Het lichaam van een jonge vrouw, gekleed in een strakke witte bloemetjesjurk, verandert langzaam van dun naar dik. Het is een video op het socialemediaplatform TikTok, met daaronder de tekst: „Als dit me niet bang maakt om naar de sportschool te blijven gaan, weet ik het ook niet meer.”
Het gaat over een van de nieuwste TikTok-trends: het zogenoemde ‘chubby-filter’, een tool die met behulp van kunstmatige intelligentie de foto van een lichaam dikker maakt dan het in werkelijkheid is. Wereldwijde plaatsen TikTok-gebruikers voor- en na-foto’s, vaak met de standaard tekst: „Dit filter laat je er mollig uitzien.”
Het duurde niet lang voor het chubby-filter omstreden werd. Veel socialemediagebruikers zijn verontwaardigd: het zou een vorm van bodyshaming zijn en eetstoornissen aanjagen, vooral bij jonge vrouwen. Meerdere vrouwen plaatsten als tegenreactie video’s van hun echte (vollere) lichaam, met de boodschap: „Dit is geen filter maar mijn real life lijf, dankzij dit soort trends wil ik het verbergen.”
Online wordt nu opgeroepen het chubby-filter te verbannen en de BBC sprak met meerdere jonge vrouwen die TikTok van hun telefoon hebben verwijderd vanwege de trend.
Vooroordelen
Het is een oude discussie in een nieuw jasje, legt Klaske Glashouwer uit, bijzonder hoogleraar Eetstoornissen bij jongeren aan de Rijksuniversiteit Groningen. Die gaat over de zogenoemde fat-bias, vooroordelen over dikke mensen, die veelal leiden tot discriminerend gedrag. Dikke mensen krijgen te maken met stigma’s dat ze lui zouden zijn, of geen discipline zouden hebben, onderschrijven meerdere onderzoeken naar gewichtsdiscriminatie. Die vooroordelen zijn zo geïnternaliseerd dat ze in films, of andere populaire cultuur nog altijd veel terugkomen. „Het is het pro-dunnelijvenverhaal dat wordt uitgedragen”, aldus Glashouwer.
Al veel langer dan het chubby-filter, zijn er filters op platforms als TikTok, Instagram of SnapChat beschikbaar die een lichaam of gezicht juist dunner laten lijken. „Het zijn twee kanten van dezelfde medaille”, zegt Glashouwer, „waarin dunheid als ideaal wordt gezien en dikheid wordt afgekeurd.”
Filters op sociale media zijn vaak bedoeld om te lachen, legt Glashouwer uit. Populaire filters zijn bijvoorbeeld waardoor het lijkt of iemand huilt, of hondenoren heeft. Het chubby-filter maakt het lichaam op een realistische manier dikker, niet per se op een spottende manier. Maar, zegt Glashouwer, „de meeste gebruikers zullen dit chubby-filter niet gebruiken om gewoon te kijken hoe ze eruitzien met een voller lijf. Het is meer om te zeggen ‘ha ha, kijk eens hoe dik ik ben’. Op zichzelf is het niet erg om gebruik te maken van het filter. Maar de afkeurende teksten en reacties maken het mogelijk wel schadelijk voor het lichaamsbeeld van jonge vrouwen.”
De Nederlandse influencer Lotte van Eijk, die populair is geworden met onder meer antibodyshaming-video’s op Instagram (143.000 volgers), vindt het filter „echt belachelijk”. Ze vergelijkt het met een fatsuit, dat soms gebruikt wordt in films om dunne acteurs dik te maken. „Het dikke lichaam wordt gereduceerd tot een grapje, een karikatuur. Dat is mensonterend.”
Tegen jonge vrouwen die zich gekwetst voelen door het chubby-filter wil Van Eijk zeggen: „Laat het je niet beïnvloeden en wees trots op je lichaam. Diversiteit is juist wat de wereld zo mooi maakt. Als je een kaasplank maakt, pleur je toch ook geen vijf stukken brie neer?”
TikTok heeft nog niet gereageerd op de kritiek. De vrouw in de witte bloemetjesjurk inmiddels wel, in een nieuwe video. „Als iemand zich oprecht beledigd voelt, dan spijt me dat ook oprecht. Maar ik vond het gewoon grappig hoe de filter mijn lichaam veranderde. Dat mag ik vinden, het is mijn lichaam.”
In de hoek op de eerste verdieping van de bieb is geen boek te bekennen – maar daar komen de heren aan het tafeltje dan ook niet voor. John van Berkel (70) staart naar het schaakbord, geduldig wachtend op de zet van zijn tegenspeler. „We zijn inmiddels aan elkaar gewaagd”, zegt Fred (83) – hij wil alleen met voornaam in de krant.
De mannen komen hier „één à twee keer” per week. „Dat valt nog wel mee, hoor”, zegt John. „Sommige mensen komen elke dag.”
„Je komt heel wat schaakverslaafden tegen”, beaamt Fred, die hier „haast iedereen” kent. Wat hem betreft is het „de mooiste ontmoetingsplek van Rotterdam”. „Ik kom vooral naar de bibliotheek om mensen te ontmoeten. Vooral jongere mensen. Als ik een goed gesprek heb, is schaken niet zo belangrijk.”
De stadsbibliotheek van Rotterdam trekt jaarlijks zo’n 2,5 miljoen bezoekers, verspreid over 23 vestigingen door de stad. Toch ziet ook een aanzienlijk deel van de inwoners de bibliotheek nooit vanbinnen. Ze hebben het geld niet of weten simpelweg niet wat de bieb te bieden heeft.
Om hen over de streep te trekken, zet Rotterdam een uitzonderlijke stap: per 1 mei kunnen alle inwoners gratis lid worden van de bibliotheek. Wie een boek te laat inlevert, wordt daarnaast niet meer beboet. „In bibliothekenland een langgekoesterde wens”, aldus Alice Vlaanderen, directeur van Bibliotheek Rotterdam.
Lees ook
Elke dag naar de bieb, maar niet voor de boeken
Laaggeletterd
Gidsend door de Centrale Bibliotheek aan de Hoogstraat ziet Vlaanderen „de wereld samenkomen”. Jongeren zitten verdiept in het scherm van hun laptop, ouders lezen hun kinderen voor, maar bezoekers krijgen ook hulp bij hun belastingaangifte of een WhatsApp-snelcursus.
„Als je hier een tijdje gaat zitten”, zegt Vlaanderen, „zie je mensen uit alle lagen van de stad. Maar we denken dat dat nog beter kan.” De gemeente krijgt namelijk „veel signalen dat mensen de bibliotheek nog niet laagdrempelig genoeg vinden”, zegt cultuurwethouder Said Kasmi (D66) in zijn werkkamer in het stadhuis. „Terwijl het bij uitstek een plek is waar iedereen een boek moet kunnen lezen, een cursus volgen, andere mensen ontmoeten.”
Laaggeletterdheid ga je maar op één manier tegen: door veel te oefenen en veel te lezen
Onlangs nog: een lerares die van een kind had gehoord dat haar moeder niet naar de bieb wilde vanwege een openstaande boete. Vlaanderen: „Dat gebeurt echt regelmatig.”
„Een hoop Rotterdammers hebben te maken met armoede”, zegt Kasmi. „Dan is een boete of lidmaatschapsgeld een te hoge drempel.” Hij wijst erop dat een op de vijf Rotterdammers laaggeletterd is – dat is ruim boven het landelijk gemiddelde (12 procent). „Laaggeletterdheid ga je maar op één manier tegen: door veel te oefenen en veel te lezen.”
Twintigduizend
Met het gratis lidmaatschap kunnen leden maximaal zes boeken per jaar lenen. Wie meer wil, moet voor 4 euro per maand een aanvullend abonnement afsluiten.
De wethouder verwacht niet dat dit mensen alsnog ervan weerhoudt om lid te worden. Het grootste deel van het aanbod van de bibliotheek ís bovendien al gratis, zegt Kasmi. „Het doel is mensen überhaupt de bieb in te krijgen. Als je eenmaal binnen bent, zijn er ook allerlei andere voorzieningen en faciliteiten. Maar mensen weten dat niet eens.”
De vraag is of de bibliotheek het bredere publiek bereikt dat ze hóópt te bereiken. Vlaanderen: „Ik wil niet zeggen dat het een makkie is, maar we hebben wel veel contact met scholen, huisartsen, kinderdagverblijven. Mede via hen willen we dit onder de aandacht brengen, bijvoorbeeld door folders neer te leggen.”
De doelstelling is ambitieus: de bibliotheek denkt, op basis van een pilot, twintigduizend nieuwe leden binnen te kunnen halen – 20 procent van het huidige bestand. De kosten (onder meer voor de inkoop van boeken) worden volgens de wethouder gedekt door „een combinatie van onze eigen subsidie en die van het Rijk”.
Leeftijdsgrens
In Nederland is een lidmaatschap van de bibliotheek tot aan de achttiende verjaardag gratis. Dan volgt doorgaans een e-mail met een felicitatie en de boodschap dat het lidmaatschap voortaan geld kost. Om te voorkomen dat jongeren afhaken, verhoogt een groeiend aantal gemeenten de leeftijdsgrens van het gratis lidmaatschap.
In Spijkenisse, een van de voorlopers op dit gebied, is een lidmaatschap sinds 2018 tot dertig jaar gratis. Met succes: het leverde de bibliotheek vijfduizend leden op, zegt directeur Victor Thissen. „We kregen veel meer jongeren over de vloer die hier een kop koffie kwamen drinken of studeren.”
We kregen veel meer jongeren over de vloer die hier een kop koffie kwamen drinken of studeren
Rotterdam hoopt dat andere gemeenten volgen. En wil een signaal afgeven aan politiek Den Haag, waar de btw-verhoging op boeken nog altijd in de lucht hangt – het door het kabinet toegezegde alternatief ontbreekt vooralsnog. „Dit is ook een beetje een reactie daarop”, aldus Kasmi.
De bibliotheek zegt het effect op de leden- en bezoekersaantallen te willen monitoren. „Ik denk niet dat een gratis lidmaatschap het panacee is”, zegt Vlaanderen. „Maar ik denk wel dat het helpt om een groep binnen te krijgen. En hopelijk worden ze dan verleid om eens een boek te lezen.”
Lees ook
Waarom moet het geld per se bij kunst en boeken vandaan komen?
Prostaatkanker denderde eind 2012 Felix Metselaars leven binnen. Hij wist niets over de ziekte. Over de prostaat evenmin. Waar zát dat ding eigenlijk? Onder de blaas, zo bleek. Om de urinebuis heen. Een klier ter grootte van een kastanje die prostaatvocht aanmaakt dat bij een orgasme met het zaad naar buiten komt.
Ook in de klier van Math Muijres zat kanker, bleek op 22 januari 2018, Muijres vergeet de datum nooit meer. De kanker, zo hoorde hij, zat ook in de lymfeklieren en het bot van zijn heup. Bij uitgezaaide prostaatkanker overlijdt bijna driekwart van de patiënten binnen tien jaar. Muijres deed onmiddellijk wat hij altijd had nagelaten: hij stelde zijn testament op.
Metselaar (79) en Muijres (68) vertellen hoe het is om te leven met een ziekte die, zo bleek onlangs uit cijfers van het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL), vorig jaar in Nederland werd vastgesteld bij 15.212 mannen. Daarmee komt prostaatkanker onder mannen inmiddels bijna net zo vaak voor als borstkanker onder vrouwen (15.407 diagnoses in 2024). Het aantal nieuwe patiënten stijgt al jaren als gevolg van de vergrijzing want prostaatkanker doet zich meestal voor onder 65-plussers. Ze leven vaak nog meerdere jaren met de ziekte, zodat de volkswijsheid luidt dat je niet sterft áán maar mét prostaatkanker. In werkelijkheid stierven in 2023 ruim drieduizend mannen aan de ziekte en streefde prostaatkanker in dat jaar borstkanker in dodelijkheid voor het eerst voorbij.
Hoe verloopt het leven na de diagnose? NRC vroeg het aan twee mannen met uiteenlopende ervaringen.Bij Math Muijres bleek de kanker uitgezaaid, bij Felix Metselaar niet. Beide mannen pleiten voor meer kennis bij het grote publiek. Kennis over het feit dat het kanker nummer één is onder mannen. Kennis over de kans op overlijden. Kennis over het risico op incontinentie na een prostaatverwijdering – Metselaar weet er alles van. En kennis over het belang van vroegere screening want de ziekte is een sluipmoordenaar. Math Muijres merkte niets, tot zijn plasstraal toch wel opvallend aan kracht had ingeboet. Toen klopte hij aan bij de huisarts. „Als ik eerder was gescreend, was mijn levensverwachting nu jaren hoger geweest.”
Geen goed nieuws
Felix Metselaar, oud-docent natuur- en scheikunde, had geen lichamelijke klachten. Toch meldde hij zich bij de dokter, op aanraden van een oud-leerling. Haar vader was aan prostaatkanker overleden, ze wilde Metselaar waarschuwen. „Als ik jou was”, zei ze, „zou ik mijn bloed laten prikken.” Hij had een licht verhoogde psa-waarde, een teveel van het eiwit aangemaakt door de prostaat. Niet alarmerend, wel verdacht: misschien was er kanker in het spel. Het was 2011 en z’n psa bleef stijgen, van 4 naar 5 tot boven de 6 in 2012. De uroloog nam stukjes van zijn prostaat onder de loep. Geen goed nieuws. „Ik? Prostaatkanker?”, dacht Metselaar toen hij het hoorde. Hij snapte het niet. Hij voelde zich „ontzettend fit”. Hij was een actief hockeyer, al zijn hele leven, ook nu nog, boven de 65. Kankerpatiënt: zo zág hij zich gewoon niet.
Klachten had Metselaar niet, toen hij zijn bloed liet onderzoeken. „Ik? Prostaatkanker?” dacht hij toen hij de diagnose te horen kreeg. Foto Merlin Daleman
Bestralen of verwijderen? Hij was er snel uit. Haal die kanker alsjeblieft weg. Begin 2013 ging de prostaat uit zijn lijf. De uroloog sneed nogal ruim want er leek wat tumor aan de buitenkant van de prostaatwand te zitten. „Dat betekent dat er extra zenuwen beschadigd zijn”, zei de uroloog. „O”, zei Metselaar.
De eerste drie weken liep hij rond met een kathether. Hij hockeyde er zelfs mee, in Barcelona, tijdens een toernooi dat hij niet wilde missen. Hij bond de plaszak om zijn been en verstopte hem onder een lange broek in de hoop dat geen hockeystick hem lek zou prikken. „Ik speelde niet slecht, geloof ik.”
Zonder katheter bleek hij aanvankelijk „zwaar incontinent”. Maar goed, dacht hij: ik leef nog. Het advies was bekkenfysiotherapie, Metselaar deed braaf de dagelijkse oefeningen. Het hielp hoogstens een beetje. Een normale plasbeurt zat er sinds de prostaatverwijdering niet meer in. In plaats daarvan bleef de urine druppelen en soms kwam het met scheutjes. Hij was aangewezen op inleggers in zijn ondergoed. Uitjes ging hij plannen, ‘is daar een toilet’ werd de hamvraag. Hij droeg reserve-inleggers bij zich. Hij droeg die extra inleggers in een jaszak of een vestzak maar niet in de zakken van zijn feestelijke outfit ter ere van de 65ste verjaardag van zijn vrouw. Daar zaten ze, met vrienden te tafelen in een etablissement ver weg van huis. „Ik geloof dat ik aan het doorlekken ben”, zei hij tegen zijn vrouw, die naast hem zat. „Blijf maar zitten”, fluisterde ze en ze snelde naar hun auto waar nog wat absorberende celstof lag voor ongelukjes onderweg. Zijn broek was drijfnat. „Ik voelde me waardeloos.”
Ja, aan een oud-collega legde hij het uit, toen de vlek in zijn broek groot werd tijdens een boswandeling en zij hem verbaasd vroeg waarom hij niet even was gaan plassen. Tja, incontinentie, niet het leukste gespreksonderwerp.
Hij kreeg een prothese die verlichting bood. De prothese sluit zijn urinebuis af, op zijn balzak zit een bedieningsknopje. Eén druk op de knop en de blaas leegt zich. Nu, vijf jaar later, werkt de prothese minder goed dan eerst. Inleggers komen nog steeds van pas. En sinds kort draagt hij bij wijze van experiment wasbare, absorberende onderbroeken die in Nederland nog nauwelijks op de markt zijn en door menig zorgverzekeraar nog niet worden vergoed. „Die bevallen me heel goed.”
Het besef dat de kanker hem op een dag fataal wordt, verlaat Math Muijres geen dag. Maar het vloert hem niet. Foto Merlin Daleman
Bij Math Muijres was de kanker dus in zijn heup doorgedrongen, hoorde hij op zijn 61ste. Ineens bleek zijn leven eindig. Eerder, tja, lééfde hij gewoon, met zijn vrouw met wie hij trouwde in 1981 en met wie hij een zoon en een dochter kreeg. Oké, toegegeven: hij was óók getrouwd met zijn werk, als zelfstandige op het snijvlak van bestuur en ict. Aan acquisitie deed hij niet: ze wisten hém te vinden. „Ik draaide de mooiste projecten in gemeenteland”, vertelt hij aan de moderne tafel in zijn moderne huis in de taille van Zuid-Limburg, het dorpje Grevenbicht.
Piano
Na de diagnose stopte hij twee jaar met werken. Hij zocht naar betekenis en dacht die te vinden achter het stuur van een nieuwe, zilverkleurige Mercedes AMG. Die ging heel snel maar dat gold ook voor de politie, zo bleek, en Muijres verkocht de auto. De piano bleek een duurzamer aanschaf en ook het zingen pakte hij op en toen hij met zijn zangcoach repeteerde en er een liedje voorbijkwam met het regeltje ‘And when my life is over’ overviel het verdriet hem – „baf!, zo uit het niks.”
Hij kreeg hormoontherapie. Anti-hormoontherapie eigenlijk, periodieke injecties om de aanmaak van testosteron lam te leggen. Want testosteron, zo leerde hij, stimuleert de groei van prostaatkanker. Aan sport had Muijres nooit gedaan en nu is hij ter behoud van zijn fitheid drie keer per week in de weer met kettlebells in de gym van de fysio.
De hormoontherapie pakte hem zijn lust af en ook zijn orgasme. „Het stopt nu daar waar normaal de climax begint.” Op zijn 24ste had hij het waarschijnlijk een ramp gevonden. Nu, als zestiger, noemt hij het „vervelend”. Hij zegt: „De intimiteit die aan de basis ligt van het seksuele, is veel belangrijker. Dat je het fijn vindt om tegen elkaar aan te liggen, dat je ’s nachts tegen elkaar aanschuift.” De intimiteit en genegenheid tussen hem en zijn vrouw „is er met sprongen op vooruit gegaan”.
Het besef dat de kanker hem op een dag fataal wordt, verlaat hem geen dag. Maar het vloert hem niet. En aan de buitenkant merk je er niets van. Sterker, het besef dat hij lijdt aan een ongeneeslijke ziekte lijkt bij menigeen te zijn weggeëbd. Heel gek: toen hij destijds het slechte nieuws deelde, leken sommigen hem te zien als op sterven na dood. Maar toen hij laatst tegen iemand zei dat hij nog altijd veel sport om genoeg energie te houden, was het ineens: ‘O? Ben jij nog ziek dan?’
Het besef dat de kanker hem op een dag fataal wordt, verlaat Math Muijres geen dag. Maar het vloert hem niet. Foto Merlin Daleman
Prostaatkanker heeft gewoon een heel lange spanningsboog, maar ja, wat doe je eraan? Spreekt hij over de dodelijkheid – driekwart dood binnen tien jaar, gemiddeld negen afgesnoepte levensjaren – dan antwoorden mensen opvallend vaak: ‘Maar je kunt ook morgen onder een tram komen.’ Ze bedoelen het vast goed maar invoelend is het allerminst, zegt Muijres. „Op 22 januari 2018 hoorde ik dat ik dood zou gaan. Dat is echt iets anders dan het theoretische risico dat iedereen in zijn leven loopt.” Hij voelt zich goed, al is hij sinds kort wat sneller moe. Hoe lang hij nog heeft, weet niemand. Wat hij wel weet: dat hij tijdens Oud en Nieuw zijn vrouw aankeek en zei: „Wat was 2024 weer een verrekte mooi jaar.”
In „de hele keten” van jeugdzorg moet meer aandacht komen voor het effect van schulden op gezinnen. Dat is een van de aanbevelingen in een onderzoek dat werd gedaan in opdracht van de Raad voor de rechtspraak. Onderzoekers bestudeerden de uithuisplaatsingen van kinderen van gedupeerden in de Toeslagenaffaire. Bij hen vorderde de Belastingdienst onterecht geld terug.
Onderzoekers analyseerden de dossierstukken van 397 uithuisplaatsingen. De centrale vraag was: in hoeverre hebben kinderrechters financiële problemen als gevolg van de Toeslagenaffaire meegewogen bij de beslissing om een kind uit huis te plaatsen?
Uit het rapport De weging van schulden bij uithuisplaatsingenblijkt dat „geen enkel kind” alleen vanwege financiële problemen uit huis werd geplaatst. Rechters zagen schulden wel terug in de meeste dossiers, maar bij de beslissing om kinderen uit huis te plaatsen, stonden andere problemen in het gezin op de voorgrond.
Lees ook
Toen ze eindelijk de brief met ‘U bent géén fraudeur’ kreeg, was alles al kapot
Volgorde
Dit rapport gaat niet in op de vraag of de enkele duizenden kinderen uit huis werden geplaatst omdat hun ouders in de geldproblemen kwamen door het Toeslagenschandaal óf omdat problemen speelden die anders ook al tot uithuisplaatsing hadden geleid. „De volgorde waarin problemen zijn ontstaan, kunnen we helaas niet vaststellen op basis van onze dossiers”, zegt Henk Naves, voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, in het rapport. „We realiseren ons dat dit teleurstellend kan zijn voor de getroffen ouders en gedupeerde kinderen.”
Het is bekend dat schulden veel stress geven en kunnen leiden tot onder meer „huisvestingsproblemen, ontwrichte relaties en psychische problemen”, staat in het rapport. Ontstaat als gevolg daarvan een onveilige thuissituatie, dan kan de kinderrechter zich genoodzaakt zien een kind uit huis te plaatsen.
Als een verzoek tot uithuisplaatsing wordt gedaan, beoordeelt de kinderrechter of aan de wettelijke voorwaarden wordt voldaan. Uit eerdere reflecties van Jeugdzorg Nederland en de Raad voor de Kinderbescherming bleek dat signalen die duidden op financiële problemen, ten onrechte werden aangemerkt als tekenen van „slecht ouderschap”. Zoals „het ontbreken van speelgoed, onhygiënische woonruimtes, slapen op matrassen op de vloer, weinig buitenshuis ondernemen en geen vervoer hebben”.
Een eerder rapport stelde juist dat de Toeslagenaffaire een grote rol speelde bij de uithuisplaatsing van kinderen
Schulden waren ook volgens Jeugdzorg Nederland en de Raad voor de Kinderbescherming bij uithuisplaatsingen „ten onrechte geen structureel onderwerp van gesprek”.
Het is van „groot belang” dat medewerkers in de jeugdzorg beter zicht krijgen op schuldenproblematiek, schrijven de onderzoekers. „Zij kunnen dan al – vroegtijdig – hulp inzetten, bijvoorbeeld door ouders te verwijzen naar schuldhulpverlening of bewindvoering.”
Op die manier komt deze informatie ook bij de kinderrechter op tafel, die uiteindelijk over de uithuisplaatsing beslist. De kinderrechter kan tijdens de mondelinge behandeling over de schulden in gesprek gaan. Op de zitting kunnen dan mogelijke stappen worden besproken; een schuldenfunctionaris van de rechtbank kan de ouders in contact brengen met de gemeentelijke schuldhulpverlening.
De onderzoekers bevelen in hun rapport ook aan om de beslissingen van de kinderrechters inzichtelijker te maken. Ze constateren dat in een deel van de uitspraken de concrete motivering van de uithuisplaatsing ontbreekt.
Hamer
Vorige week presenteerde een onderzoekscommissie onder leiding van Mariëtte Hamer al het rapport Erfenis van onrecht, over uithuisplaatsingen bij gedupeerden van de Toeslagenaffaire. Daaruit bleek juist dat de Toeslagenaffaire een grote rol speelde bij de uithuisplaatsing van kinderen uit gedupeerde gezinnen. Een zevenkoppige commissie, bestaande uit ervaringsdeskundigen, een oud-kinderrechter en wetenschappers uit diverse disciplines, sprak gedurende twee jaar met 35 kinderen, 64 ouders en tientallen experts. Het rapport van Hamer ging in tegen de aanname dat de Toeslagenaffaire weinig invloed zou hebben gehad op de uithuisplaatsingen, omdat de gezinnen op voorhand al grote problemen zouden hebben.
Lees ook
Zonder de Toeslagenaffaire waren sommige kinderen waarschijnlijk niet uit huis geplaatst, concludeert de commissie-Hamer