„Wat wij eerder hadden, ik denk dat we dat echt beter op papier hadden kunnen doen”, zei Joris Luyendijk. Het interview was tweeënhalf uur gaande. „Beeld blijft meer zeggen dan vijftigduizend woorden”, antwoordde zomergast Sakir Khader. Maar Luyendijks schoolmeestermodus was alweer geactiveerd. Zijn gast verviel in geduldig zwijgen toen hij zijn uitleg vervolgde: „Beeld genereert emoties. Maar het is soms ook goed om gedachtes uit te spinnen, en dat doe je denk ik beter met woorden op papier.”
De aflevering van Zomergasten zou zondagavond geen makkelijke zit worden. Dat was al duidelijk vanaf de eerste minuten, waarin de 33-jarige Khader uitlegde waarom hij zo jong al ‘ja’ had gezegd op deelname aan het programma: „Ik weet niet of ik er over een paar jaar nog ben, met het tempo waarmee mijn collega’s worden afgemaakt.” Het hoofdthema in het werk van de Palestijns-Nederlandse documentaire-fotograaf en filmmaker is de relatie tussen leven en dood, die hij met zijn camera vastlegt in met name Midden-Oosterse conflictgebieden.
Nee, geen makkelijke zit – maar wel een belangrijke. En Khader had duidelijk verhalen te vertellen: hij sprak openhartig over verloren vrienden en collega’s; over hoe hij anderen wilde inspireren om de camera op te pakken en de geschiedenis vast te leggen; over zijn schuldgevoel jegens zijn moeder, die zich zo veel zorgen om hem maakte. Over zijn innige band met Palestina, waar de bommenregen geen einde kent.
Dan was het toch spijtig dat zelfbenoemd zevenvinker Luyendijk veelal meer bezig leek met het volgen van zijn vooraf bedachte lijnen dan met het zich mee laten meevoeren in Khaders verhalen; dan met het stellen van vervolg- en verdiepingsvragen. Hij werkte zich mompelend door het interview heen, meed oogcontact op moeilijke momenten en gooide nu en dan een net te joviaal „man” in de strijd („Sakir, man!”) – het maakte de niet-makkelijke zit er bepaald niet makkelijker op.
Bang
Na ruim een uur werd duidelijk waar zijn zenuwen vandaan kwamen. Khader had een fragment meegenomen uit God Forbid with Richard Carleton, waarin de Palestijnse schrijver en politicus Ghassan Kanafani werd gevraagd waarom vredesbesprekingen met Israël waren uitgesloten. Na het bekijken van het fragment was het Khader die Luyendijk tot spreken moest aanmoedigen, met een uitnodigend „Tell me”. „Ik zie hier echt tegenop”, zei die laatste. Voor aanvang van de aflevering had hij bemoedigende appjes gekregen van zowel zijn Joodse collega’s en kennissen als zijn moslimcollega’s en -kennissen, vertelde hij; en nu was hij bang iemand teleur te stellen.
Het was een moment van kwetsbaarheid. Misschien was het ook een poging om heelhuids uit het gesprek te komen: om het publiek te laten zien hoe moeilijk en eng het is om over Israël en Palestina te praten op nationale televisie. Maar wanneer je interviewgast die angst allang voorbij is, vestig je met die aanpak wel erg veel aandacht op jezelf.
En in plaats van tijdig bij te sturen, bleef Luyendijk stug dezelfde koers varen. Zijn anekdotes over zijn eigen correspondententijd in het Midden-Oosten werden steeds langer, zijn neiging om eigen gevoelens op Khader te projecteren steeds groter. „Moeilijk hè”, glimlachte Khader soms geruststellend. „Joh”, zei Luyendijk. „Ik heb er een boek over geschreven.”
Ook deze avond had Luyendijk liever op papier gezet dan in beeld gebracht. Toch was juist het unieke ongemak fascinerend, dat alleen op live tv had kunnen plaatsvinden: de worsteling van de presentator tegenover de kalmte van de geïnterviewde. Khaders laatste gekozen fragment eindigde met een poëtische zin over kersen. „Ik hoop dat je nog lang de smaak van kersen mag proeven, Sakir”, zei Luyendijk. En Khader grijnste. „Ik vind kersen niet lekker.”
Lees ook
Fotograaf Sakir Khader: ‘Duizend keer ben ik al doodgegaan’