Tegen een droneaanval zoals die van Oekraïne is verdediging amper mogelijk

Het probleem bij de wortel aanpakken is beter dan symptoombestrijding. Dat heeft Oekraïne zondag laten zien met de spectaculaire droneaanval op luchtmachtbases diep in Rusland. Als de Oekraïense claims kloppen, is Rusland daarbij veertig lange-afstandsbommenwerpers kwijtgeraakt, een derde van zijn strategische luchtvloot.

Rusland gebruikt die vliegtuigen onder meer om vanuit het eigen luchtruim raketten af te vuren op Oekraïense doelwitten. Deze raketten zijn nauwkeurig, lastig te onderscheppen en putten de voorraad Oekraïense luchtdoelraketten, waaronder de schaarse Patriot, verder uit.

Better shoot the archer than the arrows – schakel de boogschutter uit, niet zijn pijlen – is een militair cliché, dat Rusland ook kent. Al een paar keer zag Moskou zich gedwongen vliegtuigen, helikopters en andere potentiële doelwitten te verplaatsen om buiten het groeiend bereik van Oekraïense raketten te blijven. Om dezelfde reden, zo wordt aangenomen, had Rusland recent juist deze bommenwerpers verplaatst naar de verst denkbare militaire vliegvelden.

Dat was buiten de sprong ‘over de frontlijn’ gerekend, of achter de Russische luchtverdediging, die Oekraïne zondag naar dat vermeend veilige achterland maakte. Dat deed het door vrachtauto’s in de buurt van die bases te parkeren met hun verborgen lading: zogeheten kamikazecopters die geparkeerde bommenwerpers troffen. Onderdeel van de meesterzet was naar verluidt dat Oekraïne zijn drones op afstand kon besturen – en beelden van de aanval wist te versturen – via het Russische mobiele telefoonnet.

Satellietbeelden tonen de Belaja-luchtmachtbasis in Irkoetsk voor en na de Oekraïense droneaanval.Foto’s Planet Labs PBC en & Capella Space/Reuters

Asymmetrische oorlogvoering

Militaire verrassingsaanvallen op vliegvelden achter de vijandelijke linies zijn sinds de Tweede Wereldoorlog niets nieuws. Zie de Israëlische operaties in Egypte, Jordanië en Syrië in 1967. Of de beruchte raid op Pebble Island tijdens de Falkland-oorlog van 1982, waar Britse special forces elf Argentijnse vliegtuigen vernielden.

Maar Oekraïne voegt een nieuw hoofdstuk toe aan wat bekend staat als asymmetrische oorlogvoering. Daarbij probeert een relatief zwakke partij het overwicht van de tegenstander te compenseren met vrij eenvoudige, maar onconconventionele methoden. Korter gezegd: wie niet sterk is, moet slim zijn.

Ook financieel is sprake van asymmetrie. De quadcopters die Oekraïne gebruikte, in totaal meer dan honderd, kostten per stuk misschien een paar duizend euro. De schade die ze aanrichtten loopt in de miljarden; overigens voorlopig virtueel omdat Rusland deze vliegtuigen, grotendeels van Koude oorlog-makelij, helemaal niet kan bijbestellen; ze worden niet meer gemaakt.


Lees ook

Krimbrug gesloten na explosie, Oekraïne claimt aanslag onder water

Strategische diepte

Met de aanval laat Oekraïne het Russische militaire establishment fysiek op zijn grondvesten schudden. Én psychologisch, door een aanval die uit het niets leek te komen en die Rusland – in elk geval voor één keer – berooft van zijn historische militaire voordeel: het enorme achterland. In militair jargon: de strategische diepte, waarin Napoleon en Hitler zich vastliepen, waarna Rusland het tij keerde. De oorlog met Oekraïne is daarmee onvergelijkbaar, maar het idee dat Rusland altijd aan het langste eind trekt, zoals Poetin steevast uitvent, heeft een knauw opgelopen.

Oekraïne heeft in dat opzicht militaire historie geschreven. „Maar de kwetsbaarheid die [het] heeft blootgelegd zou nu elke generaal ter wereld slapeloze nachten moeten bezorgen”, schreef militair historicus Max Boot maandag in The Washington Post. „Strijdkrachten die dachten hun vliegvelden te hebben beveiligd met elektrische hekken en wachtposten zullen nu rekening moeten houden met de dreiging uit de lucht van goedkope, alomtegenwoordige drones. […] Nu geld uitgeven aan conventionele bemande wapensystemen lijkt steeds meer op het investeren in de cavalerie in de jaren dertig van de vorige eeuw.”

De Russische kwetsbaarheid is allesbehalve uniek, maar hoort – bijna per definitie – bij de huidige inrichting en de verdediging van het luchtruim, die uitgaat van voorspelbare routes en risico’s, die grotendeels centraal beheerst kunnen worden, schrijft Michael Lewis, hoogleraar bedrijfsprocessen aan de universiteit van Bath, maandag op wetenschapssite The Conversation. „Drones in het lage luchtruim onttrekken zich daaraan.”

Een satellietbeeld van luchtmachtbasis Ivanovo ten oosten van Moskou, voor en na de Oekraïense droneaanval. Foto’s Planet Labs / AFP

Drones boven Duitsland

Er zijn tekenen genoeg dat Rusland in zijn hybride oorlog tegen het Westen ook al bezig is dergelijke gaten in de luchtverdediging te exploiteren, of op zijn minst te verkennen. Zie de zwermen ongeïdentificeerde drones die sinds vorig jaar in het Duitse luchtruim worden waargenomen: boven marinebases in Noord-Duitsland, boven petrochemische fabrieken in Zuid-Duitsland, boven de Amerikaanse basis Ramstein in Duitsland en vliegvelden in het Verenigd Koninkrijk waar Amerikaanse transport- en spionagetoestellen zijn gestationeerd.

Dat een deel van die drones wordt gelanceerd en bestuurd vanaf schepen op de Noord- of Oostzee, staat wel vast. Zo doken op 17 mei zeven drones op boven een patrouilleschip van de Duitse politie dat een verdacht Russisch vrachtschip schaduwde ten noorden van het Duitse eiland Borkum. Volgens Der Spiegel vergezelden de drones beide schepen drie uur lang.

De Nederlandse krijgsmacht is zich bewust van de kwetsbaarheid op dit vlak. Behalve in drones investeert defensie fors in anti-drone-systemen (Counter-Unmanned Aircraft Systems, of C-UAV) , waaronder 22 mobiele systemen met een snelvuurkanon, en kleinere systemen om drones te storen of neer te schieten.

Toch zijn experts het erover eens dat deze techniek nog steeds in de kinderschoenen staat, en dat verdediging zeker in terreinen waar drones zich eenvoudig kunnen verbergen achter gebouwen of bomen, nooit waterdicht kan zijn.

Na de aanval van zondag, gecamoufleerd als een transport van houten chalets op vrachtwagens, is er weinig fantasie nodig om, zeg, een onopvallende oplegger met nummerplaten uit een Schengenland, geparkeerd te zien staan in de buurt van een Nederlands vliegveld. Waaruit dan misschien geen quadcopters tevoorschijn komen, maar robotjes met explosieven op rupsbanden die onder het hek kruipen en naar geparkeerde F-35’s rijden. Want ook de militaire geschiedenis herhaalt zich altijd anders.