Tegen de woede-uitbarsting een knuffel die nooit ophoudt

„Op een dag was ik boos, zo boos , zo vreselijk boos dat mijn vader besloot om mij vast te pakken en nooit meer los te laten.” We zien een jongetje met wijd opengesperde mond in een kinderkamer staan. Er ligt een teddybeer op het bed, blokken op de grond. Alles aan het kind toont de onmacht van een ongefilterde driftbui. Gebalde vuisten, verkrampte armen en benen. Zijn vader heeft zich om hem heen gevouwen.

Het is een beproefde methode om een woedeaanval bij peuters te beteugelen. Laten voelen dat je er bent, veiligheid creëren door stevig vasthouden, het kind helpen tot rust te komen door de bewegingsruimte te beperken. Heerlijke bijkomstigheid: er kan niet gegooid worden met spullen en niemand doet zichzelf pijn.

„‘Lamelos’, zei ik. ‘Nooit meer,’ zei mijn vader.”

Samengeperst

Kalm en liefdevol houdt hij zijn zoon vast. En langzaam voelt het jongetje de woede wegzakken, lezen we, van zijn schouders langs zijn borst naar beneden. „Met het paar snelle schudbewegingen wiebelde ik het laatste beetje boos via mijn tenen van me af.” Tot zover een bekend beeld. Maar daar geeft Gouden Griffel-winnaar Gideon Samson een draai aan door de vader inderdaad vast te laten blijven houden. Vanaf dat moment zijn vader en zoon vergroeid met elkaar. Lopen, fietsen, spelen, alles gaat nu samen. Eerst gaat dat moeizaam, maar al snel vinden ze hun weg. „En net toen ik dat hele vastpakken zelfs bijna leuk begon te vinden, stapte ik met mijn schone sok in een plas water. De sok werd nat. Mijn voet werd nat. Ik merkte hoe een klein, bozig gevoel zich door die nattigheid naar boven bewoog.” Een nieuwe driftbui dient zich aan.

De platen van Milja Praagman zijn vriendelijk en dynamisch. De gezichten zijn niet ingekleurd en ook de hond die door enkele prenten loopt is slechts een verzameling zwarte strepen. Ze contrasteren met het groen van de kamerplanten en de trui van het jongetje. De vader draagt een gele trui en broek, wat warmte geeft in de illustraties. Die lopen meer dan eens over de twee langwerpige pagina’s, waarin de vaderfiguur telkens bepalend is voor de indeling van de bladspiegel. Met zijn lange benen en haast opvouwbare lichaam dat zich om de zoon heen plooit, krijgt hij iets speels en ook wel onhandigs, terwijl je geen moment twijfelt aan de bescherming die dat lichaam biedt. De prenten waarin het kind in woede verkeert zijn expressief, vol beweging, ontoombaar, zoals een driftbui is.

Veiligheid begrepen

„Het raasde. Het stormde. Ik was boos. BOOS. BOOOOOOS! ‘En… los,’ hoorde ik mijn vader plots zachtjes zeggen, fluisteren zowat.”

Als lezer moet je het prentenboek draaien om te zien hoe de lange vader zijn kind via zijn benen naar beneden laat rennen. Klaar om zelfstandig verder te gaan. De fysieke ‘schil’ van de vader is niet langer nodig. Het jongetje heeft de veiligheid begrepen en kan zijn emoties verder zelf reguleren. Het is een mooie boodschap die op een originele wijze gestalte krijgt in dit boek voor driejarigen, kinderen die de wereld nog aan het verkennen zijn en vaak net zo erg schrikken van hun woede-uitbarsting als de omgeving.