Twee generaties die de bodem in Nederland proberen te verbeteren: ‘Toen ik de prachtige wortels zag wist ik: dit werkt’

Nederlandse bodems zijn geweldig, hoort bodemecoloog Wim van der Putten regelmatig. „Zo vruchtbaar, met zoveel gewassenopbrengst. Maar om die hoge landbouwproductie nog hoger te maken, zijn we een heleboel mest en bestrijdingsmiddelen gaan gebruiken. Dat tast de bodem aan, waardoor boeren nóg meer moeten bemesten, bewateren en bewerken voor een hoge opbrengst.”

Kringlooplandbouw’ was de oplossing in het regeerakkoord van het demissionaire kabinet-Rutte IV. Een omslag tot 2040 naar duurzame landbouw, in balans met de natuur, met minder mest en minder vee.

Maar het woord ‘kringlooplandbouw’ staat niet meer in het verse hoofdlijnenakkoord van PVV, BBB, VVD en NSC. De nieuwe coalitiepartijen willen de strengere mestregels uit Europa juist terugdraaien. Het nieuwe kabinet draait het om: niet natuurinclusieve landbouw, maar „landbouwinclusieve natuur”.

De vraag is wat het gaat betekenen voor de bodemproblematiek van Nederland. Het Rijk heeft sinds 2019 een Nationaal Programma Landbouwbodems. Een hoofddoel is dat alle bodems in 2030 „duurzaam” worden beheerd. Welke maatregelen dat vraagt, wordt nog onderzocht.

Een ander doel is dat 15 procent van de landbouwgrond in 2030 biologisch wordt bewerkt. De afgelopen vijf maanden is dat aandeel gestegen van 5,3 naar 5,4 procent, schreef demissionair landbouwminister Piet Adema (ChristenUnie) deze week aan de Tweede Kamer. Er ligt nog „een flinke opgave”, aldus Adema.

Een langjarig overzicht van dé Nederlandse bodemkwaliteit is er niet, zegt Van der Putten van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW). „In de EU wordt momenteel gewerkt aan een wet om de bodem te monitoren. Die wet is nodig omdat 60 tot 70 procent van de bodems in Europa ongezond is. In Nederland zal het helaas niet gunstiger zijn.”

De ‘regenwormkaart’ van de Atlas Natuurlijk Kapitaal geeft wel een aardig beeld. Want een gezonde bodem begint bij een gezond bodemleven. Op die kaart zie je de minste regenwormen in de meest intensieve landbouwgebieden: Brabant, de Gelderse Vallei, Drenthe en Overijssel.

In een handjevol gezonde grond leven nog meer organismen dan er mensen op aarde zijn, zegt Van der Putten. „Vijfduizend soorten en tien miljard individuele organismen. Van microscopisch kleine bacteriën, schimmels en aaltjes, tot springstaarten en regenwormen. Daar lopen we iedere dag zo maar overheen.”

Al dat bodemleven zet plantenresten om in stikstof, fosfaat, kalium en sporenelementen, wat planten opnemen om te groeien. De bodem kan de koolstof uit die plantenresten jarenlang opslaan, wat helpt tegen klimaatopwarming. Ook zorgt al dat leven voor een goede bodemstructuur die water vasthoudt en wortels ruimte biedt om zich te ‘wortelen’.

Maar door intensieve grondbewerking, veel mest en bestrijdingsmiddelen, en door het veelvuldig verbouwen van dezelfde gewassen, sterft een deel van het bodemleven. De bodem verliest aan natuurlijke vruchtbaarheid, structuur en wordt kwetsbaarder voor ziektes en plagen, en voor uitdroging en erosie.


Lees ook
Een uitweg uit de mesthoop: vier vragen over het complexe samenspel van poep, plas en gewas

Een boer verspreidt kunstmest op zijn land.

„Je kunt jezelf oppeppen met vitaminepillen en astronautendrankjes en zo, maar daarmee bouw je geen natuurlijke weerstand op”, zegt Jannemarie de Jonge, Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving. „Met de bodem is het eigenlijk precies hetzelfde. Die kan je wel volpompen met mest, maar daarmee vernietig je het zelfherstellend vermogen.”

De bodem is de basis van onze voedselvoorziening en klimaatverandering dwingt ons tot actie, zegt De Jonge. „Door toenemende droogte zal de landbouwproductie in Zuid-Europa steeds moeilijker worden. Wij mogen ons gelukkig prijzen met een gematigd klimaat, maar de druk op onze productie zal groeien.”

Op verschillende manieren werken duurzame boeren en tuinders aan bodemherstel. NRC sprak met twee generaties. Jan Jonkman uit Lelystad ging biodynamisch telen na het verlies van zijn dochter. Suzanne van der Velde en Bruna San Roman uit Rotterdam willen samen een commerciële ‘Bosboerderij’ oprichten.

Jan Jonkman‘Ik dacht: wat voor rommel gebruik ik op mijn land?’

Jan en Gré Jonkman hadden in mei 1976 net een nieuw huis en een nieuw bloembollenbedrijf met tien hectare tussen Bovenkarspel en Andijk. In het eerste weekend daar werd hun veertienjarige dochter Marja ziek. Leukemie, de kwaadaardigste vorm. Ze overleed drie maanden later, in september, in de drukte van de bollenoogst.

Het drama liet Jonkman (87) niet los, vertelt hij naast Gré in hun woonkamer in Lelystad. „Ik dacht: wat kan er toch gebeurd zijn?”

Via het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid hoorde hij over de schadelijkheid van Brassicol, een grondontsmettingsmiddel met benzeen dat acute leukemie kan veroorzaken. Jonkman gebruikte het al jaren in de bloembollenteelt. „Of Marja er op een of andere manier mee in aanraking is geweest, weten we niet. Wel dacht ik toen: wat voor rommel gebruik ik op mijn land?”

Het was een omwenteling in het leven van Jonkman, als mens en als tuinder. Hij was opgegroeid met de Tuinbouwgids, voor veel telers de bijbel van chemische bestrijdingsmiddelen. Maar na het verlies van zijn dochter verdiepte Jonkman zich in de biodynamische tuinbouw van Rudolf Steiner (1861-1925), gebaseerd op de natuur en de kosmos, en met een eigen zaaikalender.

In 1986 stak hij met zijn gezin de Houtribdijk over om op de lichte zavelgrond van Lelystad zijn bedrijf voort te zetten. De bodemkwaliteit werd er ruim dertig jaar lang gemeten door bodemkundige Jan Bokhorst van het Louis Bolk Instituut en bleek te verbeteren. De Nederlandse Bodemkundige Vereniging reikte in 2023 voor het eerst een prijs uit voor ‘Nederlandse Bodem van het Jaar’ – aan Jonkman. Zijn levensverhaal is beschreven in het boek De opdracht een goed rentmeester te zijn (2021) van Henk Pruntel.

De allereerste biodynamische teelt van wortels – nog in Andijk in 1979 – was spannend, vertelt Jonkman. „Ik had ook twijfels af en toe.” Tuinders in de omgeving al helemaal. Zijn twee buren hadden ook wortels gezaaid, maar dan met kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Jonkman had een eigen methode: tussen de rijen wortels had hij bedjes uien geplant. De geur daarvan moest de plaag van wortelvliegen verjagen.

„In de herfst ging ik kijken, en het waren prachtige, gezonde wortels. Maar mijn buren hadden ondanks bestrijdingsmiddelen allebei een misoogst, met heel veel ‘vuur’ of vlekjes op de wortels. Toen wist ik: dit systeem werkt.”

Foto Olivier Middendorp

Uitputting van de bodem gaat langzaam, maar herstel ook, zegt Jonkman. De juiste afwisseling in gewassen is belangrijk. In een cyclus van zes jaar plantte Jonkman aardappelen, pompoen, bloemkool, peen, sperziebonen of spinazie en ui. Iedere winter zaaide hij rogge, dat hij niet oogste maar omploegde. De plantenresten vormden naast rundermest een groene voeding.

Verder volgde Jonkman zo veel mogelijk de biodynamische zaaikalender. Het idee is dat zaaien voor volle maan extra licht geeft, of dat de zwaartekracht van de maan de plantengroei beïnvloedt. Maar was de grond op een zaaidag eigenlijk te nat, dan volgde Jonkman gewoon zijn boerenverstand. „We zijn vrijzinnig hervormd opgevoed, maar niet van die dogmatische mensen. We weten wel dat er een schepper is die onbegrijpelijk is voor ons.”

In een cyclus van zes jaar plantte Jonkman aardappelen, pompoen, bloemkool, peen, sperziebonen of spinazie en ui

De eerste jaren had Jonkman veel last van het beruchte Paratrichodorus teres-aaltje, een minuscuul wormpje dat vooral de wortels van zijn ui, peen en aardappel aanvrat. Maar door de jaren verdween dat aaltje, mogelijk omdat de bodem gezonder werd. Over drie decennia is de vruchtbaarheid (organische stof) toegenomen en de verzuring gedaald. De bodem heeft een dikke humuslaag en veel regenwormen, die ruimte maken voor zuurstof, water en diepere wortelgroei.

Samen met andere boeren heeft Jonkman eraan bijgedragen dat de provincie Flevoland nu koploper in biologische landbouw wordt genoemd. „Met mijn eigenwijze kop heb ik het anders proberen te doen. Gaandeweg zag je de maatschappelijke discussie over landbouw kantelen. Als je dan op je 86ste een prijs krijgt voor de bodem van het jaar, geeft dat een voldaan gevoel.”

Suzanne van der Velde en Bruna San Roman‘In Nederland zijn landbouw en natuur heel gescheiden’

Langs de Nieuwe Maas in Rotterdam werken twee vrouwen aan de boerderij van de toekomst: de Bosboerderij. Hun werkplek zit in BlueCity, een circulaire ‘broedplaats’ in het voormalige zwemparadijs Tropicana. De eerste Bosboerderij moet dit jaar honderdvijftig kilometer verderop in Halle in de Gelderse Achterhoek komen. Ze beginnen met één strook land, het doel is een landelijke keten waarin bosboeren worden opgeleid.

Zelf hebben Suzanne van der Velde (38) en Bruna San Roman (33) geen agrarische achtergrond, vertellen ze. Wel hebben ze een ondernemingsplan, contacten met een biodynamisch melkveebedrijf met een tuinderij, wat startgeld en een hoop idealen. Van der Velde: „In Nederland zijn landbouwgrond en natuur nog heel gescheiden. Wij willen die twee dichter bij elkaar brengen.”

Van der Velde werkte jarenlang als milieu- en duurzaamheidsadviseur voor internationale ingenieursbureaus. San Roman komt uit Brazilië, studeerde politieke wetenschappen in Nijmegen en werkte voor een sofwarebedrijf voor hotels. De twee ontmoetten elkaar vorig jaar in Rotterdam bij een ondernemersprogramma voor duurzame landbouw in BlueCity.

Van der Velde: „Bij mij begon het steeds meer te kriebelen: hoe kunnen we zorgen dat de bodem zich weer herstelt? Dus heb ik mijn baan opgezegd om te kijken of ik hier mijn werk van kon maken.”

San Roman: „Ik wilde meer doen met spiritualiteit, dus ben ik aan een yogaopleiding begonnen. En ik wilde met de natuur werken, of op een boerderij. Toen heb ik me verdiept in duurzame landbouw.”

De Bosboerderij is gebaseerd op syntropische landbouw uit Brazilië. Een voedselbosmethode, die daar in de jaren tachtig van de vorige eeuw door de Zwitser Ernst Götsch (1948) is uitgewerkt. Het woord syntropisch heeft niets te maken met tropisch, het is een ecologisch systeem dat de bodem verbetert. Het gaat om de juiste mix van gewassen en bomen, waarbij de bodem wordt gevoed met groen snoeimateriaal.

„Mijn schoonvader wist dat er een biodynamische boer op de markt in Doetinchem stond”, vertelt San Roman. „Die boer had zelf ooit al een beetje geëxperimenteerd met agrarische bosbouw, en die wilde best met ons samenwerken.”

Het woord syntropisch heeft niets te maken met tropisch, het is een ecologisch systeem dat de bodem verbetert

Bij de Bosboerderij zie je straks een strook land met bijvoorbeeld notenbomen, hazelaar en meidoorn. Aan weerszijden worden verschillende groenten geteeld zoals aardappelen, courgette en pompoen. Alles wordt in één keer aangeplant, maar door de tijd verdwijnen de eenjarige gewassen en wisselt de oogst. Na jaren worden bomen zoals eiken, beuken en linden steeds groter.

Van der Velde: „De koeien lopen er gewoon langs. We zullen de teelt de eerste jaren wel omheinen, want anders eten ze alles op.”

Syntropische landbouw bestaat al in Nederland, maar vooral in kleinere, educatieve projecten. De Bosboerderij moet een commercieel, langjarig verdienmodel krijgen, en toch op „menselijke schaal” blijven. Het plan is een samenwerking van lokale bosboeren die in het veld worden opgeleid. Er is de opbrengst van de oogst en van het hout. Voor het verbeteren van de bodem en de natuur zijn er financiële vergoedingen van overheid en bedrijfsleven.

„De grootste puzzel vormen nog de hoge arbeidskosten in Nederland”, zegt Van der Velde. Maar het werken op het land kan ook een inkomstenbron vormen, hebben ze bedacht. De bosboerderij kan een plek worden voor arbeidsreïntegratie, zingeving of ontspanning. „En er zijn genoeg mensen in de Randstad met een kantoorbaan die voor een vergoeding best een dag in de week buiten zouden willen werken.”

Ook als de Bosboerderij geen rendabele onderneming wordt, kan het initiatief nog altijd bijdragen aan bewustwording, zeggen ze. Van der Velde: „De lobby van de grote, industriële landbouw is zo sterk, dat het heel lastig is om die te veranderen. Maar je moet ergens beginnen, want anders verandert er niks.”