Toen kon je een baby nog gewoon plukken


Collectie Tammo Schuringa

Post! Ooit waren ze razend populair: ansichtkaarten van hartveroverende baby’s met aparte oorsprong – gebracht door een vis, gegroeid in een roos, gekocht op een boerderij. Over de geschiedenis verscheen deze week het boek Verrukkelijke baby’s.

De eerste ansichtkaart zoals wij die kennen – voorop een afbeelding, achterop het adres – verscheen in 1889 ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling in Parijs. Het was een ingeving van de Franse krant Le Figaro, die 300.000 kaarten liet drukken met daarop een gravure van de Eiffeltoren, dé eyecatcher van die Wereldtentoonstelling. De kaart was te koop aan de voet van de toren – en was meteen zo’n succes, dat op alle drie de verdiepingen brievenbussen kwamen: dan kon je hem gelijk posten.

Ook zó’n kaart vond kunstenaar en docent Tammo Schuringa (61), ‘My dear Douglas, I posted your bird up here, so it has flown from the Tour Eiffel’, staat in zwierig handschrift naast de gravure. Het is één van de „40.000, misschien wel 50.000” ansichtkaarten die Schuringa heeft verzameld sinds hij in 2012 zijn eerste ansichtkaart kocht op het Amsterdamse Waterlooplein. „Het is verslavend, ben ik bang. Je ziet steeds iets nieuws en dan denk je: hé, die heb ik nog niet.”

Het werd (en wordt) hem ook wel makkelijk gemaakt. Na het Waterlooplein in Amsterdam ging hij nog naar de Marché aux Puces in Parijs, maar veruit de meeste kaarten kocht hij online op de van oorsprong Franse verzamelaarswebsite Delcampe.net. Daar zijn 60 miljoen oude ansichtkaarten te koop, waarvan 30 miljoen Franse. „En dan kun je er één bestellen, maar ze kunnen er natuurlijk ook tien voor je in een envelop stoppen.”

Deze week verscheen Schuringa’s boek Verrukkelijke baby’s, een geschiedenis van de ansichtkaart en van wat zijn eigen voorliefde is geworden: kaarten met baby’s in alle mogelijke, steevast surreële maar ook steevast vrolijke situaties. Zo’n baby stond ook op de eerste kaart die hij kocht: een vrouw strekt haar armen uit naar de hemel, waar een grote vis voorbijvliegt met aan een lint in zijn bek een wiegje met een baby.

Collectie Tammo Schuringa

‘Gouden Eeuw’

De geschiedenis van de kaart, lees je in het boek, begon in Oostenrijk. Daar kwam in 1869 de Correspondenz-Karte uit: een kaart ter grootte van een envelop met aan de ene kant ruimte voor een adres en aan de andere kant voor tekst. Het was wennen – „iedereen kan kennis nemen” van de „openen berigten”, schreven verontruste Nederlandse kranten in 1870 – maar de briefkaart nam al snel een vlucht: frankeren kostte de helft van een gewone brief. Wat de populariteit ook bevorderde: tijdens de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) kregen Duitse soldaten vrijstelling van portokosten, waarna in zes maanden tijd zo’n 10 miljoen Feldpost-Correspondenzkarten naar het thuisfront werden gestuurd.

De kaart uit 1889 van Le Figaro droeg die geschiedenis nog met zich mee: de kaart moest worden beschreven aan de kant van de gravure, het was niet toegestaan aan de kant met het adres. Dat veranderde in 1902 met de komst van de divided back, de ‘gesplitste achterkant’ met links van een verticale streep ruimte voor tekst, rechts voor het adres. Zo kon voortaan de illustratie onbeschreven blijven.

De ‘Gouden Eeuw van de ansichtkaart’ (Schuringa: „De term is niet van mij, ik kwam hem voortdurend tegen”) besloeg zo’n twintig jaar. Tussen 1900 en 1918 werden miljarden kaarten verstuurd, „in 1905 wereldwijd 7 miljard”. Het waren kaarten van steden, badplaatsen en landschappen, van acteurs, actrices en operasterren, zeppelins, schepen en treinen, politieke en historische afbeeldingen, wenskaarten vol fauna en flora, kaarten van kunsthistorische werken, verliefde stelletjes en kinderen. En duizenden variaties hartveroverende baby’s: ze groeiden in kolen, rozen en bomen, verplaatsten zich in boten, auto’s of luchtballonnen, spoelden aan in rietkragen, kropen uit paaseieren, waren te koop op babyboerderijen.

Collectie Tammo Schuringa

Trosjes baby’s

Op die manier, staat in het boek, verdoezelden de babykaarten de biologische feiten, die in die tijd vooral een gevoel van schaamte opriepen. Behalve met veel humor deden ze dat ook met een beroep op oude volksverhalen, waarin bij de geboorte van baby’s water (put, rivier, molen), lucht (ooievaar, vlinder) en aarde (boom, kool, bloem, steen) een belangrijke rol speelden. Zulke verhalen waren ook praktisch: de baby was ergens in de buurt gehaald of gevonden. Er waren ‘kinderbomen’ in Amsterdam, Zwolle, Slochteren, Overveen, ‘kinderputten’ in Groningen, Deventer, Almelo, ‘kindermolens’ in Koog aan de Zaan.

De babykaarten gingen met die verhalen aan de haal. Ze toonden aanstaande ouders zittend onder bomen met trosjes baby’s, kolen met babyhoofdjes rapend in een veld, emmers met baby’s ophalend uit een waterput. Nog absurder waren de kaarten met bébés multiples, ‘meerdere baby’s’ die zich verplaatsten in treinen, zeppelins en raceauto’s, uitbundige drankgelagen hielden of als gestrande poolreizigers bivakkeerden in een sneeuwlandschap.

Verrukkelijke baby’s geeft een aantal verklaringen voor het succes van de ‘carte illustrée’. Om te beginnen was het de tijd van la belle époque (1870-1914), ‘de mooie periode’ van welvaart, innovaties, stabiliteit en optimisme. Mensen gingen reizen, het toerisme kwam op (2 miljoen mensen bezochten in 1889 de Eiffeltoren). De ansichtkaart werd een communicatiemiddel, vergelijkbaar met WhatsApp nu. En je kon er dagelijks meerdere versturen, want in steden werd de post tot wel zeven keer per dag bezorgd.

Ze waren ook overal te koop, bij krantenkiosken, in daarvoor geopende winkels, bij speciale verkopers op treinstations. En ze trokken de aandacht, in een tijd dat kranten nauwelijks beeld bevatten en tijdschriften schaars waren. Bovendien gingen steeds meer mensen ze verzamelen, er kwamen cartofiele clubs en verenigingen. „Sommige bronnen beweren zelfs dat de helft van alle geproduceerde kaarten regelrecht in het verzamelalbum terechtkwam”, aldus het boek.

Collectie Tammo Schuringa

Wissewasjes

Het einde van de Eerste Wereldoorlog luidde het einde in van de ‘Gouden Eeuw van de ansichtkaart’. Mensen hadden wat anders aan hun hoofd dan het onbezorgd versturen van kaarten. Maar vooral werd de kaart als communicatiemiddel ingehaald door radio en telefoon. Niet dat ze verdwenen, er worden nog altijd miljoenen kaarten verstuurd. Waarbij de Eiffeltoren, aldus Le Figaro, na zonsondergangen wereldwijd de meest geliefde afbeelding is gebleven: 5 miljard keer afgedrukt sinds 1889.

Rest de vraag wat mensen elkaar schreven op die babykaarten. Werden ze verstuurd als geboortekaartje? Of om te vertellen dat iemand zwanger was? In het boek staan alleen de voorkanten afgebeeld, niet wat er op de achterkant staat. Tammo Schuringa: „Het zijn vaak wissewasjes als: leuk dat je langskwam, ik hoop je snel weer te zien. De kaarten waren vooral grappig bedoeld, met gekke situaties waar je om moest lachen.”

En ze mogen dan meer dan honderd jaar oud zijn, uit de tijd vindt hij ze niet. „Ik denk dat ze ons een spiegel voorhouden. Vooral de bébés multiples laten zien hoe we van het leven kunnen genieten, door er alles uit te halen wat erin zit.”