Tophockeyer Jeroen Hertzberger: ‘Heel simpel: als je er niet naar leeft, dan moet je niet miepen als je het niet haalt’

Of het interview ook bij hem thuis kon, appt hockeyer Jeroen Hertzberger een dag van tevoren. Het is meivakantie, zijn drie kinderen zijn thuis, en zijn vrouw die vandaag normaal gesproken vrij is, blijkt een werkafspraak te hebben.

Dus staat Hertzberger – zongebruind, smartwatch om zijn pols, eendagsstoppelbaardje – een dag later cappuccino’s te maken in zijn keuken in Rotterdam-Noord. Zijn oudste, Hugo (8), zit voor de gelegenheid beneden op de bank voor de tv, al vertrekt hij al snel wegens hard praten. Zijn dochter Mila (6) en zoon Jilles (3) zijn boven. „Bereid je maar voor op vragen wat je eigenlijk komt doen”, zegt hij.

Jeroen Hertzberger (39) beleeft zijn laatste dagen als tophockeyer. Hij stopt na 22 seizoenen bij HC Rotterdam, de club waar hij zijn hele carrière speelde.

Hertzberger werd in al die jaren een gezichtsbepalende speler. Vanwege zijn vechtlust, zijn ijzeren discipline, het zelfvertrouwen dat van hem afdruipt. Vanwege zijn neus voor doelpunten: in 2023 werd hij topscorer allertijden in de Hoofdklasse. Dit seizoen maakte hij er weer 25. En simpelweg omdat hij er altijd stond: in die 22 jaar miste hij slechts één duel vanwege een blessure.

Toch besloot Rotterdam zijn contract niet te verlengen. In december nam Hertzberger, die deelnam aan drie Olympische Spelen, ook al afscheid als international – al was hij al drie jaar niet opgeroepen voor Oranje.

Volgens de voorzitter van Rotterdam speelden financiële overwegingen een rol. Hertzberger, die zegt dat hij zélf ook overwoog om te stoppen, gelooft dat niet. Hij denkt dat Rotterdam simpelweg niet met hem door wilde. Een gesprek over een eventueel lager salaris is volgens hem niet gevoerd.

Altijd spanning

We spreken elkaar net voor zijn laatste wedstrijd, vorige week zondag, thuis tegen Klein Zwitserland (5-0, Hertzberger scoorde zelf nog één keer uit een strafcorner). Hij werd flink in het zonnetje gezet: er werd onder meer een tribune naar hem vernoemd. Rotterdam haalde dit jaar de play-offs niet, dus daarmee zit het seizoen erop.

Het zijn „emotionele weken”, zegt Hertzberger kort daarvoor aan zijn keukentafel. „Want alles is de laatste keer. Dat maakt het supergek. Als iets 22 jaar je leven is…”

Dan loopt zijn jongste binnen. „Wie is zij?”

Hertzberger ziet dat zijn broek nat is: „Ojee, wat is er gebeurd?”

Zijn zoontje blijkt net naast de wc in zijn broek geplast te hebben.

„Oh, vriend, zullen we dat even verschonen dan?”

Samen vertrekken ze naar boven. „Onderbreking nummer één.” Daarna volgen nog enkele intermezzo’s met eierkoeken en gesprekjes over het tv-volume en het middagprogramma.

Foto Merlijn Doomernik

Terug van boven: „Met topsport is die spanning er altijd. Elke week heb je de opbouw naar zondag toe. Ik voel me altijd heel verantwoordelijk. Wat kan er beter, waarom winnen we, waarom verliezen we, waarom halen we dit jaar de play-offs niet? Dat mentale stuk, dat lijkt me heel gek om straks niet meer te hebben.”

Hertzberger is zo’n sporter die geen genoeg kan krijgen van dat ‘mentale stuk’, van de grote topsportthema’s zoals veerkracht en discipline. Hij schreef er zelfs een boek over, Presteren kan je leren (2024), waarvoor hij sporters als Ireen Wüst en Dennis Bergkamp interviewde. Op de kaft staat hijzelf, in het oranje, vijf medailles om zijn nek.

Als jongste ‘altijd kansloos’

Hij stipt ook zijn eigen jeugd aan, die hij grotendeels doorbracht in het buitenland – Congo, Hongarije, Oostenrijk – vanwege zijn vaders baan bij levensmiddelenconcern Unilever. Moeiteloos kan hij oplepelen wat hem gevormd heeft. Dat hij de jongste was in een fanatiek sportend gezin, met een zus en twee broers. „Ik was eigenlijk altijd kansloos. Mijn broers waren fysiek groter, en gewoon beter in alles: golfen, skiën, tennis. Dat maakt je best wel nederig.”

Alle broers Hertzberger gingen uiteindelijk verder in het hockey en speelden een tijd samen bij het eerste van Rotterdam. Maar Jeroen speelde als enige grote toernooien met Oranje en hield het met afstand het langste vol.

Ik ben niet de sterkste, de snelste, de grootste. Ik was altijd onder de indruk van mijn teamgenoten.

Jeroen Hertzberger
hockeyer

Ook zijn overstap van het in hockeytermen onbeduidende Oostenrijk naar het grote Nederland had invloed op hem, zegt hij. „Daarom heb ik mezelf nooit zo goed gevonden. Ik wil dat geen onzekerheid noemen, want ik ben zeker geen onzekere jongen. Sterker nog: ik word door de buitenwereld bestempeld als té zelfverzekerd, een tikkeltje arrogant, noem het wat je wil, I don’t care. Maar ik heb altijd gedacht: ik ben niet de sterkste, de snelste, de grootste. Ik was altijd onder de indruk van mijn teamgenoten.”

En dan is er nog de mentaliteit die hij van zijn ouders meekreeg. „Dat je niet accepteert dat mensen lui zijn, dat je anderen niet de schuld geeft, dat je kijkt: wat kan ik beter doen? Als dingen niet gingen zoals ik wilde, heeft mijn vader vaak tegen me gezegd: ‘het leven is niet eerlijk, wen er maar aan’.”

Als je jong bent denk je misschien: gaap. Wanneer merkte je: hier kan ik wat mee?

„Wij verhuisden terug uit Wenen toen ik zestien was. Toen had ik hockey boven voetbal verkozen. Het leek een goede keuze, want ik werd meteen geselecteerd voor het Nederlands team onder de 18. Maar al snel viel ik weer af, omdat ik niet goed genoeg was. Mijn eerste echte teleurstelling. Toen ben ik een week van slag geweest, maar daarna heb ik de knop omgezet, ben ik gaan knallen.”

Wat dacht je toen je zo van slag was?

„Nou, als je jong bent, dan ben je bezig met je nalatenschap. Dan denk je: Oranje, een WK, de Olympische Spelen, en dan ben ik de beste allertijden. Achteraf denk ik: wat boeit het dat ik toen ben afgevallen en drie jaar later pas weer bij Oranje kwam? Juist die levensfase is belangrijk voor een jonge sporter. Als je de goede motivatie hebt, kom je wel bovendrijven. Alle goeden zijn mentaal sterk. En andersom: megatalenten die afvallen, dat komt ook hierdoor.”

Je broer Maurits zei dat je vroeg in je carrière veel harder bent gaan werken voor het hockey, geïnspireerd door buitenlandse spelers bij Rotterdam.

„Zeker. Voor jongens uit Nieuw-Zeeland was het heel normaal om op niet-trainingsdagen voor de wedstrijd op het veld te staan. Ik ben daarin meegegaan. Strafcorners pushen. En ik was klein en licht. Die jongens gingen toen al naar de gym. Dat ben ik ook gaan doen.

„Ik ken genoeg gasten die weergaloos aan de bal zijn, maar gewoon niet fit genoeg. De tweede helft heb je er niks aan.”

Erger jij je daar niet dood aan?

Hertzberger geeft niet echt antwoord, maar begint te vertellen hoe hij er met teamgenoten over praat. „Komt er zo’n gast bij ons in Heren 1, zie ik op de socials dat-ie weer op de golfbaan staat ofzo. Dan vraag ik: ‘vind jij jezelf fit?’ Niet lullig bedoeld, maar gewoon een reality check. ‘Ben je naar de gym geweest deze week? Hoe lang dan? Anderhalf uur op maandag? Oké, dus je staat meer op golfbaan dan in de gym. Dat is wel raar toch?’”

Denken ze dan niet soms: daar heb je Hertzberger weer.

„Ja, zou kunnen. In het begin was dat misschien wel zo. Toen ik in 2007 geselecteerd werd voor Oranje was ik de eerste ooit van Rotterdam. Maar met spelers als Thijs van Dam, Justen Blok, Derk Meijer hebben we een cultuur gecreëerd waarin het normaal is dat je elkaar aanspreekt. Misschien vinden sommige jongens dat alsnog irritant, maar heel simpel: als je er niet naar leeft, dan moet je niet miepen als je het niet haalt.”

Vind jij het dan nooit zwaar?

„Zeker. Dat is één van de redenen dat ik ook wel vrede heb met stoppen. Het kost me steeds meer moeite om echt topfit te zijn. In januari heb ik twintig dagen in de gym gezeten. Ik voelde gewoon dat het moest. En die loopschoenen moeten altijd mee. Ben ik op wintersport met de familie, moet er toch gerend worden.

„Ik merk ook dat ik minder goed herstel. Soms denk ik: wat lul je nou, je doet het nog zo goed, waarom stop je? Maar ik ben ook heel blij dat ik straks tijd heb met mijn gezin. Ik heb al twintig jaar geen herfstvakantie, voorjaarsvakantie, meivakantie gehad.”

Je wordt als arrogant gezien, zei je net. Heeft dat je ook in de weg gezeten?

„Ja, zeker. Het grappige is, het is allemaal perceptie. Iedereen met wie ik gespeeld heb, bestempelt mij niet als arrogant. Ik ben altijd heel begaan met het team. En ik hoor vaak: Jeroen wil altijd maar doelpunten maken, het mannetje zijn, maar ik sta ook bovenaan in de assistlijsten, ik ga niet altijd voor eigen succes. Maar ik heb meerdere malen coaches meegemaakt die denken dat ze weten hoe ik in elkaar zit. Dat heeft wel invloed op mijn carrière gehad.”

Op welke manier?

„Ik denk dat Max Caldas [bondscoach tussen 2014 en 2021] in het begin wel eens heeft gedacht: wat moet ik met deze gast? Het eerste toernooi werd ik een beetje aan de kant gezet. Alsof hij dacht: de dominante figuren moet ik even aanpakken. Terwijl er anderen in dat team asocialer, arroganter en dominanter waren dan ik. Dat is dus perceptie.”

Perceptie is wel belangrijk. Heb je ooit gedacht: misschien moet er een tandje af?

„Valt wel mee. Ik vind dat je moet benoemen wanneer het niet gaat. Als dat betekent dat sommige coaches mij irritant vonden, prima.”

Hertzberger nam deel aan drie Zomerspelen. Beijing (2008), Rio de Janeiro (2016) en Tokio (2021). Tweemaal greep de ploeg naast het brons, in Tokio werd voor het eerst sinds 1984 de halve finale niet gehaald.

De wederopstanding van de hockeymannen onder Jeroen Delmee – goud in Parijs, afgelopen zomer – maakte Hertzberger niet meer mee. Ook al was hij nadrukkelijk wel beschikbaar.

Tot een half jaar voor de Spelen had hij nog het gevoel dat hij ‘Parijs’ kon halen, zegt Hertzberger. „De bondscoach heeft mij, denk ik, achter de hand gehouden voor het geval van blessures. Ik heb ook al mijn gegevens nog moeten inleveren, dus ik was geaccrediteerd.”

Maar meegetraind heeft hij nooit. „Dat vind ik het enige smetje. Elke aanvaller die zijn handen niet achterstevoren had, heeft een kans gehad in Oranje.”

Misschien was het toch zijn uitstraling, denkt Hertzberger. „Ongeacht of ik mijn mond opentrek, je hebt natuurlijk wel een bepaalde aanwezigheid in de kleedkamer.” Hij zou het nog weleens van Delmee willen weten. „En ik ben nog steeds van mening dat ik niet had misstaan daar.”

Op de gouden medaille is hij „niet jaloers”, zegt Herzberger. „Maar ik ben wel jaloers op het proces. Want ik was het echt eens met Delmees aanpak, die was anders dan de jaren ervoor heel nuchter, gedisciplineerd en helder. Dat is ook echt waar ik voor sta.”

Heb je ooit gedacht: ik ga zelf bedanken voor Oranje?

„Nee, dat doe je niet.”

Ik dacht: misschien vind je het ook wel moeilijk om afscheid te nemen. Bij Rotterdam hebben ze uiteindelijk ook voor jou beslist.

„Mensen vergeten weleens dat ik zelf misschien ook de keuze had gemaakt om nu te stoppen bij Rotterdam.

„Maargoed, ja, topsport komt niet meer terug. Dat is ook het mooie, het is eindig. Je moet er in een korte periode alles uithalen. Het houdt je continu een spiegel voor. De afgelopen vijf jaar vraagt iedereen me: ga je nou weer door? Maar moet ik dan stoppen alleen omdat ik oud ben? Ik vind topsport gewoon het mooiste wat er is.”