Topsporters in examentijd: ‘Misschien presteerde ik dit seizoen wat minder, maar als ik het haal, was dat het me waard’

In een comfortabele trui, het haar nonchalant opgestoken, oogt Anne de Kort (19) als een gewone scholier die zich voorbereidt op het eindexamen. De schoolboeken heeft ze net van de keukentafel gehaald, de plek waar ze meestal leert. Alleen het wit met gouden sporthorloge om haar pols waarop haar hartslag te zien is, verraadt dat ze ook sporter is.

Sinds dit jaar zeilt Anne bij de Topzeilacademie van het Watersportverbond, de hoogste opleiding in de Nederlandse zeilsport. „Mijn coach wilde dat ik mijn trainingen bijhield met een horloge,” zegt Anne. „Zo’n zwart, lomp ding vond ik niks, maar deze past gewoon bij m’n sieraden.”

De 19-jarige uit Alphen aan den Rijn is de afgelopen periode bijna niet in Nederland geweest. Ze trainde in de winter op Lanzarote, een van de Canarische Eilanden. Haar teamgenoten zijn nog steeds in het buitenland, maar Anne zeilt op dit moment even helemaal niet. Haar focus ligt op het havo-examen.

Vermoeidheid

Voor veel scholieren is het eindexamenjaar zwaar, maar voor jonge topsporters is het laatste jaar van de middelbare school vaak nog intensiever. Shorttracker Stijn de Vries (17) traint bij het KNSB Talent Team. Afgelopen winter stond hij twee keer per dag op het ijs in Utrecht. Reizen naar zijn school in Haarlem tussen de trainingen door kostte te veel tijd, waardoor hij de examenstof zelfstandig moest doornemen, zonder uitleg van een docent. „Dat was echt pittig”, zegt Stijn. „Mijn cijfers waren in het begin van dit jaar ook erg slecht.”

De dagen van sporttalenten zijn strak ingedeeld, er is weinig ruimte voor rust. Bokser Liz Thijssen (16) uit Den Bosch – vorig jaar Nederlands kampioen in de A-Klasse junioren tot 60 kilogram – doet deze maand eindexamen vmbo-t. Door haar zware trainingen zit ze vaak vermoeid in het klaslokaal. In plaats van opletten wil ze liever „gewoon slapen en eigenlijk niks doen”.

Door de extra drukte op school, hebben sporters als zij nóg minder tijd voor sociale activiteiten. „Terwijl anderen in het weekend naar feestjes gaan, heb ik een training of wedstrijd,” zegt Liz. „Mijn prioriteiten liggen gewoon ergens anders.”

Juist de sociale interacties met leeftijdsgenoten zijn van grote waarde voor topsporters, benadrukt sport- en prestatiepsycholoog Lex Ligtenberg. „Het voorkomt dat ze volledig opgeslokt worden door een strenge topsportomgeving.”

Doordat topsporters op jonge leeftijd intensieve begeleiding krijgen, missen ze volgens Ligtenberg zelfstandigheid en sociale vaardigheden die ze nodig hebben voor hun maatschappelijke carrière. „Alles wordt voor ze geregeld – van trainingsschema’s tot herstelmaaltijden. Dat werkt voor hun sportprestaties, maar bereidt hen niet voor op het gewone leven.”

Op de rem trappen

De combinatie van eindexamen en topsport vereist veel discipline, zeggen de drie sporters die NRC sprak. „Als ik laat in de avond terugkom van de training ben ik gesloopt,” zegt Stijn. „Dan wil ik meteen naar bed en niet nog leren.”

Voor Anne was studeren tijdens trainingskampen dit jaar het moeilijkst. Na twee intensieve trainingen per dag – zowel fysiek als mentaal zwaar – heeft ze pas ’s avonds tijd om te studeren. „Ik ben dan gesloopt als ik begin met studeren. In een druk huis, met anderen om me heen, is concentreren extra lastig.”

Wanneer jonge sporters hun grenzen niet goed bewaken, kan het eindexamenjaar leiden tot overbelasting of zelfs een burn-out, denkt psycholoog Ligtenberg. „Topsporters zijn vaak perfectionistisch en voelen extra druk om goed te presteren – ook op vlakken naast het sporten. Ze vinden het lastig om op de rem te trappen.”


Anne de Kort.
Fotografie: Lars van den Brink

zeilen ‘Ik kom hier alleen om mijn diploma te halen, en dan ben ik weg’

Anne de Kort (19), zeiler
Eindexamen havo

„Prioriteiten stellen heb ik vorig jaar geleerd, toen ik zakte voor mijn vwo-eindexamen. Mijn focus lag zowel op school als op het zeilen, maar ondanks dat ik mijn examen over twee jaar had verspreid, werkte dat niet. Mijn school is een reguliere middelbare school, maar ook een topsportschool, die extra begeleiding biedt aan topsporters – al had ik hem daar niet op uitgezocht. Op mijn school zijn er twee verschillende sportstatussen. Lootstatus is de hoogste, wat betekent dat de school je alles biedt wat je nodig hebt om school en sport goed te combineren, zolang je cijfers goed zijn. Halverwege de vijfde klas kreeg ik deze status en daardoor de mogelijkheid om mijn eindexamen te spreiden over twee jaar: het ene jaar vier vakken, het andere drie.

Dit jaar ligt mijn prioriteit volledig bij het zeilen, behalve deze maand. Maar na mijn examen vlieg ik meteen naar het EK in Griekenland.

Toch wilde ik mijn diploma halen, dus doe ik dit jaar eindexamen havo. Ik zit nu met de broertjes en zusjes van mijn vrienden in de klas. Omdat het leeftijdsverschil groot is, heb ik niet echt een klik met ze. Maar ik kom hier toch alleen om mijn diploma te halen, en dan ben ik weg.

Gelukkig hoef ik dit jaar weinig naar school, omdat ik vorig jaar alle lessen al heb gehad en niet meer leerplichtig ben. Samen met mijn topsportbegeleider plan ik mijn toetsen, die ik online vanuit het buitenland maak. Tijdens de toets kijkt mijn begeleider via een videogesprek mee, om te checken of ik niet stiekem in de stof kijk.

De motivatie om te leren op trainingskamp vind ik het lastigst. Als ik gesloopt ben, is het moeilijk om mezelf ertoe te zetten. Mensen denken vaak dat een trainingskamp een soort vakantie is, maar zeilen is mijn werk. Het is fysiek en mentaal zwaar: zeil vasthouden, hangen in de trapeze, geconcentreerd blijven in de felle zon op het water. We trainen twee keer per dag, en pas na het avondeten heb ik tijd om te studeren. In een klein huis, met iedereen kletsend in de woonkamer, is dat niet makkelijk.

Gelukkig vind ik mijn leven fantastisch en het zeilen echt leuk. Daardoor kost het me gelukkig niet zoveel energie.


Liz Thijssen.
Foto Lars van den Brink

Boksen‘Door goed eten kan ik mijn intensieve schema volhouden’

Liz Thijssen (16), bokser
Eindexamen vmbo-t

„Goed eten is het belangrijkste om mijn school en topsport te kunnen combineren. Ik train zes keer per week: boksen op maandag, woensdag, vrijdag en zaterdag. Kracht- en conditietraining op dinsdag en donderdag. Als ik doordeweeks in Rotterdam train, mag ik de volgende ochtend gelukkig iets later beginnen op school.

Meestal ga ik rond acht uur ’s ochtends de deur uit naar school in Vught. Tegen half vijf ben ik thuis, eet snel en vertrek meteen naar training. Rond tien uur ’s avonds eet ik nog wat en ga daarna slapen.

Door de zware trainingen ben ik de volgende ochtend in de klas moe. Het enige wat ik wil, is slapen en herstellen. Toch moet ik actief zijn in de klas. Na school heb ik geen tijd om huiswerk te maken zoals mijn klasgenoten – dat moet ín de les. Mijn energie haal ik uit mijn eten. Daardoor kan ik mijn intensieve schema volhouden.

Vanaf mijn veertiende train ik mee met TeamNL, als een van de jongste boksers. De meesten waren toen vijf jaar ouder. Sindsdien heb ik veel geleerd waar leeftijdsgenoten van mij misschien pas later mee te maken krijgen: prioriteiten stellen, doelen bepalen en omgaan met druk.

Vroeger maakte ik dingen snel te groot in mijn hoofd. Door veel te praten met de mensen om me heen, heb ik geleerd om te relativeren. Dat helpt me ook op school.

Voor het eindexamen ben ik daarom niet zenuwachtig. Het enige wat ik vervelend vind, is dat je zo lang stil moet zitten voor zo’n toets.”


Stijn de Vries.
Foto Lars van den Brink

Shorttrack ‘Soms denk ik om half zes als de wekker gaat: wat ben ik aan het doen?’

Stijn de Vries (17), shorttracker
Eindexamen gymnasium

„Het is tien minuten lopen naar het station van Haarlem. Om tien over half zes ’s ochtends ga ik de deur uit. Soms denk ik om half zes als de wekker gaat: wat ben ik aan het doen? In de trein eet ik de boterhammen die ik de avond ervoor heb gesmeerd en kom rond half zeven aan in Utrecht. Vanaf hier fiets ik naar de ijsbaan. Onze warming-up begint om zeven uur.

Na de training, rond half elf, begin ik met leren. Omdat ik een topsportstatus heb van NOC*NSF, de overkoepelende sportorganisatie in Nederland, mag ik de lessen op school missen. Op woensdag moeten we fietsen, dat doen we individueel. Daardoor kan ik die dag gewoon naar school en ga ik daarna fietsen.

Aan het begin van dit schooljaar was het wel even zoeken hoe ik alle stof zelfstandig ging begrijpen. Zeker bij vakken als Wiskunde B of Latijn.

Op school hoor ik vaak: jij mag tenminste doen wat je leuk vindt. En natuurlijk, ik vind shorttracken superleuk, maar de realiteit is ook dat het zwaar is. Na mijn tweede training ben ik pas om zeven uur thuis. Na het avondeten ben ik vaak zó moe, dat ik niets meer opneem van de leerstof.

Topsport leert me discipline, doorzettingsvermogen en plannen, vaardigheden die later voor een maatschappelijke carrière ook belangrijk zijn. Als ik de top in het shorttracken niet bereik, heb ik het niet helemaal voor niets gedaan. Misschien haalt maar 1 procent van de talenten de Olympische Spelen; de rest, hoe hard ze ook werken, niet. Maar dat is niet zichtbaar voor de buitenwereld.

Na mijn eerste schoolexamens stond ik er slecht voor. Ik had in aanloop daarnaartoe een wedstrijd in het buitenland en minder geleerd dan moest. Door de slechte cijfers en elke ochtend in het donker vertrekken en thuiskomen, belandde ik in een moeilijke periode. Op een gegeven moment vroeg ik me af: waarom doe ik dit?

Gelukkig gingen we met mijn gezin precies toen op vakantie: even niet aan school denken. Hier kreeg ik mijn motivatie voor trainen weer terug. Elke ochtend ging ik om zes uur hardlopen. Dat was supergaaf: tussen de bergen met de zon die opkwam.

Erna richtte ik mijn aandacht meer op school en minder op shorttracken. Misschien heb ik daardoor dit seizoen iets minder goed gereden, maar als ik mijn examen dit jaar haal, geeft dat rust. Hierna neem ik een tussenjaar om me volledig op shorttrack te focussen.”