Wel heffingen, geen heffingen – van vijfentwintig naar tien procent, met en dan weer zonder Europese tegenreactie. De door de Amerikaanse president Donald Trump gestarte handelsoorlog verandert voortdurend van route. Bedrijven hebben maar te dealen met die onzekerheid: wat de ene dag is aangekondigd, kan een week later alweer zijn ingetrokken. En dan zijn er nog de onvoorspelbare gevolgen voor valutakoersen en de economie als geheel. Intussen zitten bedrijven met concrete vragen over hun productieketens, hun afzetmarkt, werknemers en business case.
Hoe gaan zij daarmee om? Op die vraag is geen eenduidig antwoord te geven: de situatie verschilt sterk per land, per sector en zelfs per product. Bedrijven zijn bovendien niet erg scheutig met informatie geven: hoewel er intern vaak druk wordt gerekend en vergaderd over scenario’s en strategie, houden ze naar de buitenwereld de lippen stijf op elkaar. Er is immers veel onduidelijk – de Amerikaanse heffing van 25 procent op Europese producten staat bijvoorbeeld tot half juli op pauze – en vooral beursgenoteerde ondernemingen willen geen onnodige onrust zaaien. Tot onvrede van beleggers; de Vereniging van Effectenbezitters zei afgelopen week die „afwachtende houding” niet meer te accepteren en antwoorden te verwachten op aandeelhoudersvergaderingen.
Er valt, ondanks de onduidelijkheid, wel te beredeneren wat de gevolgen voor Europese bedrijven zijn van de Amerikaanse invoerheffingen, die voor China nu op 145 procent staan en voor de EU op 10. Op auto’s, staal en aluminium geldt een tarief van 25 procent. En dan hangen er nog aparte tarieven voor chips, medicijnen, koper en hout boven de markt.
Vijf scenario’s met voorbeelden uit verschillende sectoren.
1Bedrijven die kansen zien

Op 2 april startte Trump een handelsoorlog met de hele wereld, op 9 april zwakte hij zijn maatregelen tegen de meeste landen af – behalve tegen China. Voor Amerikaanse importeurs zijn Chinese producten door de torenhoge importheffing sindsdien fors onaantrekkelijker geworden. En dat betekent: kansen voor Europese winkeliers. Want als Chinese fabrieken en loodsen vol liggen met producten die voorlopig niet naar de VS toe kunnen, hebben Europese importeurs een betere onderhandelingspositie. Meer aanbod bij dezelfde vraag: dat betekent dat de prijzen dalen.
„Zeker goederen die al geproduceerd zijn, zullen snel een nieuwe markt moeten vinden”, zegt Olaf Zwijnenburg, sectormanager retail bij de Rabobank. „Retailers kunnen hiervan profiteren door deze producten tegen lagere prijzen in te kopen.” Het overaanbod zal voorlopig nog wel blijven, verwacht hij. Het lijkt hem onwaarschijnlijk dat Chinese fabrikanten minder zullen gaan produceren. „Je kunt fabrieken vaak niet ineens afschalen.”
De Nederlandse winkelketens HEMA, Action en Zeeman zijn alle drie sterk afhankelijk van Chinese producenten. Zeeman en HEMA hebben openbare overzichten van de fabrieken waar ze mee samenwerken. Daaruit blijkt dat ongeveer de helft in China zit. Action, dat een veel sneller wisselend assortiment heeft, houdt het iets vager en zegt dat de helft van zijn producenten in Azië zit.
Maar over het scenario van goedkopere import uit China willen zij niets kwijt. „Er gebeurt zoveel dat de situatie van de ene dag op de volgende alweer heel anders kan zijn”, zegt Action. „Het is nu nog te vroeg om conclusies te trekken”, vindt ook HEMA. Zeeman laat weten „op korte termijn geen prijsveranderingen te verwachten” en benadrukt langetermijnrelaties met zijn fabrikanten aan te gaan.
Hoewel ‘goedkoop’ en ‘kansen’ positief klinken, brengt dit scenario ook risico’s met zich mee. Consumenten kunnen gewend raken aan prijzen die veel lager zijn dan nu gebruikelijk is – iets wat al gebeurt sinds de opkomst van Chinese winkelplatforms zoals Temu. „Die nieuwe norm kan serieuze impact hebben op de detailhandel”, zegt Zwijnenburg. „Lagere prijzen zetten grote druk op marges en verdienmodellen en helpen niet bij de bestrijding van overconsumptie.”
De handelsoorlog speelt nu vooral tussen de VS en China, maar dat kan veranderen als onderhandelingen tussen de Amerikanen en andere landen stuklopen. Of als de EU met maatregelen komt om dumping tegen te gaan. Is het slim om nu alvast koopjes te hamsteren en het huidige prijsvoordeel over een langere periode uit te smeren? Ook dat is niet zonder risico, zegt Zwijnenburg. „Ondernemers die extra voorraad aanleggen tegen lagere prijzen, hebben ook te maken met hogere opslagkosten en risico’s. Deze strategie werkt zolang de vraag en omzet op peil blijven, maar bij dalende vraag wordt de extra voorraad een last.”
2Bedrijven die nog snel inslaan

Toch zijn er bedrijven die wél op koopjesjacht zijn. In de chipsector is sprake van een shopping spree. Chips zitten in (bijna) alle apparaten; elektrische tandenborstels, telefoons of de datacenters achter ChatGPT. De markt voor halfgeleiders en elektronica is uitgesmeerd over de hele wereld. De meeste chips worden in Azië gemaakt.
Zelfs chips die in de VS gemaakt worden – zoals Trump graag wil – reizen de wereld rond. Ze worden in Azië verwerkt tot elektronische componenten, en dan opnieuw geïmporteerd, bijvoorbeeld in iPhones. In theorie levert dat een driedubbele heffing op. Sinds Trump vorige week een tijdelijke uitzondering op telefoons, computers, chips en chipmachines afkondigde, buigen zijn ambtenaren op het Ministerie van Handel zich over een nieuw heffingensysteem dat niet de hele techwereld om zeep helpt. Tot die tijd is internationale handel een opeenstapeling van onzekerheden.
Maar één ding is zeker: dát het onzeker is. Daarom hamsteren bedrijven componenten waarvan ze verwachten dat die duurder worden. Hierdoor stijgen de prijzen van bijvoorbeeld geheugenchips. Waarschijnlijk dalen die weer zodra nieuwe heffingen van kracht zijn: bedrijven kopen immers niet méér spullen, ze kopen ze eerder.
Dat effect zie je bij TSCM, de grootste chipmaker ter wereld, die afgelopen kwartaal goede omzet scoorde omdat klanten de heffingen vóór willen zijn. Afgelopen kwartaal zag TSMC zijn winst met 60 procent stijgen ten opzichte van het eerste kwartaal van 2024. Er is wel wat ruimte om zelf marge in te leveren, maar als bijna-monopolist voor geavanceerde chips kan TSMC de heffingen ook doorberekenen aan grote klanten als Nvidia en Apple.
Apple, dat met Tim Cook een topman heeft met een uitgesproken hekel aan inefficiënt voorraadbeheer, verscheepte snel voor 2 miljard dollar aan iPhones uit India naar de VS om heffingen voor te zijn. De fabriek in India draait op volle toeren voor de Amerikaanse markt. De apparaten die uit China komen, worden namelijk zwaarder belast.
Vraag je Nederlandse chipbedrijven naar de gevolgen van de handelsoorlog op hun productieketens, dan hoor je de vraagtekens door de lijn. „We kijken ernaar.” Of: „Onze specialisten zijn ermee bezig.” Nederlandse bedrijven als ASML, ASM International en Besi staan met hun chipmachines aan de basis van de techindustrie, gebouwd op een fundament van hoofdzakelijk Europese toeleveranciers. Die volledige productieketen verplaatsen naar Amerika is te complex en onrendabel. Dan maar heffingen slikken.
ASML is in theorie vier maal de klos, legde financieel directeur Roger Dassen deze week uit. Onderdelen van Amerikaanse ASML-fabriek in Wilton, Connecticut worden waarschijnlijk belast met heffingen van andere landen, en voor spullen voor ASML-vestigingen in de VS en chipmachines die bestemd zijn voor Amerikaanse fabrieken, gelden ook meer invoerrechten. Daarnaast betaalt ASML meer aan toeleveranciers die geplaagd worden door heffingen.
Tijdens een gesprek met analisten afgelopen woensdag zei Dassen dat ASML de invoerrechten die de VS zullen heffen op een chipmachine doorberekent aan „de volgende schakel in de waardeketen”. Dat zou TSMC zijn, dat de extra kosten weer zal verhalen op Apple, dat dan de prijzen van de iPhone moet verhogen. Zo belanden Trumps heffingen uiteindelijk op het bordje van de Amerikaanse consument.
3Bedrijven die bang zijn voor dumping

Een ander mogelijk gevolg van de invoerheffingen: dumping, het fenomeen waarbij fabrikanten voor kunstmatig lage prijzen producten verkopen. Zoals de afgelopen jaren bij zonnepanelen is gebeurd: de Europese markt werd overspoeld met goedkope door China gesubsidieerde panelen, waardoor Europese bedrijven omvielen. Die vrees leeft nu in de Europese plasticsector.
Die industrie kwakkelt al en kan er helemaal geen problemen meer bij hebben. Dus fabrikanten krijgen al hoofdpijn van het idee: komt er nu nóg meer plastic uit China deze kant op? Goedkoop plastic uit onder meer China is momenteel al een belangrijke stoorzender voor de markt. Plastics Europe laat weten „bezorgd” te zijn dat overcapaciteit in China de Europese markt „overspoelt, wat schadelijk kan zijn voor de industrie, die al kampt met hoge energieprijzen”. De Vereniging Afvalbedrijven vreest dat als de export naar de VS stokt, „wij worden overspoeld met plastic producten, halffabricaten, nieuw plastic en gerecycled plastic”, aldus woordvoerder Jeroen Stein.
Een duik in data over handelsstromen leert echter dat de stroom van zogeheten virgin plastic van China naar de VS wel meevalt, oftewel de plastickorrels die bijvoorbeeld worden vervaardigd uit aardolie. Die korrels staan aan de basis van allerlei plastic producten. De VS hebben zelf een grote industrie (dankzij goedkoop schaliegas) die zulke korrels maakt, bovendien zijn ze naast China een van de belangrijkste exporteurs van plastic naar Europa.
Wel exporteert China redelijk wat zogenoemd bewerkt plastic naar de VS, en dat kan door handelsrestricties in Europa terechtkomen. De industrie van plasticverwerkers (zoals verpakkingenproducenten) is er dus ook niet gerust op, zegt Harold de Graaf van de Federatie Nederlandse Rubber- en Kunststofindustrie. „Je kan bijvoorbeeld denken aan folie voor vuilniszakken”, zegt hij. „Als daar door overcapaciteit in China de prijzen nog lager voor worden, is dat schadelijk voor onze Europese makers van vuilniszakken.”
Veruit het meeste plastic dat China exporteert valt in de categorie final products, denk aan speelgoed, auto-onderdelen en huishoudelijke apparaten. De export vanuit China naar de VS en de EU is gigantisch. Het grootste risico op dumping ligt dus ook daar: bij de spullen. Zo zijn Europese speelgoedfabrikanten daar bezorgd over. Ook omdat veel speelgoed niet aan Europese regels voldoet.
Een andere sector waar wordt gevreesd voor dumping, is de kledingindustrie. En dat komt vooral door het Chinese koopjesplatform Temu. Dat domineert sinds zijn lancering in 2023 de advertenties die boven in de zoekresultaten bij Google getoond worden – of je nu een kattenborstel, een zonnebril of een set strijkkralen zoekt. Ook op de sociale media van Meta is het een grote adverteerder.
In de VS heeft Temu de kraan met advertentiedollars al dichtgedraaid. Ook de meer op kleding gefocuste concurrent Shein heeft zijn advertentiebudgetten voor de VS fors teruggeschroefd. Maar in verschillende Europese landen zijn de advertentie-uitgaven juist toegenomen, ziet marktonderzoeker Sensor Tower. Temu geeft 20 procent meer uit, Shein zelfs 25 procent. In de winkelbranche klinken hier zorgen over. Partijen als het Duitse Zalando klagen al langer dat online adverteren duurder is geworden doordat Shein en Temu daar zoveel geld aan uitgeven. In de EU is Temu de tweede grootste adverteerder onder retailers, zegt Mike Ryan van marketinganalysebureau Smarter Ecommerce, na Amazon.
4 Bedrijven die hun vestiging in de VS opschalen

Wat in sommige gevallen ook kan, als een bedrijf al een Amerikaanse vestiging heeft: de productie daarnaartoe verplaatsen. Industrieconcern VDL Groep bijvoorbeeld heeft in de VS locaties voor onder meer verpakkingen, productie-automatisering en hightech onderdelen. Directeur Willem van der Leegte zei in maart tegen NRC dat het bedrijf bekeek of het daar de productie kon opschroeven als er heffingen zouden komen. Maar gemakkelijk is dat niet. „Je moet onder meer een goed IT-systeem hebben voor planning en assemblage”, zei Van der Leegte. „En werkinstructies. De mensen daar moeten het ook onder de knie kunnen krijgen.”
Een Nederlandse fabrikant van auto-onderdelen die anoniem wil blijven vanwege de gevoeligheid van het onderwerp, zegt ook te kijken naar het opschalen van productie in de VS. Het Woerdense Kiremko, dat aardappelverwerkingsmachines bouwt, stuurde er de afgelopen tijd al personeel naartoe. In Idaho heeft het een partnerbedrijf waar het intensief mee samenwerkt.
„Wij sturen nu mensen daarheen voor de productie, en om de productielijnen op te starten”, vertelde directeur Marcel van Huissteden aan NRC. Idaho Steel Products kan zo de Amerikaanse markt van Kiremko beleveren. Daarvoor hebben de twee bedrijven een licentiemodel opgetuigd. Kiremko haalt nu 5 à 10 procent van de omzet van ongeveer 125 miljoen euro uit het land.
En wie geen vestiging in de VS heeft, denkt daar nu soms wel over na. Het Veluwse Royal Vaassen bijvoorbeeld maakt complexe aluminium verpakkingen waar al heffingen op zitten van 25 procent. De VS zijn een belangrijke markt voor het bedrijf, dat er zo’n 10 procent van de omzet van circa 150 miljoen euro vandaan haalt, met de hoogste marges.
Directeur Dries Knaapen zei tegen NRC dat hij zijn klanten had geïnformeerd dat hij de heffingen zou doorberekenen, zelf kon hij ze niet dragen. Volgens Knaapen snapten ze dat. Vanaf zijn vakantieadres appt hij dat de schade vooralsnog meevalt: het bedrijf verkoopt in de VS nu nog voorraden die er voor de invoerheffingen al aanwezig waren. „We zijn wel bezig het snijden van ons product in de VS te gaan doen op kortere termijn […].” Op de langere termijn overweegt hij „het hele proces” daar naartoe te brengen, “als het niet anders kan”.
5Bedrijven die bang zijn voor duurdere ingrediënten

Elke dag zitten inkopers van veevoederproducent ForFarmers achter grote schermen om grondstoffen in te kopen. Ze bellen rond, vergelijken de prijzen, kijken naar wisselkoersen en wegen de risico’s. Ze kopen soja van verschillende aanbieders, waaronder Bunge en Cargill. Grotendeels uit Zuid-Amerika, waar de eiwitkwaliteit hoog is. Maar ook uit Europa, Azië én de VS.
Heffingen van de EU op grondstoffen uit de VS kunnen Nederlandse bedrijven treffen die deze goederen inkopen, vooral als er weinig uitwijkmogelijkheden zijn. Als Amerikaanse soja door EU-heffingen te duur wordt, zullen inkopers Zuid-Amerikaanse soja kopen. Maar EU-landen moeten op die markt concurreren met China. Die grootafnemer schuift al langer naar Zuid-Amerika voor soja. De EU heeft nog wat tijd – de heffing van 25 procent op soja gaat pas op 1 december in. Maar nu al is Brazilië het stabiele alternatief voor de VS en dat drijft de prijzen op, liet de Financial Times pas nog zien.
Ongeveer een kwart van de soja in Nederlands veevoer komt uit de VS, schat directeur Henk Flipsen van de brancheorganisatie van Nederlandse veevoederbedrijven (Nevedi). Europees is dat bijna de helft, volgens de Europese koepel Fefac. Begin april waarschuwde Fefac dat de kosten van soja de komende tijd wereldwijd met 5 tot 10 procent kunnen stijgen. De VS zijn na Brazilië de grootste exporteur van sojabonen.
Bij ForFarmers, met een nettowinst van ruim 40 miljoen euro in 2024, is het nog relatief rustig, zegt Ilse Niehof namens het Lochemse bedrijf. „Op dit moment passen we onze inkoopstrategie nog niet aan.” Tegelijk zullen handelaren van álle veevoederproducenten de markt scherp in de gaten houden; ze zullen vooral kijken hoe China – grootafnemer op de sojamarkt – steeds meer naar Brazilië beweegt en daar de prijzen opstuwt.
1 december is nog ver weg. Er kan nog van alles gebeuren. En anticiperen op de volatiele grondstofprijzen deden inkopers altijd al – dat is hun werk. Niehof: „Als de prijzen van bepaalde grondstoffen hoog uitkomen, kunnen we de samenstelling van veevoeders iets aanpassen.”
Maar soja is niet onbelangrijk. Hoewel het gemiddeld slechts zo’n 10 procent van de grondstoffen van de veevoeders van ForFarmers beslaat, is het vanwege de hoge voedingswaarde nu nog lastig te vervangen. „We zijn al langer op zoek naar alternatieven, om minder afhankelijk te zijn van producten overzees. Maar verantwoord ingekochte soja heeft, in tegenstelling tot wat veel mensen denken, een lagere CO2-voetafdruk dan veel lokale gewassen.”
Veel meer landbouwproducten uit de VS staan op de lijst van de Europese Commissie. Maar soja is het enige product waarin de EU niet zelfvoorzienend is. Wel raken heffingen op soja de VS veel harder dan die op andere landbouwproducten, en de klap komt extra hard aan in staten met veel Republikeinse kiezers. Meer dan 80 procent van de Amerikaanse sojabonenexport naar de EU komt uit Louisiana, de thuisstaat van de voorzitter van het Huis van Afgevaardigden, de Republikein Mike Johnson.
Onzekerheid is op dit moment de enige garantie op de grondstoffenmarkt. Alleen al de dreiging van heffingen kan ertoe leiden dat inkopers uitwijken naar Zuid-Amerika, verwacht Henk Flipsen. Bovendien: niet alleen zullen de sojaprijzen stijgen als zowel China als de EU op Brazilië zijn aangewezen. Ook andere kosten nemen toe – als de leveringszekerheid afneemt, worden risicoverzekeringen bijvoorbeeld duurder.
Het is vooral het ongewisse dat Flipsen beangstigt. „Duurdere grondstoffen betekent duurder voedsel. Leidt dat tot protesten wanneer consumenten het niet meer kunnen betalen? Ik houd mijn hart vast.”
