Europese regelgeving over het welzijn van pasgeboren kalveren is verkeerd geïmplementeerd in Nederland. Hoewel de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit dit zelf al in 2015 constateerde, ontkent de toezichthouder dit nu, evenals het ministerie van Landbouw. Nederlandse boeren hoeven niet te voldoen aan de EU-regels, en er is geen oplossing in zicht.
De regels betreffen de huisvesting van pasgeboren kalveren. Zo’n kalf wordt vaak direct na de geboorte weggehaald bij de moeder en in een ‘eenlingenbox’ geplaatst. Ondanks toenemend bewijs dat sociaal isolement schadelijk is voor kalveren, is dit wettelijk toegestaan. Wel biedt een Europese wet uit 2008 enige bescherming; de jonge dieren moeten „contact met soortgenoten kunnen hebben”. Een individueel hok mag „niet voorzien zijn van muren, maar moet bestaan uit open afscheidingen die een direct visueel en lichamelijk contact tussen de kalveren mogelijk maken”.
De NVWA zegt echter niet te handhaven als pasgeboren kalveren in Nederland op afstand worden gezet, waardoor ze elkaar niet kunnen zien en aanraken. Zo kunnen ze in iglo’s zitten die ver uit elkaar staan, of naast lege boxen. De toezichthouder zegt niet in te kunnen grijpen omdat de wet niet toereikend is.
Kalfjes zijn zo „driedubbel de dupe”, zegt Leonie Vestering, bestuurslid dierenwelzijnsorganisatie Wakker Dier, die onderzoek deed naar de kwestie. „Europa biedt ze het absolute minimum, de Nederlandse regering zwakt dat af en de NVWA kijkt weg.”
Minder strikte vertaling
Koeien zijn kuddedieren, en kalfjes zeer zeker. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat ze al op zeer jonge leeftijd met elkaar spelen. Hoe meer afzondering van andere dieren, hoe meer stress en angstig gedrag ze kunnen vertonen. Andersom, zien wetenschappers: hoe meer contact, hoe beter het kalfjes vergaat. De wetenschappelijke adviesraad van de EU, de EFSA, adviseert daarom kalveren in paren of in groepen te huisvesten, en helemaal niet alleen.
Het manco in het Nederlandse toezicht lijkt ontstaan toen de Europese richtlijn moest worden omgezet in Nederlandse wetgeving. Dat gebeurde in het Besluit houders van dieren. Alleen in de Nederlandse versie kwam te staan dat „naast elkaar gehouden” kalveren op een boerderij elkaar moeten kunnen zien en aanraken. Die toevoeging – naast elkaar gehouden – staat niet in de Europese wet, en impliceert dat de regels alleen gelden voor dieren die naast elkaar worden gezet. Zo is de Nederlandse vertaling van de Europese richtlijnen minder streng – en dat mag niet.
Ook op een ander punt was de omzetting naar Nederlands recht merkwaardig. In de nota van toelichting staat dat ook aan regels wordt voldaan „als kalveren over de wanden van eenlingenboxen heen kunnen kijken” – wat nergens in de EU-regelgeving is te vinden. Het zou ook strijdig zijn met de eis dat fysiek contact mogelijk moet zijn.
In 2015 realiseert de NVWA zich dat er iets is misgegaan. „De nationale wetgeving lijkt soepeler te zijn dan de Europese wetgeving”, schrijft de toezichthouder in interne stukken die Wakker Dier verkreeg met een beroep op de Wet open overheid. In een interne werkinstructie beschrijft de NVWA de beide discrepanties. Zo ziet ze dat in de Nederlandse wet wel, en in de Europese wet „niet van naast elkaar gehouden kalveren wordt gesproken.”
Bijna tien jaar later bestaat het probleem in de Nederlandse wet nog altijd
De toezichthouder realiseert zich dat de Europese richtlijn „de basis vormt” voor nationale regels. Daarom „handhaven we op open afscheidingen in de tussenwanden die een direct visueel en lichamelijk contact tussen de kalveren mogelijk [maken] en is alleen over de tussenwand heen kunnen kijken NIET voldoende”.
Toch beslist de NVWA later dat jaar te handhaven op basis van de Nederlandse regels, al zijn die minder streng. „Richtlijnen kunnen uit zichzelf geen verplichtingen opleggen aan burgers. Een richtlijn moet geïmplementeerd worden in de nationale regelgeving. De Nederlandse kalverhouders hebben zich dus te houden aan de bepalingen in het Besluit houders van dieren.”
Een hoop onzin
Bijna tien jaar later bestaat het probleem in de Nederlandse wet nog altijd. Sterker, als ministerie en toezichthouder erop worden aangesproken, ontkennen ze tegenover deze krant dat er überhaupt een discrepantie bestaat met de EU-richtlijn.
Als boeren pasgeboren kalveren uit elkaar zetten, handhaaft de toezichthouder naar eigen zeggen niet, want „in de Europese Richtlijn staat namelijk niet (letterlijk) dat het verplicht is om kalveren naast elkaar te houden. De NVWA kan daarom hierop niet handhaven”, aldus ministerie en toezichthouder in een gezamenlijke reactie.
NRC legde deze uitleg van de Europese wet voor aan drie internationale experts. De eerste bestempelt de claims van ministerie en toezichthouder als „een hoop onzin en een (misschien opzettelijk) onjuiste interpretatie van het recht”. De woorden zijn van Barbara Felde, rechter en vicevoorzitter van de Duitse Juridische Vereniging voor Dierenbeschermingsrecht.
Felde onderzocht op verzoek van NRC de juridische situatie. De Europese wet zou geïnterpreteerd moeten worden zoals „overeenkomt met het doel ervan, namelijk de bescherming van kalveren”, schrijft ze. Ze wijst er op dat de richtlijn ook benoemt „dat het wetenschappelijk bewezen is dat kalveren op een humane manier gehouden moeten worden, inclusief contact met andere dieren”.
Twee andere experts kunnen de uitleg van de NVWA en Landbouw evenmin plaatsen. De Europese eis dat „individueel gehuisveste kalveren elkaar aan moeten kunnen raken, impliceert dat de kalveren naast elkaar gehuisvest moeten zijn (anders is dit sowieso niet mogelijk)”, aldus Bas Rodenburg, hoogleraar dierenwelzijn aan de Universiteit Utrecht, die op verzoek van de krant meekeek naar de juridische situatie.
Naar de inschatting van de Oostenrijkse dierenwelzijnsonderzoeker Josef Schenkenfelder, verbonden aan de Boku Universiteit in Wenen, is het uit elkaar zetten van dieren niet in overeenstemming met de Europese richtlijn. Schenkenfelder schreef met acht andere onderzoekers vanuit de EURCAW (dat nationale inspecties ondersteunt met advies over hoe Europese wetgeving geïmplementeerd moet worden) een advies over de Europese richtlijn over eenlingenboxen. Daarin geldt weer: als kalveren bewust niet naast elkaar worden gezet, moet dat worden gezien als een complete restrictie van lichamelijk contact.
Nederlandse boeren hebben hun uitzondering dus in de schoot geworpen gekregen door keuze bij de vertaling. Felde: „Als het verkeerd in de Nederlandse wet staat, is de Europese richtlijn inderdaad niet bindend voor Nederlandse boeren. Veel lidstaten maken fouten bij het vertalen van de inhoud van Europese richtlijnen naar nationaal recht. Deels gebeurt dit bewust, om de kalverhouder te beschermen tegen strenge dierenwelzijnsregels. Dit is uiteraard niet toegestaan.”
‘Boetes niet afschrikkend’
Naar de mate van sociaal contact tussen kalveren op Nederlandse bedrijven is geen gedegen onderzoek gedaan. Landbouworganisatie LTO verwijst naar de NVWA en reageert niet op vragen over hoeveel boeren in de praktijk dieren apart zetten.
Uit een steekproef van Wakker Dier onder populaire webshops die eenlingboxen verkopen, blijken volgens de ngo veruit de meeste soorten voor de Nederlandse markt niet te voldoen aan de Europese regels. Zo zijn er hokken met een volledig dichte zijwand. Vaak kunnen kalveren evenmin aan de voorzijde contact maken, omdat er een voederbak voor hangt of aan de voorzijde schotten zijn aangebracht.
Lees ook
‘We beseffen niet half hoe goed ons voedsel is’
Dit onderzoek richt zich puur op eenlingenboxen en niet op groepshokken die ook worden verkocht voor kalveren. Groepshokken voor jonge kalveren worden populairder onder boeren, zeggen experts. Het enige onderzoek op dit punt stamt uit 2016, onderzoekers van de Wageningen Universiteit zagen (destijds) dat negen op de tien kalveren in individuele hokken werden geplaatst.
In andere landen was de praktijk niet heel anders, zo blijkt. Een Britse studie toont dat individuele hokken het meest worden gebruikt voor pasgeboren kalveren. Oostenrijks onderzoek uit 2015 wijst uit dat 90 procent van de boerderijen kalveren individueel huisvest na hun geboorte, en 23 procent doet dat langer dan vijf weken. In dat land is de wet wél goed vertaald in nationale wetgeving, zegt Schenkenfelder. „Maar de toezichthouder heeft geen tijd om veel inspecties te doen, en ik neem aan dat boetes niet afschrikkend werken.”
Diergezondheid
Boeren zetten pasgeboren kalveren uit elkaar om ze (vooral in de eerste dagen) individueel goed in de gaten te kunnen houden, bijvoorbeeld hoe ze drinken en of ze diarree hebben. Ook is een belangrijke reden de vrees dat de jonge dieren elkaar anders ziek kunnen maken. Maar die vrees is bij gezonde kalveren „inmiddels achterhaald”, zegt Rodenburg, „zeker in kleine groepen”. De hoogleraar kent studies waarbij kalveren met z’n tweeën in een hok zaten. „Daarbij werd geen negatief effect gezien op de diergezondheid.” Dieren die ziek zijn, mogen van de wet wel worden afgezonderd.
Mentaal heeft isolatie gevolgen. Niet begrensd door hokken zouden kalveren in hun eerste weken rondlopen, ontdekken, spelen – gedrag dat ze niet in kleine boxen kunnen vertonen. Al in de jaren negentig schreven onderzoekers van het Scientific Veterinary Committee (een voorloper van de EFSA): „Het is duidelijk dat dichte afscheidingen tussen hokken geen adequaat sociaal contact tussen kalveren mogelijk maken.”
Individuele huisvesting heeft een schadelijk effect op de ontwikkeling van kalveren
De EFSA rapporteert in 2023 bewijs dat individuele huisvesting een schadelijk effect heeft op de ontwikkeling van sociaal gedrag, leervermogen, eetvermogen en emotionele ontwikkeling. Het kan stressvol zijn. Andersom blijkt sociaal contact bij pasgeboren kalveren de angst voor andere kalveren te verminderen.
Daarom adviseert EFSA helemaal af te stappen van eenlingenboxen en pasgeboren kalveren te huisvesten in „paren of kleine groepen”. Vanaf acht weken mogen kalveren van de huidige wetgeving niet meer individueel gehuisvest worden.
De NVWA verwijst naar een internetconsultatie die volgend jaar moet plaatsvinden „waarbij per sector wordt aangegeven welke regels zij voornemens is te gaan nemen voor een dierwaardigere veehouderij in 2040.”
De vorig landbouwminister, Piet Adema (ChristenUnie), wilde met nieuwe dierenwelzijnsregels individuele huisvesting van kalveren vanaf hun zevende levensdag verbieden. Onduidelijk is of opvolger Femke Wiersma (BBB) de huisvesting van kalveren wil aanpakken.
Wakker Dier is hier niet tevreden mee. „De vele kalfjes die nu moederziel alleen in een krap hokje staan, hebben niks aan vergezichten op 2040”, zegt Vestering. „Ze hebben een minister nodig die zich gewoon aan de wet houdt en start met handhaven.”
Het gaat er stevig aan toe tijdens de zitting bij de Raad van State eind oktober. De Afdeling bestuursrechtspraak behandelt het hoger beroep van promovendus P. over het intrekken van zijn doctorstitel door de Wageningen Universiteit. De Griekse onderzoeker heeft volgens de universiteit in zijn proefschrift uit 2017 historische gegevens verdraaid en gefabriceerd om opzienbarende onderzoeksresultaten te kunnen publiceren. „Hij heeft een waarheid verzonnen”, verklaarde toenmalig rector magnificus Arthur Mol een jaar geleden in NRC. Daar past volgens hem maar één maatregel bij: het intrekken van de doctorsgraad.
P. ontkent dat hij gefraudeerd heeft en kaatst de bal terug naar zijn promotor, die volgens hem heeft gefaald als begeleider. „De heer Frankema had geen idee van de inhoud van het promotieonderzoek van mijn cliënt”, betoogde P.’s advocaat Bas de Moor tijdens de zitting. „Hij begreep het gewoon niet. Hij wist niet hoe hij het onderzoek moest begeleiden, en feitelijk kon het hem ook niet schelen.”
Het is in meerdere opzichten een uitzonderlijke zaak. Als pas na het verlenen van een doctorsgraad aan het licht komt dat de promovendus heeft gefraudeerd, is de kwaliteitscontrole door promotoren en promotiecommissie pijnlijk tekortgeschoten. Dat kwam in Nederland de afgelopen tien jaar maar drie keer eerder voor. In 2015 haalde de Erasmus Universiteit het proefschrift Het Triple A model voor leiderschap van Ans van Ass uit de bibliotheek nadat in meerdere hoofdstukken plagiaat was aangetroffen. Tilburg University nam in 2019 het proefschrift van Mohammad Soroush over salafisme onder jongeren uit de roulatie nadat vast kwam te staan dat de promovendus een aantal moskeeën niet had bezocht waar jongeren volgens hem het salafisme met de paplepel krijgen ingegoten.
En in 2023 trok de Universiteit Utrecht de titel van de Egyptische gynaecoloog Ahmed Badewy in nadat fraudejagers op verzonnen patiëntgegevens in zijn proefschrift uit 2008 waren gestuit, terwijl niet duidelijk is of een universiteit die bevoegdheid heeft. Badewy vocht het intrekkingsbesluit niet aan, de Griekse onderzoeker stapte wel naar de rechter nadat de Wageningen Universiteit in 2019 zijn titel introk en zijn bezwaar daartegen ongegrond verklaarde.
De rechtbank Gelderland oordeelde in april vorig jaar dat de universiteit bevoegd was de verleende doctorsgraad in te trekken omdat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de voormalige promovendus in vier hoofdstukken van zijn proefschrift kwantitatieve en kwalitatieve data heeft gemanipuleerd. De Griekse onderzoeker vindt juist dat er onvoldoende bewijs is voor opzettelijke datamanipulatie en ging in beroep bij de Raad van State.
Na zeven jaar procederen velt de hoogste bestuursrechter binnenkort het finale oordeel over de principiële vraag of een universiteit een doctorstitel mag intrekken als na de promotie fraude in het proefschrift is ontdekt. En zo ja, hoe zwaar achteraf gevonden onzorgvuldigheden in het onderzoek een promovendus aangerekend mogen worden. Een uitspraak die gevolgen kan hebben voor alle 39.000 promovendi in Nederland die moeten vrezen dat fouten in hun proefschrift die hun begeleiders over het hoofd hebben gezien consequenties kunnen hebben.
Voorgeschiedenis
Het begon allemaal zo veelbelovend. Toen historicus Ewout Frankema in juli 2012 hoogleraar economische geschiedenis in Wageningen werd, bracht hij een Vidi-beurs van 800.000 euro mee van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. Een paar maanden later kreeg hij ook een Europese Starting Grant van 1,5 miljoen euro. Daarmee kon hij zijn eigen empirische onderzoekslijn naar de historische wortels van de armoede in Afrika opzetten.
Hij trok twee promovendi aan, die in februari 2013 van start gingen. Historicus Michiel de Haas richtte zich op het effect van het telen van exportgewassen op de welvaart in Oeganda, econometrist P. concentreerde zich op de invloed van extreme weersomstandigheden op de economische ontwikkeling en sociale onrust in koloniaal Afrika. De promovendi startten met het verzamelen van data in nog nauwelijks ontsloten Britse koloniale archieven uit het interbellum (1920-1939). Uit jaarverslagen die koloniale bestuurders naar Londen stuurden en koloniale statistieken (Blue Books) stelden zij een dataset samen met 80.000 sociaal-economische gegevens uit 200 districten in tien voormalige Britse koloniën ten zuiden van de Sahara.
De twee promovendi brachten samen „ontelbare uren door in Londense appartementen en bibliotheken, op conferenties en seminars en aan de telefoon om aan gezamenlijke publicaties te werken”, meldt De Haas in het dankwoord van zijn proefschrift. „De paden die we kozen waren soms een beetje hobbelig, maar maakten onze gezamenlijke prestaties des te bevredigender.”
De vrees was dat de kwestie alle andere betrokken onderzoekers kon meesleuren
Zij publiceerden met hun promotor Frankema en met elkaar. De Griekse promovendus was de rekenmeester van het team. Hij introduceerde econometrische analysemethoden die nieuw waren voor zijn Wageningse collega’s. In 2016 wonnen de twee promovendi samen een prijs voor de beste PhD-publicatie op het terrein van de sociale geschiedenis. De jury was onder de indruk van de originaliteit en relevantie van hun onderzoek naar het verband tussen extreme weersomstandigheden, het telen van exportgewassen en maatschappelijke onrust in de Britse koloniën. Het prijswinnende artikel kwam in het proefschrift van P. terecht, een ander gezamenlijk artikel werd een hoofdstuk in het proefschrift van De Haas. Ze rondden hun onderzoek netjes in vier jaar af en promoveerden kort na elkaar, in juni en september 2017. De Haas promoveerde cum laude.
De Griek was toen al bijna een jaar postdoctoraal onderzoeker bij een Zweedse universiteit, een positie die hij kreeg op voorspraak van Frankema, die er van 2012 tot 2015 gastdocent was. De Haas kon in Wageningen verder met zijn onderzoek.
Intussen rijst Frankema’s ster. Hij ontvangt wetenschappelijke prijzen, wordt redacteur van wetenschappelijke tijdschriften, bestuurslid van het African Economic History Network en wordt in 2014 gekozen als lid van De Jonge Akademie, het platform van vijftig jonge en bevlogen onderzoekers van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen dat zich inzet voor de toekomst van de wetenschap.
Beschuldigingen
Negen maanden na de twee promoties slaat de stemming plotseling om. Op 24 februari 2018 bezoekt Michiel de Haas een congres in de VS. Daar presenteerde Belinda Archibong, een Amerikaans-Nigeriaanse ontwikkelingseconoom die net als Frankema bestuurslid is van het African Economic History Network, haar lopend onderzoek naar dwangarbeid in Nigeriaanse gevangenissen tussen 1920 en 1995. Ze uit kritiek op het prijswinnende werk van de Wageningers. Zij werkte met dezelfde koloniale statistieken maar kon het verband niet reproduceren dat de twee hadden gevonden tussen hevige regenval en het aantal gevangenen in Nigeria.
Na afloop van de workshop vergelijken De Haas en Archibong hun data en constateren zij dat de gegevens die P. voor zijn analyses gebruikte zoveel afwijken van de data in de originele bronnen dat er geen sprake kon zijn van een enkele slordigheid of vergissing: P. moest gefraudeerd hebben.
Daarna gaat het razendsnel. Twee dagen later brengt De Haas Frankema op de hoogte van zijn verdenkingen. Weer twee dagen later heeft hij het stuk af waarmee hij zijn beschuldigingen onderbouwt. Het heet ‘Evidence and indications of structural data mismanagement, manipulation and forgery by Dr P.’. De toon is gezet, Wageningen heeft te maken met een fraudezaak van Diederik Stapel-achtige proporties die alle onderzoekers kan meesleuren die met de Griekse onderzoeker hebben gepubliceerd. Ook zijn tweede promotor Erwin Bulte, hoogleraar ontwikkelingseconomie in Wageningen.
Frankema confronteert zijn voormalige promovendus nog dezelfde dag met de verdenkingen. Tijdens de zitting bij de Raad van State stelt de Griekse onderzoeker dat Frankema zich agressief opstelde en meteen dreigde zijn Zweedse werkgever in te lichten. De hoogleraar hield hem voor dat het absoluut in zijn voordeel zou zijn om een bekentenis af te leggen. Weer twee dagen later wordt P. officieel beschuldigd van opzettelijke datamanipulatie. De klacht kwam niet van Belinda Archibong, die de onregelmatigheden in de dataset ontdekte, maar van zijn promotoren Frankema en Bulte en van zijn voormalige collega De Haas.
Klachtenbehandeling
Beschuldigingen van wetenschapsfraude worden in eigen kring afgehandeld. Een universitaire klachtenprocedure begint bij het college van bestuur en eindigt met een besluit van het college van bestuur. Elke universiteit heeft een commissie wetenschappelijke integriteit (CWI) die is samengesteld uit wetenschappers van de instelling zelf. De commissie toetst of de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit die sinds 2004 bestaat, is overtreden. Een lastige klus, omdat de gedragscode beschrijft hoe een integer onderzoeker zich zou moeten gedragen (‘eerlijk’, ‘zorgvuldig’, ‘transparant’) en niet wanneer je in overtreding bent. Een rode lijn die het onderscheid aangeeft tussen fout en fraude ontbreekt.
Op basis van het CWI-advies neemt het college van bestuur een voorlopig besluit dat voor een second opinion kan worden voorgelegd aan het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI), dat geen bindende uitspraken doet maar advies uitbrengt aan het universiteitsbestuur. Dat neemt een definitief besluit over de klacht en legt eventueel sancties op, zoals een berisping, overplaatsing of ontslag. Ook tot de mogelijkheden behoort het ontnemen van het promotierecht van een hoogleraar die nalatig is geweest of de verplichting tot het intrekken van onbetrouwbare publicaties. Het intrekken van de doctorstitel staat niet in dit rijtje omdat daarover niets is geregeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
De lokale integriteitscommissies behandelen gezamenlijk tussen de 15 en 20 klachten per jaar (1 à 2 per universiteit) en doen dus niet veel ervaring op met het onderzoeken van fraudebeschuldigingen. Ze kunnen deskundigen inschakelen die meer kennis hebben van het wetenschapsgebied in kwestie, maar dat hoeft niet. De landelijke integriteitscommissie brengt 20 tot 25 adviezen per jaar uit. Bij de gegrond verklaarde klachten gaat het bijna altijd om ‘lichte tekortkomingen’ of (iets ernstiger) ‘verwijtbaar onzorgvuldig gedrag’. Van schending van de wetenschappelijke integriteit ofwel fraude is pas sprake als een onderzoeker opzettelijk gegevens heeft verzonnen (fabriceren) of zonder duidelijke onderbouwing heeft gewijzigd of geschrapt (vervalsen) of teksten van anderen zonder bronvermelding heeft overgenomen (plagiaat). Daarop worden onderzoekers in Nederland heel zelden betrapt.
De bekentenis
De Wageningse integriteitscommissie behandelde de klacht van Frankema, Bulte en De Haas in sneltreinvaart. Vier dagen na het indienen wordt de klacht ontvankelijk verklaard. Een week later wordt de Griekse onderzoeker op de hoogte gebracht van de inhoud. Hij wordt beschuldigd van opzettelijke datamanipulatie in de vier publicaties waaruit zijn proefschrift bestaat, waaronder het prijswinnende artikel waarvan De Haas coauteur is en een working paper waaraan Frankema heeft meegewerkt. Daarnaast heeft hij volgens de klagers in drie andere artikelen data gemanipuleerd, waaronder in de gezamenlijke publicatie die in het proefschrift van De Haas is opgenomen.
P. krijgt twee weken de tijd om zijn verweer op papier te zetten en doet dat zonder rechtsbijstand. Terwijl hij daarmee bezig is, wordt de klacht uitgebreid. Frankema vond drie ‘nepcitaten’ in het vierde hoofdstuk van het proefschrift en tweede promotor Bulte voegt een publicatie van zijn onderzoeksgroep toe waaraan P. heeft meegewerkt.
In zijn schriftelijke verweer houdt de Griekse promovendus veel slagen om de arm, blijkt uit de passages die in het eindverslag van de Wageningse integriteitscommissie worden geciteerd. Hij stelde de dataset samen uit niet-gedigitaliseerde bronnen van soms 100 jaar oud die elkaar regelmatig tegenspreken en moest daardoor lastige keuzes maken bij het invoeren van de data. „Mogelijk” heeft hij daarbij informatie die zijn hypotheses niet ondersteunde te makkelijk genegeerd en „misschien” was hij bij het voorspellen van ontbrekende gegevens iets te overmoedig.
Hij realiseert zich achteraf dat hij door zijn bovenmatig vertrouwen in zijn werkhypotheses systematische fouten heeft gemaakt die ‘mogelijk’ hebben geleid tot ‘twijfelachtige onderzoekspraktijken’. Als verzachtende omstandigheden voert hij onervarenheid en wetenschappelijke onvolwassenheid aan. Tijdens zijn verhoor één week later geeft hij toe dat „mogelijk 5 tot 10 procent van de data is gemanipuleerd”. Maar hij ontkent dat er opzet in het spel was en dat hij citaten heeft verzonnen. Deze ‘bekentenis’ zal hem tot aan de Raad van State blijven achtervolgen.
Vanwege de verstoorde relaties hoort de integriteitscommissie de klagers en beklaagden apart. De commissie vindt het ook niet nodig om econometrische deskundigen te raadplegen en kan op 4 mei 2018 het dossier sluiten, twee maanden na het indienen van de klacht. Op basis van het bewijsmateriaal dat De Haas en Frankema hebben aangeleverd en de verklaringen van klagers en beklaagde, concludeert de commissie dat P. op grote schaal zowel kwantitatieve als kwalitatieve data heeft gefabriceerd en vervalst. Maar alleen in zijn proefschrift. In de vier andere publicaties waarin hij volgens de klagers ook zou hebben gefraudeerd, zijn geen aanwijzingen voor datamanipulatie aangetroffen. Ook niet in het hoofdstuk van het proefschrift van De Haas waarvoor P. de analyses heeft uitgevoerd. Vier van de acht klachten zijn dus ongegrond.
Nog voor P. zijn zaak heeft voorgelegd aan de landelijke integriteitscommissie, brengt Frankema de werkgever van P. op de hoogte, waarna de Griek op non-actief wordt gezet. Toen de landelijke commissie begin 2019 het oordeel van de lokale commissie overnam en het bericht uit Wageningen kwam dat de doctorstitel ingetrokken zou worden, is hij door de Zweedse universiteit ontslagen.
Rookgordijnen
Tijdens de procedure bij de landelijke integriteitscommissie, die in zijn geheel schriftelijk wordt afgehandeld, trekt P. zijn bekentenis in. Die verklaring zou onder druk van Frankema tot stand zijn gekomen, wat de commissie niet erg aannemelijk vindt. Uit niets blijkt dat P. „in een zodanige hevige gemoedstoestand verkeerde toen hij deze verklaring op schrift stelde, dat aan die verklaring geen betekenis kan worden gehecht”.
Bij de landelijke commissie en tijdens de bezwaar- en beroepsprocedures tegen het intrekken van zijn titel die erop volgen, probeert de Griekse onderzoeker steeds aan te tonen dat er geen sprake was van opzettelijke datamanipulatie. Uit zijn analyses zou blijken dat datapunten die volgens De Haas en Frankema zijn verzonnen en vervalst, geen invloed hebben op de conclusies in zijn proefschrift.
De reactie van de universiteit was tot en met de zitting bij de Raad van State: P. weerlegt de omstreden datapunten niet, hij trekt alleen maar rookgordijnen op. „Zijn verweer is een allegaartje van algemeenheden en nergens to the point”, stelde Nicole Niessen, advocaat van de universiteit, bijvoorbeeld tijdens de hoorzitting bij de Raad van State. „Wij zijn nog steeds op zoek naar een concrete weerlegging van de aangedragen feiten. Je gaat dat nergens vinden in dit dossier.”
De Wageningen Universiteit had in 2019 een punt kunnen zetten achter de klachtenprocedure door het oordeel van de landelijke integriteitscommissie over te nemen en een sanctie op te leggen. Omdat P. niet meer in dienst was van de universiteit waren de mogelijke maatregelen beperkt, maar het universiteitsbestuur had P. kunnen verplichten de onbetrouwbaar geachte publicaties in te trekken. Het koos er echter voor om het college van promoties te vragen de doctorsgraad in te trekken. Zo kwam een wetenschappelijke integriteitskwestie in de rechtszaal terecht en zijn de omstreden publicaties van P. nog steeds niet ingetrokken.
De universiteit had geen andere keus, betoogde Nicole Niessen tijdens de hoorzitting. Voor de universiteit staat vast dat P. data heeft gemanipuleerd en citaten heeft vervalst en dat die manipulaties dienend waren aan zijn conclusies. „Het proefschrift is geen proeve van bekwaamheid. Dan kan je als universiteit alleen de doctorsgraad intrekken.”
De universiteit gebruikt daarvoor een juridische route die andere universiteiten ook kunnen volgen als de Raad van State ermee instemt. Het intrekken van een doctorsgraad is in die redenering te vergelijken met het intrekken van een bouwvergunning of een toegekende subsidie als blijkt dat de aanvrager bewust foutieve informatie heeft verstrekt. Als een universiteit die route kiest moet het college van promoties dat de doctorsgraad verleende wel aantonen dat promotoren en promotiecommissie niet op de hoogte waren of konden zijn van de fraude en zelf ook geen fouten of nalatigheden hebben begaan bij toekennen van de titel.
De promotor
Het intrekken van een doctorstitel is ook niet zo vanzelfsprekend als de Wageningen Universiteit doet voorkomen. In andere gevallen waarbij achteraf ontdekt werd dat een promovendus de wetenschappelijke integriteit had geschonden, werden mildere maatregelen genomen.
Ans van Ass, de promovenda van de Erasmus Universiteit die op grootscheeps plagiaat werd betrapt, kreeg de kans om haar proefschrift te herschrijven. Nadat ze die kans had verprutst werd haar proefschrift uit de bibliotheek gehaald, maar haar titel werd niet ingetrokken omdat haar promotor ook flinke steken had laten vallen. De Rotterdamse universiteit sprak haar diepe treurnis uit over de kwaliteit van de begeleiding en ontnam de promotor het promotierecht.
De Tilburgse salafisme-onderzoeker Mohammad Soroush werd onzorgvuldig handelen verweten omdat hij de conclusies in zijn proefschrift onvoldoende empirisch had onderbouwd, maar mocht zijn titel houden omdat zijn promotor hem voor die onzorgvuldigheden had moeten behoeden. Zijn promotor raakte om die reden zijn promotierecht kwijt, de copromotor werd berispt.
Fraude in een proefschrift moet promotoren zwaarder worden aangerekend dan de promovendus die zij begeleiden, vinden de deskundigen die NRC sprak. Een promovendus is een beginnende onderzoeker die goed gecoacht moet worden. Een promotor hoeft natuurlijk niet zelf de herkomst van alle 80.000 datapunten in een dataset te verifiëren, maar moet wel intensief betrokken zijn bij het onderzoek om te kunnen vaststellen of een promovendus betrouwbaar werkt.
En daar schortte het aan bij Frankema, stelde advocaat De Moor tijdens de hoorzitting. Het verdedigingsteam van P. heeft op de valreep twee Griekse wetenschappers gevraagd te kijken naar de dataverzameling en de omgang met citaten in het proefschrift. Hun bevindingen zijn twee weken voor de zitting ingediend. Te laat, vindt de advocaat van de universiteit en daarom moet de Raad van State hun rapporten buiten beschouwing laten.
P. is dit jaar opnieuw gepromoveerd, op onderzoek naar het verband tussen complottheorieën, populisme en democratie
De Griekse experts concluderen volgens De Moor dat alle citaten zijn te herleiden naar originele bronnen, ook de ‘nepcitaten’ van Frankema zijn teruggevonden. Slechts 70 tot 90 betwiste datapunten zouden niet terug te vinden zijn, verwaarloosbaar op 80.000 gegevens. Wat overblijft van de fraudeverdenkingen zijn verwijten over de summiere verantwoording van de databehandeling en gebrekkige bronverwijzing bij de citaten. Mankementen die Frankema ruim voor de promotie had kunnen opmerken als hij zich in het proefschrift van P. had verdiept. Maar hij kende het onderzoek niet en raakte in paniek toen er vragen werden gesteld over de herkomst van de data, beweert de advocaat.
De onzorgvuldigheden in zijn proefschrift zijn te wijten aan de niet-adequate begeleiding, betoogde de Griekse onderzoeker in zijn slotwoord. „Niemand heeft me bij mijn start in Wageningen verteld dat ik voor elk datapunt een verklaring moet hebben. Als dat wel tegen me was gezegd, had ik hier nu niet gezeten.”
„Het is heel onterecht om de promotor te verwijten dat hij niet zelf heeft ontdekt dat de data zijn gemanipuleerd”, reageerde Niessen. „Je kunt als begeleider niet alle handelingen van een promovendus achterhalen. Het gaat om vertrouwen en dat vertrouwen is geschonden.”
Zeven jaar later
P. is op 26 februari opnieuw gepromoveerd bij de Aristoteles-universiteit van Thessaloniki, Griekenland, op onderzoek naar het verband tussen complottheorieën, populisme en democratie. Hij werkt momenteel als postdoctoraal onderzoeker bij een politicologisch onderzoeksinstituut in België.
Michiel de Haas is universitair docent plattelands- en milieugeschiedenis in Wageningen. Hij ontving in 2022 een Veni-beurs van NWO van 280.000 euro voor zijn onderzoek naar de invloed van de Grote Depressie in de jaren 30 op de economische ontwikkeling in Centraal- en Oost-Afrika.
Ewout Frankema is hoogleraar plattelands- en milieugeschiedenis in Wageningen en sinds 2022 voorzitter van de leerstoelgroep economische geschiedenis. Hij ontving in 2021 een Vici-beurs van NWO van 1,5 miljoen euro voor zijn vergelijkend onderzoek naar postkoloniale ontwikkeling van Zuidoost-Azië en Sub-Sahara Afrika.
Erwin Bulte is sinds 2006 hoogleraar ontwikkelingseconomie aan de Wageningen Universiteit. Op basis van zijn invloedrijke publicaties werd hij in 2014 door vakgenoten uitgeroepen tot de beste econoom van Nederland. In 2017 werd hij lid van de KNAW.
De politie in Den Haag heeft woensdagavond een vierde man aangehouden voor de mogelijke betrokkenheid bij de explosies in de Haagse wijk Mariahoeve. Dat meldt de politie donderdagochtend in een persbericht.
Maandag pakte de politie al drie andere mannen op en werden meerdere auto’s in beslag genomen. Het is niet bekend waar de vierde verdachte is aangehouden en ook niet wat zijn mogelijke rol bij de explosies is geweest. Alle vier de verdachten zitten in zogeheten volledige beperkingen. Dat houdt in dat zij alleen contact mogen hebben met hun advocaat.
Eerder deze week maakte de politie bekend dat de explosies waarschijnlijk gericht waren op de bruidsmodezaak op de begane grond van een van de panden aan de Tarwekamp.
Het onderzoek naar de explosies die zes mensen het leven kostte, gaat verder en de politie sluit meer aanhoudingen niet uit.
Lees ook
Politie: bruidsmodezaak was mogelijk doelwit van dodelijke explosie Tarwekamp
Arjan Dwarshuis is dol op de grutto. Echt verbazend is dat niet, want Dwarshuis is dol op álle vogels. Zo veel was duidelijk in de BinnensteBuiten-special ‘Nederland, Waterland, Vogelland: de winter’ (KRO-NCRV), waarin Dwarshuis in natuurgebieden van een afstandje wat van zijn favorieten aanwees. Een groepje kleine zwanen in een meer: „Een van de mooiste vogels die we hebben in Nederland.” Een baardmannetje op een rietstengel: „Echt een bizar mooi vogeltje.” Twee zeearenden in een hoog nest: „De koning van alle vogels hier.” In de uitgebreide omschrijvingen die hij van de dieren gaf kwamen de woorden „bizar”, „prachtig” en „waanzinnig” veelvuldig terug.
Makkelijk hebben de vogels het niet: de natuur staat onder grote druk in Nederland, dat wist natuurgids en vogelexpert Dwarshuis maar al te goed. Toch focuste de Freek Vonk van het vogelrijk zich graag op de succesverhalen. Zoals dat van de Biesbosch: een voorheen bedijkte landbouwpolder was daar de afgelopen jaren veranderd in een rietmoeras. Tot grote vreugde van vogels als de roerdomp en de snor, die nu in het gebied konden gedijen. „Dat laat zien dat de natuur heel veerkrachtig is”, vond Dwarshuis. „Ik vind het een superhoopvol verhaal.”
Met de grutto lag het wat gecompliceerder. Op het Landje van Geijsel („een plas-dras-gebiedje onder de rook van Amsterdam”) had zich voor Dwarshuis’ ogen een groep van de beschermde strandlopers verzameld; net terug uit hun overwinteringsgebieden in West-Afrika. „Voor mij voelt het alsof een goede vriend die een jaar weg is geweest na een lange, gevaarlijke reis weer heelhuids is thuisgekomen”, zei Dwarshuis. „Ik word er ook altijd een beetje melancholisch van, want het worden er natuurlijk ieder jaar minder.”
Dat het niet goed gaat met onze nationale vogel is al langer bekend. Goedemorgen Nederland (WNL) besteedde twee weken terug nog voor de derde keer dit jaar aandacht aan het dier. Voor presentator Welmoed Sijtsma leek dat net één keer te veel te zijn. „Ik wil echt niet lullig doen”, zei ze. „I love de grutto. Maar ik denk ook: waarom moet er nou zó veel geld en alles uitgetrokken worden voor één vogel? Of ben ik nu heel erg een… een… een barbáár?”
Groen
Uitstervende vogelsoorten zijn ook gewoon geen gezellig thema voor een vrolijk-rechtse ochtendshow. Ook niet gezellig: de „jacht” vanuit „voornamelijk de linkse kant” op Tweede Kamerlid Bente Becker. Collega Claire Martens legde in de Goedemorgen Nederland-uitzending van woensdagochtend uit dat de „heisa” over Beckers motie onterecht was, want Becker wilde gewoon „kijken naar de cijfers”. Het was dus helemaal niet gek dat ze een motie had ingediend om gegevens bij te houden over culturele en religieuze normen en waarden van Nederlanders met een migratieachtergrond.
Daarna mocht Frits Barend uitleggen dat hij tijdens de openingsavond van IDFA misschien inderdaad „een klein duwtje” had gegeven aan een pro-Palestina-activist, maar dat het hele incident „totaal overtrokken” was. „En al zóú ik hem een duwtje hebben gegeven…” Medegast René Mioch begon wat ongemakkelijk heen en weer te schuiven, maar de presentatoren wilden graag door naar iets leukers. Films. Mioch liet zijn licht schijnen over kaskraker Wicked, een film „over twee heksen”. „De ene heks ontdekt dat ze groen is”, analyseerde Mioch. „Dat was haar nog nooit opgevallen.”
Op basis van die analyse durf ik te betwijfelen of Mioch de film daadwerkelijk heeft gezien. Gelukkig wist Dwarshuis wel precies waar hij het over had, en wist hij zelfs inzake de grutto nog iets positiefs te melden: „Het aantal grutto’s neemt dan wel ieder jaar af, maar het aantal vogelaars neemt ieder jaar toe.” Wie weet heeft hij woensdagavond met zijn bevlogen verhaal dat aantal nog wat verder doen stijgen.