Trans personen willen ook kinderen, maar krijgen nog te weinig hulp

Mensen die transgender zijn hebben minder toegang tot vruchtbaarheidsbehandelingen dan anderen. Mogelijk maken trans personen daardoor minder gebruik van zulke behandelingen, zoals ivf of het invriezen van geslachtscellen, voor hun vruchtbaarheidsbehoud. Daardoor kunnen ze onnodig onvruchtbaar worden, stelt het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG) in een woensdag gepubliceerd ‘signalement’. „De zorg is ingericht op hetero en cisgender [niet-transgender] koppels”, zegt voorzitter Martine de Vries. „Als je dat eenmaal ziet, kan je het niet meer niet zien.”

Informatie over vruchtbaarheidsbehandelingen in klinieken is vaak uitsluitend gericht op cisgender vrouwen, terwijl ook trans mannen zwanger kunnen worden. Of trans vrouwen krijgen tijdens de donatie van hun sperma in een kliniek porno te zien die op mannen is gericht. Veel zorgverleners zeggen te weinig kennis te hebben om transgender cliënten te begeleiden. „Ik moet vaak kennis aanvullen”, zegt een trans man in het signalement.

Transgender personen hebben even vaak een kinderwens als cisgender personen (49-67 procent), schrijft het CEG, maar slechts de helft (27-38 procent) maakt gebruik van vruchtbaarheidsbehandelingen, aldus CEG. De Vries maakt de vergelijking met prepuberale jongens die onvruchtbaar dreigen te worden door een kankerbehandeling. „Bij hen wordt ervan uitgegaan dat ze in de toekomst een kind willen, en wordt veel onderzoek gedaan naar alternatieve methoden om hun vruchtbaarheid te behouden, bijvoorbeeld door het nog onrijpe weefsel van de teelbal op te slaan.” Trans jongeren krijgen dat aanbod niet.


Lees ook
Onderzoekers: ‘Transgenderzorg is een taak voor de hele maatschappij, niet alleen voor de genderpoli’

Chris Verhaak (links) en Enny Das pleiten ervoor minder naar de zorg te kijken bij het oplossen van de stijgende vraag naar transgenderzorg. „Moeten we niet veel breder kijken, naar de acceptatie van mensen?”

‘Puur toeval’

Het CEG is een samenwerkingsverband tussen de Gezondheidsraad en de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving. Het adviseert niet, maar signaleert. Twintig jaar geleden werd het opgericht op initiatief van wijlen oud-minister Els Borst, die vond dat eerder moest worden nagedacht over ethische kwesties bij biomedische ontwikkelingen. Huidig voorzitter Martine de Vries werkt tevens als kinderarts in het Leids Universitair Medisch Centrum met trans jongeren, maar verzekert dat het signalement dat nu is gepubliceerd al voor haar tijd op de agenda stond. „Dat is puur toeval.”

Het is voor trans jongeren complex om te beslissen over het krijgen van kinderen. Een transitie is vaak urgenter dan een kinderwens en voortplantingsorganen zijn vaak een bron van de genderdysforie, een sterk gevoel van onvrede met het geboortegeslacht. Vruchtbaarheidsbehandelingen kunnen die genderdysforie bovendien aanwakkeren: het weghalen van rijpe eicellen wordt doorgaans gemonitord met een vaginale echoscopie en trans vrouwen moeten masturberen als ze sperma willen doneren. Daarvoor bestaat geen alternatief.

Hoe inclusief de fertiliteitszorg ook is, er zullen dus altijd situaties blijven waarin kinderen krijgen en een transitie niet samengaan, erkent De Vries. Het betekent wel dat deze groep extra goed begeleid moet worden, stelt ze. „Gelijke toegang tot zorg betekent niet dat het voldoende is als voor iedereen de deur openstaat. Het betekent dat voor sommige groepen meer, of iets anders, gedaan moet worden.” Ze benadrukt dat het CEG niet pleit voor het uitstellen van een transitie omwille van een mogelijke kinderwens.

Identiteitspapieren

Moeten nu alle ziekenhuizen en klinieken trans cliënten kunnen behandelen? „Wij gaan niet over hoe de zorg moet worden ingericht”, zegt De Vries. „De techniek is natuurlijk niet anders. Maar intensieve begeleiding is wel essentieel. Dat vergt meer dan een uurtje nascholing.” Wel zou iedereen zich in elk willekeurig centrum welkom moeten voelen. „Dat je niet met het verkeerde gender wordt binnengeroepen.”

Fertiliteitszorg voor trans personen is relatief nieuw. Tot 2014 moesten mensen zich nog laten steriliseren voordat ze hun geslacht op hun identiteitspapieren konden laten aanpassen. Behandelingen gericht op het behoud van vruchtbaarheid na de transitie worden pas sinds 2017 vergoed. Het huidige ‘standpunt’ van de NVOG, de wetenschappelijke beroepsvereniging voor gynaecologen, schrijft nog voor „terughoudend” te zijn bij „geassisteerde voortplanting bij transgenders”.

Dat standpunt stamt uit 2016 en wordt in mei geactualiseerd, zegt Norah van Mello, gynaecoloog bij het Amsterdam UMC die aan de update werkte. Die ligt nog ter autorisatie voor aan de leden. „Maar op basis van internationale richtlijnen en literatuur is er geen geldige reden meer om terughoudend te zijn.”


Lees ook
Eindelijk is het rapport er: waar komt de explosief gestegen vraag naar transzorg vandaan? Maar simpele antwoorden ontbreken

Geschat wordt dat 1 procent van de Nederlandse bevolking transgender is: zo’n 180.000 personen.