De verkiezingen in de Democratische republiek Congo zijn met 73 procent van de stemmen gewonnen door de zittende president Félix Tshisekedi. Moise Katumbi werd tweede met 18 procent; Denis Mukwege, winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede, kreeg minder dan één procent. De oppositiepartijen noemen de verkiezingen een schijnvertoning en erkennen de uitslag niet.
Leger en politie waren na de bekendmaking van de uitslag zondag massaal op de been in de hoofdstad Kinshasa en de zuidelijke stad Lumbumbashi, thuisbasis van de oppositiekandidaat Katumbi. Er waren wat schermutselingen en in de komende dagen wordt voor meer geweld gevreesd.
„We roepen alle Congolezen op massaal de straten op te gaan om tegen de verkiezingsfraude te demonstreren”, zeiden de oppositiekandidaten in een gezamenlijke verklaring. Het laatste woord is aan het Hooggerechtshof, dat de uitslag moet valideren. Dit Hof zit vol aanhangers van Tshisekedi en de oppositie wil daarom geen beroep aantekenen en eist nieuwe verkiezingen.
Vliegtuig
Of, en zo ja op welke schaal de verkiezingen zijn gemanipuleerd in het land van bijna honderd miljoen inwoners is onduidelijk. Wel bestaat er geen twijfel over dat de organisatie uiterst belabberd was. Een rapport van de veertigduizend waarnemers van katholieke en protestante kerken concludeert dat een kwart van de stembureaus niet openging en dat bij 152 kieslokalen geweld plaatshad. De kerkelijke missie documenteerde „talloze gevallen van onregelmatigheden die waarschijnlijk de betrouwbaarheid van de resultaten aantasten”. Ze maakte melding van ruim vijfduizend incidenten waardoor de stemprocedures moesten worden afgebroken.
Dit keer was de chaos bij de verkiezingen extreem groot
Twee derde van de stembureaus ging te laat open, in dertig procent deden de stemmachines het niet. De stembusgang werd door de Kiescommissie met een dag verlengd – volgens de oppositie is dat ongrondwettelijk – en in sommige streken zelfs met nog meer dagen. Voor de oppositie maken deze problemen onderdeel uit van een vooropgezet plan voor fraude.
Congo is vier keer zo groot als Frankrijk maar heeft een wegennetwerk zo groot als dat van Luxemburg. De efficiëntste wijze van vervoer is per vliegtuig of boot en dat grote gebiedsdelen zijn bedekt met diepe jungle maakt communicatie tussen de delen van het land moeilijk. Daarom zijn verkiezingen altijd al een parodie van de wanorde in dit uitgestrekte land geweest, maar dit keer was de chaos extreem groot.
Fragmentering
De opkomst bij de op 20 december begonnen verkiezingen lag rond de 43 procent. Naar schatting 1,7 miljoen stemgerechtigden in Oost-Congo konden hun stem niet uitbrengen, door activiteit van talrijke gewapende groepen die strijden om invloed en grondstoffen. Tshisekedi had al vijf jaar geleden beloofd een einde te maken aan deze gewapende anarchie, maar die nam juist toe. De afgelopen maanden werden nog eens een half miljoen mensen van huis en haard verdreven, waardoor er in het hele land nu zeven miljoen burgers ontheemd zijn geraakt, een wereldwijd record.
Tshisekedi viel tijdens de verkiezingscampagnes een paar stevig uit naar buurland Rwanda, dat hij medeverantwoordelijk acht voor de gewapende anarchie in het oosten. Met zijn nieuwe mandaat zal Tshisekedi mogelijk nog meer op de oorlogstrommels gaan slaan richting Rwanda. Zijn grote probleem is echter het zwakke en corrupte nationale leger, dat geen gelijke is van de uiterst gedisciplineerde nationale strijdkrachten in Rwanda.
In zijn agressieve taal jegens Rwanda kan Tshisekedi rekenen op wijdverspreide nationale steun. Deze verkiezingsuitslag toont echter ook een fragmentering van de nationale eenheid. Tshisekedi kreeg grote steun in zijn in het centrum van het land gelegen woongebied Kasai en in Kinshasa. Zijn tegenstander Katumbi daarentegen trok stemmen in het zuiden. In het roerige oosten en het zuiden ligt het eldorado van Congo: de extreem grote reserves aan allerlei grondstoffen, waaronder het erts coltan, dat mineralen bevat die nodig zijn voor een groene energietransitie in de wereld.
„Een vrouw van principes, tot hier en niet verder. Nog meer dan de meeste uber-chauffeurs haha.” Het is vorige week vrijdag, begin van de avond en in een Telegram-groep met meer dan 3.000 leden, onder wie veel Amsterdamse taxichauffeurs, wordt hoopvol de kabinetscrisis in Den Haag gevolgd.
„Maar betekent dit dat kabinet gaat vallen oella?”, wil Rachid weten.
„Racistische kabinet gaat vallen”, reageert SB stellig.
Niet te snel juichen, schrijft F-Amsterdam. „PVV is hier alleen blij mee. Nieuwe verkiezingen, hopen dat ze nog meer zetels krijgen en gaan dan regeren alleen met VVD en BBB, dan kunnen ze doen wat ze willen. Is dus nog afwachten of dit wel in ons voordeel valt.”
Over de veroorzaker van de crisis, staatssecretaris Nora Achahbar (Toeslagen, NSC), zijn ze het eens.
„Meer ballen dan de meeste mannen”, aldus Hassan.
„Powerwoman is dat”, zegt F-Amsterdam.
Een paar uur later is duidelijk dat de crisis is afgewend. Het kabinet kan door en Achahbar, het enige kabinetslid van Marokkaanse komaf, stapt op. Premier Dick Schoof spreekt de bezweringsformule uit dat er geen sprake „is en was” van racisme in het kabinet. Iets wat later ook de partijkopstukken doen, zoals NSC-fractievoorzitter Nicolien van Vroonhoven. Ook wijst ze naar de verklaring die Achahbar dan zelf heeft doen uitgaan. „Daarin schrijft zij ook niet over racisme.”
Maar vraag het aan Nederlanders met Marokkaanse roots en niemand twijfelt eraan dat er racistische dingen zijn gezegd. Waarom zou Achahbar daar over liegen? En waarom wil Schoof niet ingaan op wat er dan wél gezegd is in het kabinet?
Als iemand met een hoofddoek zich heel assertief opstelt, dan is dat toch snel bedreigend
‘Wie praat, die gaat’
Dat degene die racisme aankaart het onderspit delft, verbaast hem niets, zegt Ibrahim Wijbenga, die een Marokkaanse achtergrond heeft. Hij is adviseur bij vakbond CNV, actief CDA-lid en voormalig jongerenwerker in Eindhoven en Amsterdam. „Wij weten al langer dat het zo gaat. Zoals ze in de criminele wereld zeggen: wie praat, die gaat.”
En dus schreef hij zaterdag op LinkedIn dat de koning Achahbar „op de meest eervolle wijze” ontslag had verleend . „Een schrale troost. Wat blijft is het pesten, latent racisme en uitsluiting. Wij wisten natuurlijk allemaal dat het bestond.” Hij wijst op de anonieme „brandbrieven” hierover bij het Rijk, gemeenten en politie. „Met Nora krijgen al die anonieme briefschrijvers een gezicht.”
Lees ook
Wilders krijgt wat hij wil: in debat over antisemitisme is het ‘benoemen’ van het integratievraagstuk terug
Hij heeft het als vakbondsman de laatste jaren zien veranderen, zegt Wijbenga. „Ging het eerst met name over reiskostenvergoedingen, salarisschalen, werktijden, nu gaat het over sociale veiligheid, discriminatie, de sfeer op de werkvloer.” Toen hij jong was, speelde dat minder. Of het speelde niet minder, maar mensen met een biculturele achtergrond, hijzelf ook, zeiden er meestal niets van. „Vaak dacht ik: niet zo zeuren.” Dat is veranderd. De jonge generatie accepteert het niet, ziet hij.
Maar, zegt hij, dat aankaarten van racisme, door mensen met een biculturele achtergrond wordt zelden gewaardeerd. „Als iemand met een hoofddoek zich heel assertief opstelt, dan is dat toch snel bedreigend. Maar als, plat gezegd, een blonde stoot van de Universiteit Leiden heel assertief is, dan staan ze te applaudisseren.”
Er is nog iets veranderd door dit kabinet, stelt Wijbenga vast. „Ik ben altijd van de dialoog geweest.” Waren er rellen geweest, was er onrust in een wijk, dan werden jongerenwerkers, buurtvaders en -moeders opgetrommeld. „Om de dialoog te voeren. Nu denk ik, dialoog? Met wie, waarom?” En dat is wat hem vrijdag zo kwaad maakte. „Verdomme Schoof, dacht ik. Wie ben je dan al die tijd geweest, bij de NCTV bijvoorbeeld? Toen je polarisatie en extremisme moest monitoren in de samenleving en je als hotemetoot de boel bij elkaar probeerde te houden? En dat je dan nu zo in de zak zit bij Wilders. Als je niet staat voor Achahbar sta je niet voor een groot deel van de Nederlandse samenleving.”
Als je heel erg je best doet, en bijna heilig bent, hoor je bij de goeie Marokkanen
Een treffend sluitstuk
Historicus Nadia Bouras, verbonden aan de Universiteit Leiden en gespecialiseerd in de geschiedenis van Marokkaanse migratie, was vrijdagavond spreker bij de tentoonstelling „Marokkaan in Mokum”. De mogelijke val van het kabinet kwam ook ter sprake. Bouras hoopte op „iets van integriteit” bij de rest van NSC. „Dit was zo’n mooi excuus voor de partij om weg te lopen uit deze regering.”
Maar toen ze naar huis reed, bleek dat het kabinet nog in het zadel zat. Een treffend sluitstuk van een zeer racistische week, dacht ze.
Waarna Bouras op zaterdag op X schreef: „Kort samengevat: Niemand is racist, er zijn geen racistische uitspraken gedaan, maar de enige Marokkaans-Nederlandse bewindspersoon stapt op na een week waarin het racisme in de Kamer tot ongekende hoogten reikte.”
Het is een bevestiging van wat we allang wisten, zegt Bouras. „Racisme aankaarten is heel gevaarlijk. En, wat onderzoeken ook hebben laten zien: het ontkennen van racisme is een kenmerk van racisme.”
Ze ziet parallellen met het ontslag van politiechef Fatima Aboulouafa, ook van Marokkaanse komaf. Die teamchef van de politie in Leiden werd in 2022 ontslagen, na een carrière van 25 jaar bij de politie, nadat ze publiekelijk had geklaagd over misstanden bij de politie. Behalve op Instagram had ze in oktober 2019 ook in NRC geklaagd over een groep „rotte appels” van zo’n vijftien agenten van het Haagse politiebureau Hoefkade die buitensporig veel geweld gebruiken tegen burgers. De agenten noemden zich in een appgroep volgens haar ‘Marokkanenverdelgers’.
De rechtbank oordeelde dat ze terecht was ontslagen vanwege een „onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding”, waarvoor ze volgens de rechter in hoge mate zelf verantwoordelijk was. Bouras: „Wie moest er weg? De klokkenluider. Dat is iets wat we altijd zien. Dat past bij institutioneel racisme.”
Het is toch ironisch, zegt ze, dat het enige kabinetslid met een Marokkaanse achtergrond opstapt, in een week waarin wordt gezegd dat de integratie mislukt is? „Dit is wat wij migratieonderzoekers de integratieparadox noemen: hoe hoger je komt, hoe meer afwijzing en uitsluiting je tegemoet gaat.” Het toont volgens Bouras aan dat je het toonbeeld van integratie kan zijn, maar er uiteindelijk toch niet bij hoort. „Uiteindelijk moet je niet te moeilijk doen, geen lange tenen hebben, niet zeuren. Je hebt goeie Marokkanen en slechte. En als je heel erg je best doet, en bijna heilig bent, hoor je bij de goeie.”
Maar die tijd is voorbij, zegt Bouras. „Om mij heen hoor ik steeds vaker dat mensen met een migratieachtergrond helemaal niet zitten te wachten op goedkeuring.” Die mensen gaan gewoon door met werken, leven met de vrienden die divers zijn. „Die hoeven helemaal niet te bewijzen dat ze goed geïntegreerd zijn. Je hoeft me niet aardig te vinden. Blijf gewoon met je gore poten van mijn grondrechten af. Dat is het sentiment dat ik hoor.”
Is dat niet een gevaarlijk sentiment, dat de tweedeling vergroot? Dat denkt Bouras niet. Integendeel, zegt ze. „Ik zie het als teken van emancipatie van deze groepen. Die denken: kletsen jullie maar door in Den Haag. Ik werk elke dag hard, lever mijn bijdrage aan de samenleving. En als dit jullie rechtstaat is, met racistisch beleid, dan wijzen we die met plezier af. En ondertussen gaan we gewoon door.”
Lees ook
Bij toeslagenouders slaat het vertrek van Achahbar in als een bom
‘De geschiedenis herhaalt zich’
Zo iemand is de 23-jarige Nizar, die niet met zijn achternaam in de krant wil, maar telefonisch reageert op de ontwikkelingen van de afgelopen week. Hij volgde het nieuws en toen bleek dat staatssecretaris Achahbar opstapte, dacht hij: „Tja, krom, maar zo gaat dat.” En elke keer weer die discussie over integratie en Marokkanen. „De geschiedenis herhaalt zich.”
Zelf is hij de afgelopen jaren opgeklommen in de zorgsector, via het mbo en cursussen en nu mede-eigenaar van een bedrijfje dat zich richt op jeugdzorg. „Ik werk met jongeren met bijvoorbeeld trauma’s en hechtingsproblematiek.” Hoe zou hij moeten bewijzen dat hij goed geïntegreerd is? „Ik ben hier geboren, ik weet niet anders. Ik draai mee in de maatschappij, maak er het beste van en probeer iets te betekenen voor de jeugd die ik help, de volgende generatie.”
Wat is er precies gezegd in de ministerraad van maandag 11 november? En wanneer wordt dat bekend?
Tijdens het crisisberaad van het kabinet-Schoof, afgelopen vrijdag, kwam een geruchtenstroom op gang dat in de vergadering van ministers en staatssecretarissen over de nasleep van de rellen in Amsterdam racistische uitspraken zouden zijn gedaan. Sommige bewindslieden zouden de schuld van geweld tegen Maccabi-supporters hebben gelegd bij Amsterdamse jongeren met een migratieachtergrond. „Kutmarokkanen”, zou een van de PVV-ministers hebben gezegd. En: „Antisemitisme zit diep in het dna van moslims”.
Dit soort racistische en discriminerende uitlatingen waren voor NSC-staatssecretaris Nora Achahbar reden om vrijdag uit het kabinet te stappen. Ze is het enige lid van het kabinet met een Marokkaanse achtergrond.
Na afloop van het uren durende beraad op het Catshuis verklaarde premier Dick Schoof dat er „geen sprake was of is van racisme”. In zijn korte nachtelijke persconferentie weigerde Schoof de vermeende teksten uit de ministerraad van maandag te bevestigen – maar ontkennen deed hij evenmin. „Uit de ministerraad kan en mag niemand iets zeggen.”
Oppositieleiders maakten zich direct boos over de gang van zaken en eisen opheldering. Ze vinden de verklaringen van Schoof ongeloofwaardig. Er is voor hen maar één manier om vast te kunnen stellen of er inderdaad racistische taal is geuit in het kabinet: de notulen van de bewuste ministerraad moeten openbaar worden gemaakt.
Onder anderen fractievoorzitter Frans Timmermans van GroenLinks-PvdA en D66-fractievoorzitter Rob Jetten hebben daar om gevraagd. Ze zullen komende dinsdag een debat over het vertrek van Achahbar aanvragen en willen daarvoor inzage krijgen in het woordelijk verslag van de ministerraad van vorige week maandag. „Of het nu wel of niet gezegd is”, zei Timmermans tegen NPO Radio 1, „het zou heel erg helpen als we het zouden kunnen lezen.”
Lees ook
Dick Schoof kan weer verder met zijn kabinet: met een gedeukt imago, dat wel
Lekken is strafbaar
Wettelijk gezien is dat eigenlijk niet mogelijk. Notulen van de ministerraad zijn immers staatsgeheim – onder de hoogste kwalificatie ‘zeer geheim’ zelfs. Ze worden in principe twintig jaar in de kluis gelegd, passages over nationale veiligheid zelfs langer. Lekken uit de ministerraad is dan ook een strafbaar feit. Standaard worden verzoeken tot openbaarmaking, ook als die via de Wet open overheid (Woo) lopen, niet gehonoreerd. Maar onder politieke of publicitaire druk kan het kabinet zelf besluiten de verslagen van zijn vergaderingen wel openbaar te maken.
Dat deed de vorige premier Mark Rutte in april 2021, nadat RTL Nieuws had geciteerd uit een ministerraad van twee jaar eerder waarin over de zich toen ontvouwende Toeslagenaffaire werd gesproken. Het kabinet, zo had RTL bericht, zou welbewust hebben besloten om de Tweede Kamer daarover niet volledig te informeren. Daarnaast zou toenmalig CDA-leider Wopke Hoekstra, destijds minister van Financiën, in de ministerraad hebben verklaard het kritische Kamerlid Pieter Omtzigt, toen nog lid van het CDA, te hebben willen „sensibiliseren”.
In de begeleidende brief aan de Tweede Kamer noemde Rutte het openbaar maken van de betreffende notulen een „zeer uitzonderlijke stap” die „eenmalig” was, en waartoe het kabinet „unaniem” had besloten. Overigens had de parlementaire ondervragingscommissie die onderzoek naar de Toeslagenaffaire deed al vertrouwelijk inzage in de bewuste stukken van de ministerraad gekregen.
Van het lekken aan RTL deed het kabinet aangifte – van het onderzoek door de Rijksrecherche is nooit meer wat vernomen. Uit de geopenbaarde stukken – een document van 37 pagina’s, waarbij de kwalificatie ‘zeer geheim’ was doorgehaald – blijkt dat RTL goed was geïnformeerd. De CDA-ministers Hoekstra en Hugo de Jonge, zo staat in het woordelijk verslag, hadden „veel tijd en energie gestoken in het sensibiliseren van de heer Omtzigt, met overigens beperkt succes”.
Selectieve informatievoorziening
Los van de politieke gevoeligheid en mogelijke strafbaarheid van de vermeende uitspraken door leden van het kabinet, hebben de oppositiepartijen in de Tweede Kamer ook een principiële reden om de notulen openbaar te laten maken. Vrijdagavond waren immers de leiders van de vier coalitiefracties PVV, VVD, NSC en BBB aangeschoven op het Catshuis. Na afloop verklaarden zij eveneens dat er „geen sprake is geweest van racisme in het kabinet”. Dat kunnen zij alleen maar weten als zij inzage hebben gekregen in het verslag van de ministerraad of op andere manier op de hoogte zijn gebracht. Daarmee is de informatievoorziening door het kabinet selectief geweest: alleen de fractievoorzitters van de coalitie zijn geïnformeerd, niet de oppositie.
Lees ook
Niet sussen, maar juist een flinke schep erbovenop: het kabinet-Schoof kiest voor polarisatie
In een café in het Groningse Hoogezand draait een vluchteling uit Sierra Leone een sigaretje op een barkruk. „Ik wil Piet worden!”, schreeuwt hij door Zie ginds komt de stoomboot heen. Kroegbaas Josje (72) draait de verzamelplaat ‘sinterklaasliedjes 2021’ wat zachter. „Ik drink niet”, zegt Josje. „Maar mijn gasten zeggen dat ik maar eens een pilsje moet nemen.”
Want kijk nou.
Haar café, dat ook Josje heet, kijkt uit op de vaart waar zaterdag Sinterklaas zou aankomen. Maar op deze waterkoude middag is er geen enkel spoor van feestelijkheid. De vaart is leeg. Het sinterklaascomité heeft de intocht door Hoogezand en Sappemeer een paar dagen geleden afgezegd. Er zou een „dreiging” zijn, gericht op de vrijwilligers van het comité.
Volgens de verklaring van de organisatie ging de dreiging „over de uitvoering van zwarte piet, maar ook om die van roetveegpiet”. In een dezelfde avond nog ingelaste vergadering is afgelopen maandag besloten dat veiligheid niet kan worden gegarandeerd. „Wij vragen begrip voor ons besluit gezien wij willens en wetens geen inzet van Politie of ME willen op een, wat voor ons, kinderfeest had moeten worden.”
Het is donker in café Josje. De luifel zit naar beneden, de verlichting komt van knipperende kerstlampjes. Tussen de flessen sterke drank staat een monumentje. Een rouwkaart, ernaast een chocoladesinterklaas. „Dit was mijn beste vriend”, zegt Josje. „Ik noemde hem altijd zwarte piet.” Ze wil maar zeggen: ik discrimineer niet.
Ze wijst naar de vluchteling uit Sierra Leone, die naar buiten is gegaan om te roken. „Die jongen is kindsoldaat geweest. Hij heeft mensen moeten vermoorden. Daar heb ik met hem over gesproken. Hij heeft het beter, nu hij is gevlucht. Hier is hij welkom.”
Er zijn nog drie andere bezoekers in café Josje. Stamgasten, ze staan aan de bar. Jack (58), een schilder, bestelt nog maar een Berenburg-cola. Hij weet nog hoe hij vroeger met een broertje aan de ene hand en zijn moeder aan de andere naar de vaart liep om naar de intocht te kijken. „Ik weet zelfs nog hoe zenuwachtig ik was.”
Sommige inwoners van Hoogezand vinden dat hun feest verpest is door mensen van buiten. Maar de zwartenpietendiscussie in het grootste dorp van de gemeente Midden-Groningen is ingewikkelder dan dat.
„Blijkbaar was het er één van de gemeente”, zegt Jack als hij de veroorzaker probeert aan te wijzen. Hij weet alleen even niet wie.
Statements en protesten
In 2020 – het jaar waarin Rutte zei dat hij anders was gaan denken over Zwarte Piet – kwam het gemeentebestuur van Midden-Groningen met een statement. Het wilde af van de traditionele zwarte piet, maar een „vruchtbaar gesprek” met de lokale organisaties was niet mogelijk gebleken. Als de organisatoren van de intocht toch aan zwarte piet zouden vasthouden, zo besloot het college, zouden de burgemeester en wethouders de sint niet meer welkom heten. De inmiddels vertrokken burgemeester Adriaan Hoogendoorn zei dat het college het „nodig vond om kleur te bekennen”.
Maar niet iedereen vond het aan de lokale politiek om zich over zo’n kwestie uit te spreken. Twee jaar later, in 2022 bezocht een wethouder alsnog een intocht met zwarte pieten. Het leidde tot vragen in de raad – waren de afspraken nog wel geldig? De betreffende wethouder zegt tegen NRC de kwestie „niet meer te willen opdiepen”.
Misschien doelt stamgast Jack, als hij het over de veroorzaker heeft, op Roshano Dewnarain, een jonge twintiger uit Hoogezand en fractievoorzitter van GroenLinks in de gemeente Midden-Groningen. Dewnarain vindt dat „elk kind racisme-vrij sinterklaas moet kunnen vieren”, zegt hij aan de telefoon. „Ik vind het dan ook vooral jammer voor de kinderen.” Hij stelde jaren geleden al vragen over „wat het college van de racistische karikatuur zwarte piet” vindt. Daarop volgden ook bedreigingen aan zijn adres, zegt hij. „De gemeente heeft nooit beperkingen gesteld aan wat wel of niet kan. Het college heeft alleen voor zichzelf een bottom line vastgesteld.”
Daarmee was het niet voorbij. In 2023 verstoorden activisten van Kick Out Zwarte Piet de gemeenteraadsvergadering, en demonstreerden ze bij een intocht in Slochteren, dat ook in Midden-Groningen ligt.
Ook dit jaar was de sfeer rondom de intocht afgelopen weken „grimmig”, zegt Dewnarain. „Het is gevaarlijk van het sinterklaascomité om te zeggen dat er bedreigingen zijn geweest, zonder te zeggen waar ze vandaan komen.” De voorzitter van het comité zei eerder dat hij dat niet zegt omdat hij „geen olie op het vuur” wil gooien.
Zelfs de burgemeester van Midden-Groningen, Erica van Lente, heeft de tekst niet gezien, liet ze RTV Midden-Nederland weten. „Wat ik had gedaan als ik die onder ogen had gekregen was: die delen met de politie. Dan had ik gevraagd: waar leidt dit toe?”
Waar leidt het toe? Josje weet het wel. „Alles gaat weg, alles van vroeger!” De stamgasten fluisteren dat Josje de lampen niet meer aanzet om de kosten zo laag mogelijk te houden. Josje zegt op haar beurt dat haar klanten het moeilijk hebben, dat ze ze soms iets toestopt. Maar dat ze, Josje komt uit Slovenië, zelf geen geld heeft om haar honderdjarige moeder daar te bezoeken.
Zijn Josje en haar gasten de achterblijvers? Op het plein voor het café blijft het deze middag stil, er zijn amper kinderen te bekennen. Misschien zijn ze naar een van de vele sint-intochten verderop.