Tuurlijk joh. Lekker bellen op de speaker in een stille treincoupé

Japke-d. denkt mee Lawaai is tegenwoordig overal. Is rekening houden met anderen uit de tijd? Of is er geen gêne meer, vraagt zich af. „Als je overal lawaai kán maken, waarom zou je het dan niet doen?”

Illlustratie Tomas Schats
Illlustratie Tomas Schats

Zelf ben ik zo opgevoed dat ik een beetje op m’n geluid let in het openbaar. Dat betekent dat ik niet bel in de trein, geen muziek draai in de tuin en niet midden in de nacht op straat ga staan schreeuwen.

Ik voel me bezwaard als ik andermans gesprekken kan volgen. Dan voelt het of ik me opdring. Mijn eigen gesprekken voer ik graag binnen. Zelfs als die niet eens gaan over vaginale schimmel, het abces van m’n kat dat vanochtend doorbrak met vreemde gele pus, of dat m’n laatste scharrel nog nooit z’n schaamhaar had geschoren. Ik vind het al vervelend om „Ik zie je zo schatje” te zeggen in m’n telefoon als onbekenden ernaast zitten. Ja ik ben raar, ik weet het.

Want als ik om me heen kijk, dempt echt niemand z’n geluid meer. Lawaai is hartstikke normaal geworden joh.

Ghettoblasters in het park, boxjes op de fiets, bladblazers in de vroege ochtend, hogedrukreinigers (!) en schuurmachines in de late avond en het weekend, lawaaiige Instagramfeeds die in bus of trein worden bekeken, blikkerig geschetter van het BELLEN OP DE SPEAKER in de supermarkt: „IK DENK DAT HIJ Z’N ANUS VERGETEN WAS IN TE SMEREN, WANT HIJ HEEFT NOG STEEDS SCHURFT! WAT ZEG JE????? IK DENK DAT HIJ Z’N ANUS VERGETEN WAS!!! HAHAHAHHA! OKE!!!”. Om over scrummasters die in de trein hun laatste meeting evalueren – „backlogs, roadmaps, challengen en team leads” – nog maar te zwijgen. Op luide toon, uiteraard.

Misschien is het begonnen bij de mobiele telefoon, of bij het buitenstopcontact, daar wil ik vanaf wezen. Dat dat het startschot was om ons lawaai mee naar buiten te nemen. Als je overal lawaai kán maken, waarom zou je het dan niet doen?

Tegelijkertijd lijkt het of de gêne is verdwenen. Ik zat ooit in de trein naast een jonge vrouw die haar hele relatie op als diarree in haar mobiele telefoon zat te tetteren. Na afloop vroeg ik haar of ze het niet vervelend vond dat iedereen haar intieme zaken had kunnen horen. Ik herinner me haar antwoord: „Waar bemoei jij je mee?” Alsof ik me aan háár privéleven had opgedrongen, in plaats van andersom.

Misschien nog wel erger: mensen die benoemen dat ze in de trein zitten en zich er desondanks niks van aantrekken: „Ja, er zit hier zo’n vrouw heel boos naar me te kijken, maar hé, het is geen stiltecoupé en ik mag toch wel even kwijt dat Josefien dus gisteren zei dat Henk geen seks meer wil, maar vervolgens dus wel met die Jochem, of Joris, of hoe heet die gast, gewoon een weekendje weg is gegaan naar Parijs.”

Erover klagen is niet verstandig. Afgelopen week viel ik op Twitter in een discussie over bouwvakkers die ’s ochtends om 07.30 uur de ghettoblasters aanzetten op de steiger. De twitteraars die dat asociaal vonden, werden terug in hun hok geschreeuwd.

Dat ze luie varkens waren als ze om half acht nog in bed lagen, dat bouwvakkers de harde werkers van de economie zijn en dat „kantoorpikkies die de hele dag naar een scherm zitten te kijken” sowieso hun bek moeten houden.

Dat er ook harde werkers zijn die nachtdiensten draaien, dat er mensen zijn die weinig geluid kunnen verdragen, of sowieso niet zo’n fan zijn van Samantha Steenwijk en André Hazes, werden niet echt argumenten gevonden. De vraag waarom er sowieso muziek aan moet bij het werk werd al helemaal niet beantwoord.

Op LinkedIn opperde iemand dat er een landelijke lawaaidag zou moeten komen waarop iedereen z’n terrasreinigers, schuurmachines en bladblazers tegelijk aan kon zetten en dat het de rest van het jaar dan stil zou kunnen zijn. Hij had 1 april daarvoor bedacht, of nog beter, viel een ander hem bij, 29 februari!

Op Instagram zag ik een groepje barbecuers die met hoofdtelefoons op een ‘silent disco’ aan het houden waren in hun tuin – hoe heerlijk stil zou het worden als alle buren dat zouden doen. Sympathieke oplossingen. Maar ik denk niet dat daar de oplossing ligt.

Ik zet ’s ochtends om vier uur m’n wekker en ga midden op straat trompet spelen

Ik ga het de komende maanden in ieder geval eens over een compleet andere boeg gooien. Ik ga fulltime lawaai maken.

Ik zet ’s ochtends om vier uur m’n wekker en ga midden op straat trompet spelen. Ik ga midden in de nacht met m’n ghettoblaster voor het raam van de aannemers staan die om 5 uur op moeten en ik ga overdag met m’n draadloze boxjes in de trein zitten teamsen – wie is hier nu het kantoorpikkie?!

Want is het ook niet juist positief, dat het lawaai toeneemt? Een teken dat de mens zich eindelijk vrijmaakt? Dat de benepenheid eraf gaat, de gêne, en dat iedereen waarlijk zichzelf kan zijn? Het lijkt me heerlijk dat te omarmen in plaats van altijd maar stilletjes te hoeven doen – sorry pap en mam.

Tuurlijk. We kunnen net blijven doen of de toekomst ligt in het rekening met elkaar houden, een stapje terug and all that crap. Maar we kunnen onszelf ook eindelijk bevrijden, meegaan met de nieuwe tijden en meesurfen op de wereldgeschiedenis – een golf hou je niet tegen.

In ons hart weten we het ook allang. Dat de toekomst niet ligt in het omzien naar de ander. Welke ander?! Hahaha!!!! De toekomst is aan onszelf. De toekomst is aan het lawaai.

Lang leve ons eigen geluid.

Hoe was jouw week? Tips voor Japke-d. Bouma op Twitter via @Japked