Europese lidstaten spannen zich niet genoeg in voor onderzoek naar schendingen van mensenrechten aan hun buitengrenzen, zowel op het land als op zee. Dat is de conclusie van een dinsdag verschenen rapport van het Europees Bureau voor de grondrechten (FRA). Volgens de FRA zijn er veel alarmerende verslagen van misstanden, maar ontbreekt gedegen bewijsmateriaal, waardoor rechtszaken stranden. Onderzoeken die er wel zijn, zijn vaak van onvoldoende kwaliteit.
Het gebrek aan onderzoek zou voornamelijk van toepassing zijn op „serieuze en levensbedreigende mensenrechtenschendingen” – zoals het gebrek aan hulp voor migranten in nood, mishandeling, misbruik, het afpakken van kleding en het beroven en vernielen van bezittingen.
Onderzoek naar zulke misstanden is per definitie ingewikkeld, omdat die zich vaak afspelen in het donker en op afgelegen plekken, zoals in het bos of op zee. Toch hebben lidstaten de officiële verantwoordelijkheid om gedegen onderzoeken uit te laten voeren. De FRA benadrukt dat dit niet alleen in het belang is van slachtoffers, maar ook van de grensbewakingsautoriteiten, om valse beschuldigingen aan hun adres te voorkomen.
Onder meer de nationale overheden van Griekenland, Kroatië en Hongarije werden de afgelopen jaren door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens op de vingers getikt vanwege het gebrek aan onderzoek naar de slechte behandeling en zelfs de dood van migranten tijdens grenscontroles. De FRA constateert een breder patroon waarin slachtoffers niet voldoende worden gehoord en advocaten worden gehinderd in hun werk. Ze krijgen bijvoorbeeld geen toegang tot belangrijke bewijslast, zoals camerabeelden van de grensbewaking en politieverslagen. Ook wijst de FRA erop dat in verhoren en rechtszaken autoriteiten vaak serieuzer genomen worden dan slachtoffers.
Lees ook
Grensbewaker Frontex wankelt tussen empathie en strengheid