minder stikstof uitstoten om met die ‘ruimte’ iets anders te doen – zowel voor extern als intern salderen, zoals dat heet, blijven aanvragen nu liggen. Dat betekent: niet verbouwen, niet verhuizen, niet verduurzamen. Ongeveer de helft van alle Nederlandse veehouders zit naar schatting van de Rabobank nu in juridische onzekerheid.
Inge Vleemingh heeft de situatie van hun eigen bedrijf gisteravond nog even op een rijtje gezet. „Toen ik het aan Heimen liet zien, kreeg ik het wel even te kwaad.” Ze zijn al jaren bezig, zeker vier vergunningaanvragen staan nog uit, alleen al voor 160 varkens en de bouw van een nieuwe stal. „Alle seinen moeten op groen staan om door te kunnen.” Maar zolang het stikstofslot erop zit, zijn de andere vergunningen ook niets waard.


Foto’s Dieuwertje Bravenboer
Geen megastal
Het leek een toekomstbestendig plan. Heimens ouders hadden in het dorp Halle in de Achterhoek een bedrijf met tweeduizend varkens. Heimen stond als jonge boer al voor de vraag hoe hij het bedrijf zou voortzetten. Op de oude voet verder of de stal afbreken en een megastal in het dorp neerzetten, zag hij niet zitten.
Met Inge, landschapsarchitect en kleindochter van melkveehouders, kwamen in 2018 de eerste vijf zeugen op het erf. Samen kozen ze voor de transitie naar een natuurinclusief kringloopbedrijf, maar dan wel buiten het dorp. In de oude stal van Heimens ouders staan sinds 2020 geen varkens meer, maar de stikstofrechten hebben ze nog steeds.
Wat niet mocht: met 10 procent van de oude veestapel een gemengd bedrijf beginnen op een nieuwe locatie. Wat toen nog wel mocht, zegt Inge: „In de lege oude stal weer tweeduizend varkens neerzetten, dit twee jaar volhouden en dan verhuizen.”
Maar tweeduizend varkens houden in een dichte stal in het dorp, dat zagen Heimen en Inge niet zitten. „We kozen voor extern salderen: in 2022 kochten we stikstofrechten van de buurman op onze nieuwe locatie. Die waren nog geldig, want hij had nog koeien in zijn stal.” Van de rechten die ze van hem kochten, moest 30 procent worden afgeroomd. „Dat kwam ten bate van de natuur.”
De vergunning kregen ze, in juni vorig jaar. In eerste instantie voor slechts veertig varkens. Op die manier bleef de uitstoot zo laag dat ze de natuur in buurprovincie Overijssel niet zouden belasten en ze daar geen stempel hoefden te halen – want Overijssel zat al praktisch op slot. Met veertig varkens konden ze hun bedrijf in elk geval opstarten. Deze zomer deed Inge de aanvraag voor nog eens 160 varkens de deur uit.

Stil
En daar stopt het verhaal. Van de provincie Gelderland, die over de nieuwe aanvraag moest beslissen, hebben Heimen en Inge sinds de zomer geen uitsluitsel gekregen, en ook na de beide stikstofuitspraken bleef het stil. Sindsdien is ze er niet geruster op. Extern salderen, zoals De Goed Gevulde Boerderij doet, zou wel mogen, mits de vergunning nog in gebruik is – dus zolang de buurman zijn koeien heeft.
Maar grote onduidelijkheid is er nu over de toets die de provincie moet doen om te oordelen over de extra stikstofdepositie van hun bedrijf op overbelaste natuur – ook al is die minimaal, veel lager dan die van de koeien waarvan ze de rechten kopen. Voor die zogeheten ‘additionaliteit’ is nu geen beleid, en zolang er geen nieuw beleid is, blijven alle aanvragen liggen.
Hun aanvraag ligt op een „huizenhoge” stapel, zegt Inge. Wanneer zijn ze aan de beurt? En wat als blijkt dat de aangekochte stikstofruimte eerst nodig is voor natuurherstel? „Ik zie hoe slecht de natuur eraan toe is. Maar waar ik bang voor ben, is dat een bedrijf als dat van ons, dat juist met de natuur meewerkt, niet meer verder kan.”
Lees ook
Deze varkensboer zegt dat de stikstofuitspraak ‘laat zien dat we in Nederland tegen een betonnen muur aan zijn gelopen’
De Goed Gevulde Boerderij is niet het enige bedrijf in onzekerheid. Hoeveel boeren en andere bedrijven nu precies in dit niemandsland verkeren, weet niemand. De provincie Gelderland, centrum van de stikstofcrisis, schat dat zo’n driehonderd bedrijven aan de slag zijn gegaan met intern salderen, in de veronderstelling dat ze geen vergunning nodig hadden. Op de plank liggen nog circa vijfhonderd aanvragen waarover de provincie nu niet kan besluiten – en er ligt waarschijnlijk nog een veelvoud bij gemeenten in Gelderland.
De provincie heeft boeren hierover nog niet individueel geïnformeerd. „We onderzoeken nog hoe en wanneer we weer verder kunnen met vergunningverlening”, mailt een woordvoerder. Op de website van de provincie staat dat BBB-gedeputeerde Ans Mol wil „voorkomen dat Gelderland op slot gaat” – wat de facto al gebeurd is.
De stikstofuitspraken waar boeren nu tegenaan lopen, zijn generiek: ze gelden voor iedereen en er is nauwelijks ruimte om uitzonderingen te maken voor boeren die juist bezig waren met verduurzaming. Inge en Heimen kijken er met een dubbel gevoel naar.
Lees ook
‘De gemeente kiest liever voor geld dan voor grutto’s’
Het valt moeilijk te verkroppen als de „botte bijl” ook op hun bedrijf valt. Alle mest gebruiken ze op hun eigen akkers. Dat is ruige mest bovendien – de varkens doen hun behoefte op stro, waardoor urine en poep gescheiden blijven en de ammoniak- en stikstofuitstoot minimaal is. Juist die grondgebonden veehouderij, waarbij de boer genoeg land heeft voor de eigen mest, wordt gezien als een van de wegen om uit de stikstofcrisis te komen.
„In mijn hart ben ik blij”, zegt Inge, dat de overheid wordt gedwongen de stikstofdoelen te halen. Maar als ze aan de toekomst van haar eigen bedrijf denkt, krijgt ze buikpijn. „Het slaat helemaal nergens op dat wij met een papierwinkel bezig zijn die niet op ons van toepassing is, en die ons toch de kop kan kosten. Ik ben alleen maar met die vergunningen bezig. ‘Wanneer kom je weer buiten’, zegt Heimen soms.”
Extensiveren raakt voor boeren die dat willen buiten bereik, schetst Inge. Boeren die zelf hun veestapel willen verkleinen, kunnen hun stikstofrechten niet meer verkopen. Een bestaand bedrijf kopen en dat extensiveren is onbetaalbaar. Minder produceren, zonder met nieuwe activiteiten het verlies aan inkomsten te kunnen compenseren, dat kan niet uit.
Aan de provincie en de gemeente Bronckhorst ligt het niet, zegt Inge. „Die zijn van goede wil, maar ze weten net zo weinig als wij. En het enige wat Wiersma [minister van Landbouw, BBB] zegt, is: ‘We gaan ons beraden.’ Maar waar blijft het plan? En wat wordt onze rol daarin? Achter ons soort boeren zit geen lobby van grote agrobedrijven. Ik vrees dat de strategie van de BBB is om dit uit te zingen, tot alle kleine boeren zijn gestopt en een paar grote boeren overblijven.”
Inge rekent voor wat het vergunningencircus hun tot nu toe heeft gekost: 15.000 euro voor de stikstofrechten van de buurman en advieskosten voor de eerste vergunning, en nog eens 10.000 euro voor de aanvraag die nu op de plank ligt. Veel geld voor een kleinschalig bedrijf.
Haar gezicht klaart op als ze de vraag krijgt waar ze de energie vandaan haalt om door te gaan. Enthousiast vertelt Inge hoe zij en Heimen een inkomen uit hun bedrijf halen. Met rondleidingen en workshops, en een boerderijwinkel waar ze hun honing en kip verkopen, en meel, olie en bier van eigen gewassen. Aan een kilo varkensvlees, zegt Inge, houden we tien keer meer over dan wanneer het naar de supermarkt zou gaan. „Alleen de slager in het dorp zit er tussen.”
Ze verbouwen quinoa, gerst, amarant en bonen, en huttentut, een plant met oliehoudend zaden. Gewassen waarvoor ze niet hoeven te ploegen – beter voor de bodem – en die door mensen gegeten kunnen worden. Geen kunstmest, geen pesticiden. „Alles wat erbij komt, moet iets bijdragen aan de kringloop.”
Beiden halen ze er hun inkomen uit, maar extensieve landbouw is voor de boer intensief. „Wat wij doen, kan je afdoen als Ot-en-Sienromantiek, of hobbyisme. Maar zoveel mensenwerk heeft waarde, het maakt ons gelukkig.”
