N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Lesgeven Steeds meer kinderen krijgen onderwijs thuis. Soms noodgedwongen, soms bewust. „Als mijn kind leerdoelen niet haalt, kan dat op school meteen spanning geven. Niet bij ons. Dat komt dan later wel.”
Terwijl baby Lotte in een groen-gele draagzak aan een borst van Jessica Hilhorst (34) drinkt, instrueert de moeder een andere zevenjarige dochter bij de rekenles. „Hoeveel is 2/9 plus 3/9?” Piene onderbreekt even het gefrunnik aan een van haar wisseltanden en krast gedecideerd het antwoord aan in het boek. „Heel goed”, zegt Hilhorst , terwijl ze haar draagzak nog eens in positie brengt.
Elders in het onderkomen van de familie, een goed geïsoleerde ronde tent in het landelijk woongebied van Almere-Hout, tokkelt dochter Sarah (10) op het bed op een gitaar. Aarzelende tonen van ‘Vader Jacob’ klinken door de ruimte. Aan de tentwand hangt een boek over ‘Little Mozart.’ Veel spullen in de tent ademen wel iets van onderwijs.
Als de oranje wekker na een kwartier afgaat, staat Sarah op en pakt een iPad uit een hoek. Tijd voor het volgende lesonderdeel! Terug op het bed klikt ze op het icoontje voor een luisterprogramma voor Franse les. Ze wil zoveel mogelijk woordjes oppikken voor het gezin dit weekend op de trein stapt voor een vakantie naar Zuid-Frankrijk. L’homme boit, la femme lit (de man drinkt, de vrouw leest), klinkt het zachtjes. Wanneer Sarah het even niet meer weet, onderbreekt stiefvader Huub van Eijndhoven (63) zijn werkzaamheden achter de strijkplank en vlijt zich naast haar op het bed.
Begin juni al lekker op vakantie
Het contrast van het intieme thuisonderwijs in de arcadische wildernis van Almere-Hout met het reguliere onderwijs kan haast niet groter – in elk geval qua beeldvorming. Begin juni al lekker op vakantie, terwijl leeftijdgenootjes in soms volle klaslokalen boven hun werkboekjes zitten te zwoegen. Een geduldig multitaskende moeder in plaats van een juf die dertig of meer leerlingen moet klaarstomen voor het volgende toetsmoment.
„Ja, ik vind het heel leuk hier”, vertelt Sarah bij de begroeting. „Er is hier heel veel thuisonderwijs”, zegt ze.
Niet alleen in Almere, ook in andere delen van het land heeft thuisonderwijs het tij mee. Ouders kunnen een beroep doen op vrijstelling van de leerplicht als ze vinden dat er geen scholen in de buurt zijn die hun geloofs- of levensovertuiging gestalte geven. De laatste tien jaar verdrievoudigde het aantal, van 575 kinderen in schooljaar 2013-2014 tot 1.771 kinderen in 2021-2022. Nog altijd is het een fractie van de bijna anderhalf miljoen kinderen in het regulier, primair onderwijs.
Daarnaast is er een andere en grotere groep, zogeheten ‘thuiszitters’, kinderen die zijn vastgelopen in het regulier onderwijs.
Met de groei van het thuisonderwijs kreeg het fenomeen meerdere gezichten. Eerst waren het vooral orthodoxe gelovigen die hun kinderen thuishielden; behalve christenen ook moslims. Later kwamen er tal van andere stromingen bij: holisten, zevendedagadventisten, objectivisten.
Recentelijk signaleren onderwijsjuristen een nieuwe, volgens hen groeiende groep van ‘soevereinen’. Het gaat om een uit de Verenigde Staten overgewaaide maatschappelijke stroming die geen enkele vorm van staatsgezag erkent. Aanhangers daarvan deden ook van zich spreken tijdens de lockdowns in de coronacrisis. Onderwijsjurist Carolien de Bruin zei onlangs in onderzoeksprogramma Argos dat kinderen uit deze groep thuisblijven zonder dat de overheid daar enig zicht op heeft. „Het neemt toe”, aldus De Bruin.
Zelfvertrouwen
Jessica Hilhorst die veel andere ‘thuisonderwijzers’ kent, verklaart de groei uit het „steeds hogere opleidingsniveau van ouders waardoor hun zelfvertrouwen toeneemt dat ze zelf in staat zijn goed onderwijs te geven”. Andere ouders noemen als motieven de schaalvergroting, volle klassen en nadruk op het cognitieve binnen het regulier onderwijs.
Hilhorst gebruikt de vrijstelling die de wet haar biedt om haar dochters een rijke en stabiele omgeving te bieden. „Ik vind het samenleven met de kinderen zoveel leuker en rijker. Je leert intensiever met elkaar omgaan, elkaar beter begrijpen en eventuele conflicten beter oplossen.” Deze stabiliteit van het thuisonderwijs maakt haar kinderen weerbaarder, zegt ze, dan het leven in een schoolklas.
Wetenschappers die thuisonderwijs onderzochten, schreven in 2012 dat nergens blijkt dat kinderen het ‘volle leven’ van school nodig hebben om weerbaar te worden. De Amsterdamse emeritus hoogleraar onderwijskunde Sjoerd Karsten en zijn Tilburgse collega Paul Zoontjes schreven in 2012: „Uit internationaal onderzoek blijkt dat kinderen die thuis onderwijs hebben genoten, niet achterblijven. Thuis onderwezen kinderen hebben over het algemeen voldoende zelfvertrouwen en zelfkennis, ze zijn sociaal vaardig en maatschappelijk betrokken.” In 2019 zei Karsten in Trouw: „Vergeet ook niet: honderdduizend scholieren worden dagelijks op school gepest. Een veilige enclave is een school zeker niet per definitie. Thuis is het voor veel kinderen fijner. (…) En ze hebben vaak gewoon activiteiten los van thuis, dus zijn ze niet zo geïsoleerd als je denkt.”
Het gejakker
Jessica Hilhorst vindt thuisonderwijs voor ouder en kind ook meer ontspannen. Ze doelt niet alleen op „het gejakker” aan begin en eind van een schooldag, het gaat haar ook om de leerontwikkeling. „Als mijn kind bepaalde leerdoelen niet haalt, kan dat op school meteen spanning geven. Niet bij ons. Dat komt dan later wel. Bij Sarah bijvoorbeeld viel het kwartje van lezen bijvoorbeeld heel laat: pas op haar negende. Intussen kan ze alle ondertitelingen van bijvoorbeeld films meelezen. Rekenen daarentegen ging van meet af aan zo vlot, dat Sarah komend jaar begint op het niveau van havo/vwo wiskunde 1.”
De tegenwerping van veel onderzoekers dat kinderen met leer- of gedragsproblemen (dyslexie, autisme) betere ondersteuning op school krijgen, overtuigt Hilhorst niet. „Elke ouder wil het allerbeste voor zijn of haar kinderen. Bij thuisonderwijs zullen ze er altijd alles aan doen hen te helpen, ook bij dat soort problemen. Vaak blijkt specialistische hulp niet nodig. En als die toch noodzakelijk blijkt, dan kun je die als ouders toch zelf aanvragen?”
De vraag is of de gebleken groei van het thuisonderwijs echt doorzet. Lang niet iedereen kan zich dit veroorloven, al was het maar omdat een van de ouders niet of nauwelijks kan werken.
Jessica Hilhorst werkt niet en ontvangt sinds haar negentiende een arbeidsongeschiktheidsuitkering, vertelt ze. Ze lijdt aan een ziekte die haar minder energie geeft. Huub, haar huidige partner, is architect en ict-consultant. Hij kan zijn eigen werkdagen indelen.
Brandbrief
Zo komt er ruimte voor drie keer in de week twee uur thuisonderwijs aan Sarah en Piene, vertelt Hilhorst. Ze schat dat ze gemiddeld zo’n veertig weken per jaar lesgeeft, hetgeen een totaal aantal lesuren van 240 oplevert. Dat is wel erg weinig vergeleken met de jaarlijks (officieel) 3.500 uur die kinderen in het regulier primair onderwijs op school zitten, meer dan het tienvoudige – dus wel in klassikaal verband. Deze 3.500 uren omvatten ook niet-inhoudelijke activiteiten zoals het aan- en omkleden van kinderen.
Die 240 lesuren thuis in Almere zijn lang niet de enige onderwijsuren voor haar kinderen, zegt Hilhorst. „Er komt nog een dag per week bij, soms zelfs twee dagen, met aanvullende, vormende activiteiten met andere kinderen.” Zo deden Sarah en Piene mee met een cursus ‘verwilderen’ in het bos (vogels herkennen, eetbare planten zoeken, vuur maken) en „met groepslessen in teksten van Shakespeare en Harry Potter”.
Ik vind het samenleven met de kinderen zoveel leuker en rijker
Jessica Hilhorst geeft dochters thuisonderwijs
De discussie rond het thuisonderwijs gaat eerder over waarden en zingeving dan over effectiviteit. Weliswaar concludeerde het Nederlands Tijdschrift voor Onderwijsrecht en Onderwijsbeleid al in 2002 dat kinderen die thuisonderwijs (‘to-kinderen’) krijgen, een „voorsprong” hebben op hun leeftijdgenoten van school. Maar de onderzoeker wees vooral op de onvergelijkbare populaties van regulier en thuisonderwijs. „To-kinderen vormen naar alle waarschijnlijkheid een bevoorrechte groep”, schreef onderzoeker Henk Blok. „Hun ouders hebben meer scholing, hebben een hoger inkomen en voelen zich ongetwijfeld ook sterk betrokken bij de ontwikkeling van hun kinderen. Het is daardoor niet duidelijk waaraan de betere resultaten te danken zijn: aan een gunstiger startpositie, aan het thuisonderwijs zelf, of aan de combinatie van die twee omstandigheden.”
Leerplichtambtenaren zijn echter niet gerust op de werking van het thuisonderwijs. In maart stuurden ambtenaren uit de drie noordelijke provincies een brandbrief naar minister Dennis Wiersma (VVD, Onderwijs), zo meldde Argos. Daarin toonden ze zich bezorgd over de sterke groei van het thuisonderwijs in Friesland, Groningen en Drenthe. Uit een enquête onder leerplichtambtenaren in 130 gemeenten door hun landelijke vereniging bleken in de helft van deze gemeenten „altijd” of „meestal” zorgen te leven.
Te weinig zicht op wat thuis gebeurt
De overheid heeft volgens de betrokken leerplichtambtenaren „te weinig zicht op wat er thuis gebeurt”. Er waren hen gevallen bekend van kinderen die, na jaren thuisonderwijs, zich met een grote leerachterstand bij het regulier onderwijs meldden. Ook zijn er ouders die niet aan hun plicht voldoen om jaarlijks de vrijstelling bij de gemeente aan te vragen.
De leerplichtambtenaren riepen de minister op werk te maken van een al lange tijd voorliggend wetsvoorstel uit 2020 (van toenmalig onderwijsminister Arie Slob) om het thuis-onderwijs aan meer regels te binden. Daarbij gaat het onder meer om sterker toezicht door de inspectie, aanvullende (pedagogische) eisen aan ouders en aan de plek waar het onderwijs wordt gegeven.
De discussie rond het thuisonderwijs gaat eerder over waarden en zingeving dan over effectiviteit
Wiersma reageerde begripvol op de zorgen van de leerplichtambtenaren en kondigde aan met betrokken ouders en verenigingen in gesprek te gaan. Maar de kans dat er iets verandert, lijkt niet groot. Voorgangers van Wiersma zoals onderwijsminister Sander Dekker (VVD) kondigden ook al aan de controle op het thuisonderwijs te willen vergroten zonder dat dit daadwerkelijk gebeurde. De weerstand tegen het wetsvoorstel thuisonderwijs is enorm. Tijdens de zogeheten internetconsultatie in 2020 stuurden veel bezorgde ouders – en kinderen – uitgesproken afwijzende reacties. Een (anonieme) moeder schreef: „Ik ben dus een van die thuisonderwijzers. Wat ik in mijzelf en andere thuisonderwijzers zie, is een immense liefde voor onze kinderen en een daarmee gepaard gaande hartewens onze kinderen te laten opgroeien en te laten leren in een veilige, warme omgeving; op een manier waarop zij hun volledige potentieel en unieke talenten mogen ontwikkelen, in hun eigen tempo.”
Diverse inzenders wezen op buitenlandse voorbeelden, met name in de Verenigde Staten en Canada waar home scholing heel gewoon is. Universiteiten werven ook onder die groep. Stanford University in Californië heeft er een speciaal aanmeldingsformulier voor op haar website. Waarom kan dat in Nederland niet, vroegen inzenders zich af.
Begripvolle ambtenaar
In Almere-Hout sluit Hilhorst zich aan bij de critici van het wetsvoorstel. „Dit bevat zoveel regels dat het eerder bedoeld lijkt om thuisonderwijs onmogelijk te maken”, zegt ze. Verder heeft Hilhorst andere ervaringen met leerplichtambtenaren dan de kritische uit de enquête in 130 gemeenten. „Toen ik in Baarn, mijn vorige woonplaats, de vrijstelling kreeg”, vertelt Hilhorst, „toonde de leerplichtambtenaar juist veel begrip. Hij gaf mij zelfs tips mee hoe ik het thuisonderwijs kon aanpakken. En de gemeente Almere heeft de vrijstelling na mijn verhuizing gewoon overgenomen van Baarn.”
Inmiddels heeft Hilhorst het vrijstellingsformulier voor beide dochters voor het komend schooljaar de deur uit gedaan. Ook is ze zich aan het oriënteren op de mogelijkheden voor voortgezet onderwijs voor haar tienjarige dochter Sarah. „Vooralsnog wordt dat gewoon weer thuisonderwijs.”