N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Tuinieren Een tuin floreert als er insecten en andere dieren huizen. En die kun je prima lokken.
De lente is begonnen – tijd om te genieten van alles wat leeft, groeit en bloeit. Dan moet de tuin wel aantrekkelijk zijn voor al dat leven. Lok verschillende dieren, dat komt het hele ecosysteem ten goede. Tips van tuinontwerper en landschapsecoloog Wankja Ferguson en kweker Marijke Akerboom om de tuin natuur- en diervriendelijk te maken.
1. Kies inheemse soorten
Inheemse planten zijn van groot belang voor de voortplanting van bestuivende insecten als vlinders en bijen. Zo leggen vlinders hun eitjes alleen op soorten waarvan hun rupsen het blad graag eten, en haalt ongeveer eenderde van de wilde bijensoorten het stuifmeel van slechts een handvol inheemse soorten. Door het monotone karakter van het huidige platteland komen inheemse soorten steeds minder voor. Tijd dus om de tuin op te fleuren met inheemse planten.
Met viooltjes, zoals het bosviooltje of Maarts viooltje, lok je wellicht een zeldzame parelmoervlinder als de keizersmantel, die zijn eitjes er graag op afzet. Komen de vlinders niet, strooi de bloemetjes dan over een salade: ze zijn eetbaar en lekker. Viooltjes kunnen tegen wat schaduw, bijvoorbeeld onder een meidoorn, linde of es. Op zanderige grond zijn hondsviooltjes of duinviooltjes een goede keuze. Die staan graag in de volle zon.
Plant verschillende klaversoorten, zoals rolklaver, hopklaver en rode klaver, liefst op een zonnige plek. Die trekken het icarusblauwtje, het bruin dikkopje en verschillende nachtvlinders aan. De rode klaver lokt wellicht een klaverblauwtje. Die staat op de Nederlandse rode lijst als ‘verdwenen’ en kán terugkeren, mits er rode klaver groeit.
Voeg ook lipbloemigen toe, zoals paarse of witte dovenetel. Daar maken langtongige hommels graag gebruik van. En met biggenkruid, havikskruid en leeuwentand worden roet- en pluimvoetbij geholpen.
Grote kans dat de klimmende aardaker, met prachtige knalroze bloemen, de lathyrusbij lokt, te herkennen aan het wippende achterlijfje tijdens het drinken uit de bloem. De knollen van de aardaker, te vergelijken met aardappels, zijn eetbaar. Oogsten betekent wel het einde van de plant, dus plant er meerdere en oogst niet alles.
2. Gebruik geen (kunst)mest
Er dwarrelt al meer dan genoeg stikstof neer op de tuin. Gras vaart hier wel bij, maar de meeste inheemse plantensoorten minder. Die hebben juist voedingsarmere grond nodig. Lijkt de tuin toch voeding te vergen, voeg dan hooguit wat compost toe.
In reguliere tuincentra krijgen planten doorgaans kunstmest, zodat ze sneller groeien. Dat ziet er mooi uit, maar buiten is hun overlevingskans kleiner. Haal daarom liever plantgoed bij een kweker die zonder kunstmest (en gif) werkt. Duurzame, onbespoten planten en zaden zijn online te koop bij onder andere cruydthoeck.nl.
3. Hang nestkastjes op
Sommige vogels zijn al aan het nestelen, maar nestkastjes ophangen kan nog steeds. Veel zangvogels maken namelijk meerdere nesten na elkaar, zoals de koolmees, de pimpelmees, de winterkoning, de boomklever en de zwarte roodstaart. Zelfs steenuilen, bosuilen en torenvalken broeden succesvol in nestkasten en kunnen meerdere legsels krijgen. Ook zijn er vogels die wat later in de lente nog uit het zuiden komen, zoals de grauwe en bonte vliegenvanger. Vooral in het oosten van het land broeden die graag in nestkasten.
Vogels stellen specifieke eisen aan hun nestkast. De grootte van de kast en het vlieggat bepalen welke soorten er wel en niet in kunnen nestelen. Ook de omgeving is van invloed: een bosuil of torenvalk komt alleen naar een grote tuin in een groene buurt. Op vogelbescherming.nl staan per soort de verschillende nestbehoeften beschreven. Bepaal dus eerst de gewenste soort(en) en koop aan de hand daarvan een nestkast. Of timmer er zelf een. Internet staat vol originele doe-het-zelf ontwerpen.
4. Lok vleermuizen
De afgelopen weken ontwaakten de muggen uit hun winterslaap. De beste remedie tegen slapeloze nachten door gezoem en jeuk is de vleermuis. In één nacht eet hij duizenden insecten – en tijdens de schemering zijn muggen favoriet.
Vleermuizen maken dankbaar gebruik van spouwmuren: via een ventilatiegleuf (1,5 cm is al genoeg) kruipen ze naar binnen en maken een nest in de ruimte tussen binnen- en buitenmuur. Een spouw gevuld met isolatiemateriaal laat geen ruimte voor vleermuizen. Geen reden om de spouw niet te isoleren, maar wel om de vleermuizen aan een andere nestplek te helpen. Temeer daar de vleermuis vanwege het geringe aantal in Nederland (en Europa) beschermd is.
Laat aan de gevel, bij voorkeur op het zuidwesten, kieren of spleten open. Vleermuizen kunnen daarin wegkruipen en een nest maken. Ook de ruimte achter een plank net onder de dakrand biedt een prima verblijfplaats. Of hang een vleermuizenkast op: Natuurmonumenten verkoopt bouwpakketten en kant-en-klare kasten. Zelf timmeren kan ook natuurlijk. Ga in alle gevallen voor een kast met meerdere lagen: een constante temperatuur is voor vleermuizen belangrijk en zo kunnen ze steeds wegkruipen naar een warmere of koelere plek. Het kan wel jaren duren voor een kolonie vleermuizen zich laat lokken. Maar als die er is, blijft die doorgaans ook. Zijn de vleermuizen na enkele jaren nog steeds niet gekomen, schakel dan een vleermuisspecialist in.