Blunders zijn zo gemaakt, dat weet iedereen. Dat geldt ook voor grote bedrijven.
Kijk maar naar wat gisteren gebeurde bij chipmachinefabrikant ASML. Normaal gaat de publicatie van kwartaalcijfers bij een beursgenoteerd bedrijf gepaard met strikte procedures, zoals strenge geheimhouding van de cijfers voorafgaand aan de bekendmaking. Maar gister mailde ASML de kwartaalcijfers per ongeluk een dag te vroeg rond. Een „technische fout”, noemde het bedrijf de suffe situatie. Hoe dit kon gebeuren, wordt nog onderzocht.
In reactie op de cijfers kelderde het aandeel ASML op de beurs met een historische 15 procent. Binnen een uur verdampte 50 miljard euro aan beurswaarde (ook vandaag zet die daling nog voort, met rond het middaguur een min van ruim 4 procent). Dat was niet alleen gevolg van het voortijdig uitlekken, maar de cijfers waren ook gewoon slecht. Zouden ze pas vandaag bekend zijn geworden, zoals bedoeld, dan hadden ze ook een groot negatief effect gehad. Gerben Everts, directeur van beleggersvereniging VEB, denkt niet dat het ‘lek’ veel extra schade heeft aangericht, zei hij gister tegen NRC.
Troost voor ASML: ook andere grote bedrijven maken blunders. Zo verstuurde techreus Google in 2012 per ongeluk zijn kwartaalcijfers enkele uren te vroeg. En taxidienst Lyft maakte eerder dit jaar een typefout: een nul te veel achter een belangrijk getal. Het bedrijf meldde dat de winstmarge dit jaar met 500 procentpunten zou stijgen. Handelaren joegen het aandeel direct met 60 procent omhoog. Maar het ging dus om 50 procentpunten, corrigeerde Lyft later.
Zelfs de slimste wis- en natuurkundigen en ingenieurs die dagelijks ongelofelijk complex werk doen voor ruimtevaartorganisaties maken simpele rekenfouten. NASA’s Mars Climate Orbiter (125 miljoen dollar) moest rondjes vliegen rondom Mars om het klimaat van de buurplaneet te bestuderen, maar verbrandde in de Marsatmosfeer. Oorzaak: de berekeningen voor de stuurmotoren waren gemaakt in pound-force, in plaats van de newton-seconden in de software.
Had Herodotus dan toch gelijk? De Griekse auteur staat bekend als de vader van de geschiedschrijving, maar wordt soms ook ‘de vader van leugens’ genoemd, omdat zijn Historiën vol staan met ongeloofwaardige anekdotes.
Zo schreef Herodotus (485 – 425 v.Chr.) over de Scythen – woeste ruiterstammen afkomstig van wat nu de Oekraïense steppe is – dat zij de grafheuvels van hun elite versierden met speciaal voor de gelegenheid geofferde paarden en mensen, in het geval van een koning wel vijftig. Ze werden leeggemaakt, opgevuld met stro, opgezet en met een houten spies aan elkaar geprikt, zodat ze leken op ruiters in draf. Maar vertelde hij dit gruwelijke verhaal niet om deze vijanden van ‘de beschaving’ zwart te maken?
Een team van Russische en Zwitserse onderzoekers publiceerde vorige week een artikel in het tijdschrift Antiquity waarin ze vondsten rondom een Siberische grafheuvel beschrijven. De restanten van mensen, dieren en gebruiksvoorwerpen die ze daar aantroffen, lijken erop te duiden dat hier het grafritueel is opgevoerd zoals Herodotus dat beschreef. Verder bevestigt hun vondst dat er in het eerste millennium voor Christus sterke culturele banden bestonden tussen de ruiters van de oostelijke en westelijke Euraziatische steppe.
Zwijnenslagtanden
De archeologen onderzochten een grafheuvel met de naam Tunnung I, zo’n 900 kilometer ten westen van de Siberische stad Irkoetsk. Datering van de tombe gebeurde met behulp van palen van larixhout in de heuvel. Het patroon van jaarringen wees uit dat het graf ongeveer 2.800 jaar oud is.
Bovenop de heuvel vonden de onderzoekers botrestanten van achttien paarden en minstens één mens. Daarnaast troffen ze onderdelen van paardentuig aan: (fragmenten van) bronzen bitten en zwijnenslagtanden met gaatjes erin geboord. Op twee bronzen elementen die waarschijnlijk op een riem zaten, waren afbeeldingen van paarden te zien typisch waren voor de Scytische cultuur.
De Scythen hebben zelf geen geschreven bronnen achtergelaten. Ze danken hun overgeleverde identiteit – en het feit dat ze allemaal tot één en dezelfde ruitercultuur worden gerekend – aan Europese schrijvers als Herodotus die verslag deden van hun raids vanaf de steppe.
Genetisch onderzoek wees in 2021 uit dat de Scythen van meer dan één plek afkomstig waren. In de achtste eeuw voor Christus kreeg een veehoedersvolk in het huidige Kazachstan te maken met een toestroom van mensen afkomstig uit het Altaj-gebergte, dat op de grens ligt van Rusland, China en Mongolië. Deze migranten vermengden zich met de veehoeders en trokken in de eeuwen erna door naar het westen, totdat ze tussen de zevende eeuw voor Christus en de vierde eeuw na Christus een gebied beheersten dat liep tot aan het huidige Roemenië. Enkele bekende Scythische volken zijn de Saken, de Massageten en Sarmaten.
Ter plekke gedood
Dat ze op hun tochten niet alleen hun genen meenamen maar ook hun cultuur was al langer duidelijk, maar het onderzoek aan grafheuvel Tunung I – die midden in het Altaj-gebergte ligt – bevestigt dat nog eens. De combinatie van wapens, kunstzinnige voorwerpen en paardentuig op deze begraafplaats laat, aldus de onderzoekers, een duidelijke ontwikkeling zien ten opzichte van soortgelijke oudere voorwerpen uit Mongolië.
De aanwezigheid van deze grafgoederen en het feit dat er botten van paarden en mensen zijn gevonden, duidt erop dat er sprake was van een elitegraf. De wijze waarop de paardenbotten verspreid zijn, laat zien dat de dieren ter plekke zijn gedood. Omdat in de buurt van de botten ook spietsen van berkenhout zijn aangetroffen, suggereert dat, zo schrijven de onderzoekers, de aanwezigheid van „een installatie van spookrijders” zoals Herodotus die in zijn Historiën toedichtte aan Scythische ruiters die vier eeuwen later een honderden kilometers westelijker leefden.
Het artikel in Antiquity is niet het eerste waarin Herodotus’ gruwelverhalen over de Scythen wordt bevestigd. In het tijdschrift PLOS Oneschreven onderzoekers vorig jaar dat zij bij een begraafplaats op de Oekraïense steppe leer gemaakt van mensenhuid hadden aangetroffen. Volgens Herodotus gebruikten Scythen de huid van hun tegenstanders als trofee, en met het mensenleer uit dit graf was een pijlkoker bekleed – een belangrijk voorwerp voor een ruiterstrijder . Ook hier lijkt ‘de vader van leugens’ dus de waarheid te hebben verteld.
Een dampende espresso prijkt op de toog, uit het veelgeprezen Italiaanse koffieapparaat in het Donders Institute in Nijmegen. Hij is gezet door de al even geroemde Italiaanse chef Andrea, die er met een glimlach nog een cappuccino naast zet. Grazie, zeggen we, thank you, bedankt, in drie talen. Peter Hagoort (70), hoogleraar Cognitieve Neurowetenschappen, weet hoe ons brein die woorden produceert.
Eind september hield hij zijn aftreedrede, de hoogleraar is met emeritaat. Vlak vóór zijn rede leidt Hagoort zijn bezoek door zijn fysieke nalatenschap, het Donders Centre for Cognitive Neuroimaging op de campus van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Hij richtte het op in 1999, in 2002 opende toenmalig koning Beatrix het officieel. „We begonnen met drie man, hier in het gebouw waar voorheen chemische laboratoria hadden gezeten”, vertelt hij nippend aan zijn cappuccino in de kantine pal naast de ingang.
De cognitieve hersenwetenschap, die de relatie tussen hersenfunctie en gedrag bestudeert, was in die tijd in opkomst. „Maar de moderne MRI-scanners, waarmee de hersenen in beeld kunnen worden gebracht, stonden alleen in ziekenhuizen – onderzoekers konden die alleen in de schaarse avonduren gebruiken.” Daarom moest er een topinstituut komen, vond Hagoort, waar geavanceerde hersen-scanners en andere meetapparatuur voor onderzoekers beschikbaar zijn. Het kwam er, maar geld voor topwetenschappers was er niet, dus Hagoort recruteerde jonge veelbelovende onderzoekers die hun eigen beurzen moesten binnenhengelen.
Onder Hagoorts leiding is het Donders Institute uitgegroeid tot een onderzoekscentrum met internationaal aanzien. Er werken meer dan duizend onderzoekers, van meer dan dertig nationaliteiten, in de vijf deelcentra van het instituut: psychologen, neurowetenschappers, fysici, wiskundigen, artsen, biologen, computerwetenschappers, taalonderzoekers.
Uitwisseling
Een van de eerste maatregelen die Hagoort nam toen zijn centrum meerdere verdiepingen en onderzoeksafdelingen besloeg, was dat espresso-apparaat. Het plan van de architect om op elke verdieping een koffiehoek te maken ging van tafel. „Ik wilde dat iedereen op dezelfde verdieping koffie komt halen. Zo maak je de kansen op onverwachte nieuwe ideeën en samenwerkingen groter.” Uitwisseling en verbinding beschouwt hij als de drijvende kracht van het instituut, óveral komt dat terug. In de kelder staan vijf gele stepjes waarmee medewerkers snel met belangrijke monsters door de lange ondergrondse tunnel naar het aanpalende Raboudumc kunnen steppen.
De koffie is op, we lopen naar de verdieping waar wel drie MRI-scanners staan, met een sterkte van 3 tesla. In de eerste scanner ligt een patiënt met de ziekte van Parkinson. De voeten steken uit de nauwe tunnelbuis, onder een hoopje dekens. Op een scherm zijn de hersenen zichtbaar. Ook de andere twee scanners zijn bezet. „Een krachtige 14-tesla-scanner wordt nu in het instituut gebouwd”, zegt Hagoort. „Daarmee krijg je een nog scherper beeld van de hersenen. Het is de eerste ter wereld. De sterkste tot nu toe, van 11,7 tesla, staat in Parijs.” En dan staat op een andere plek ook nog een van de twee enige MEG-scanners van Nederland, waarmee de door elektrische stroompjes in het brein opgewekte magneetvelden in beeld kunnen worden gebracht.
Lees ook
Ongekend scherp beeld van de hersenen uit een Franse MRI-scanner
Strikt was Hagoorts leiding ook. Verderop laat hij de ‘Red Room’ zien, een vergaderzaal met rood beklede stoelen. „Hier pitchen onderzoekers elke donderdag hun plannen aan elkaar. Pas als we oordelen dat een onderzoeksplan solide is, mag iemand een tijdslot boeken op een van de scanners.”
Taal heeft altijd zijn buitengewone interesse gehad, vertelt hij als we na de rondleiding in zijn ruime werkkamer verder praten. „Als kind in een gereformeerd gezin kreeg ik de tale Kanaäns met de paplepel ingegoten.” Als scholier schreef hij voor de schoolkrant, als student schreef hij cabaret en poëzie. Hij werkte in 1980 zelfs een half jaar voor dagblad Trouw, tijdens een stage in de psychologie in Suriname. „Ik deed als correspondent verslag van de persconferenties van de coupleider Desi Bouterse na diens staatsgreep.”
Het is dan ook niet verwonderlijk dat zijn onderzoek zich al vroeg richtte op de neurobiologie van het menselijk taalvermogen.
Lang was het idee: ons taalvermogen zit in de linker hersenhelft. Mensen met een hersenbloeding daar krijgen spraakproblemen.
„Dat zijn hardnekkige ideeën, zelfs sommige wetenschappers kijken er nog steeds zo naar. Er is het gebied van Broca, voor spreken, en het gebied van Wernicke, voor betekenis, en er zijn wat verbindingen daartussen. Maar op fMRI-scans blijkt een veel groter netwerk van gebieden actief bij het produceren en begrijpen van taal. Ook in de rechter hersenhelft.
„Mijn model, het geheugen-unificatie-model, gaat uit van een centrale ‘hub’ in het gebied van Broca, waarin informatie over de verschillende aspecten van taal met elkaar wordt verbonden. Die informatie is uit allerlei hoekjes van het brein opgehaald: hier de informatie over de klank, daar de woorden, weer ergens anders de betekenis, de brokstukken voor zinsbouw, enzovoort.”
We trekken als het ware binnen een paar milliseconden door het hele brein verschillende laatjes open?
„In het Nederlands kennen we veertig klanken, en gemiddeld heeft iemand zo’n 50.000 woorden in het geheugen. Daarmee maken we een oneindig aantal zinnen. Als iemand tegen mij zegt ‘de grijze pen op tafel is wel erg stoffig’ dan ligt die zin niet zodanig in mijn geheugen opgeslagen. Op basis van klanken en woorden en betekenissen die ik wél in mijn geheugen heb, moet ik de betekenis van die zin reconstrueren.
„En taal heeft nog veel meer lagen. Als ik zeg: ‘het is koud hier’, dan zul jij daar veelal op zeggen: ‘zal ik even de verwarming hoger zetten?’ Ik heb geen verzoek gedaan, toch vat jij dat zo op, je leidt de bedoeling achter mijn uitspraak af. Wij hebben laten zien dat we bij taal ook het theorie of mind network nodig hebben, de gebieden waarmee je je een voorstelling maakt van de geestestoestand van de ander.”
Wat hebben we eraan om te weten hoe taal in ons brein tot stand komt?
„Dat vragen vooral beleidsmakers zich af: wat kost het en wat levert het economisch op. Zulke vragen krijg ik nooit uit het publiek als ik lezingen geef, mensen willen heel graag weten hoe hun hersenen werken. In een wereld waarin religie steeds minder een rol speelt, stoffeert kennis ons mensbeeld en ons wereldbeeld. Mensen hebben die verhalen nodig, die geven richting en oriëntatie. Dat is even belangrijk als economische spin-offs.
We hebben een kennis-immuunsysteem nodig om te helpen bij onvoorziene problemen
„Bovendien: je kunt niet van tevoren weten wat je gaat tegenkomen in de wetenschap. En de samenleving is zo complex dat we vaak niet weten waar de problemen vandaan zullen komen. Je hebt dus een soort kennis-immuunsysteem nodig om te helpen op het moment dat het nodig is, bij onvoorziene problemen.
„Vlak voor 9/11 hief een Nederlandse universiteit de vakgroep Arabische Talen op. Maar na die dag bleek kennis van de Arabische taal en cultuur toch wel handig. We moeten de kennis-infrastructuur dus niet zó versmallen dat we alleen kijken naar wat morgen economische opbrengsten oplevert.”
Met grote taalmodellen zoals ChatGPT kunnen we inmiddels goede gesprekken voeren. Werkt hun taalbegrip net als uw unificatiemodel?
„Het zit niet in elkaar zoals onze taalkennis in het brein, wij mensen leren bijvoorbeeld niet in één keer een triljoen woorden. Maar we zijn in een bijzondere situatie terechtgekomen. Ineens is Homo sapiens niet meer de enige op de wereld die over een rijke taal beschikt, nu artificiële systemen zoals ChatGPT er zijn. Daar zijn allerlei consequenties aan verbonden die we nog niet overzien. Als jij bijvoorbeeld tegen mij zegt dat het regent buiten, dan ga ik ervan uit dat dat klopt. Dat het jouw intentie is om de waarheid te zeggen. Kunnen we ervan uitgaan dat een robot dezelfde commitment heeft als een lid van onze soort? En als dat niet het geval is, wat betekent dat voor onze intermenselijke interactie?”
Is dit dan zo’n onverwachte ontwikkeling waarbij blijkt dat het handig is om te weten hoe talig wij denken?
„Dat zou kunnen. Misschien moeten we ons heel anders gaan verhouden tot zo’n systeem. Wij mensen hebben de neiging om intentionaliteit en bewustzijn toe te schrijven aan het gedrag wat we zien bij anderen. We projecteren alle kennis die we hebben, ook over onszelf, op het gedrag van mensen om ons heen. Taal is daarbij heel belangrijk. Bij mensen kloppen die projecties vaak. Maar als bijvoorbeeld Sony’s robothondje Aibo kwispelt, denken wij: hij vindt me leuk! Maar dat hondje vindt helemaal niets.
„Die neiging van ons is vrij onbedwingbaar. In het begin schreef ik zelf ook bij elke vraag aan ChatGPT ‘alsjeblieft’. Maar dat hoeft dus niet, in de interactie met een machine. Het is aan toekomstige onderzoekers om uit te zoeken hoe wij moeten omgaan met een tweede talige ‘soort’ op de wereld.”
Vijfentwintig jaar na de oprichting van het instituut zwaait Hagoort af als hoogleraar. Het afscheid gaat geleidelijk. Vorig jaar droeg hij de directie van het Donders Centre for Cognitive Neuroimaging over aan Alan Sanfey. En in februari ging Hagoort al met emeritaat. Na zijn afscheidsrede zal hij dan ook niet stante pede zijn werkkamer leeg moeten maken. „Als emeritus hoogleraar begeleid ik nog wat promovendi en een postdoc aan het Max Planck Instituut, waar ik ook werkte, tot hun projecten klaar zijn”, vertelt hij terwijl we naar de uitgang lopen. Vanuit de kantine klinken allerlei talen, chef Andrea serveert de ideeën-uitwisselende onderzoekers de lunch.
Vervelen zal Hagoort zich niet. Er staan veel lezingen gepland, in Berlijn, Londen, Parijs, Marseille, Sicilië en China. En hij gaat een boek schrijven. De werktitel is, hoe kan het ook anders, ‘Ons talige brein’. Zo blijft taal de zin van zijn bestaan, ook als pensionado.
„Ik vraag u allemaal om naar de klok te kijken”, zegt officier van justitie Dävid van Kuppeveld deze woensdag tegen een volle zaal in de rechtbank van Maastricht. „Als we over zes minuten aan de strafmaat toekomen, heeft dit requisitoir twee uur en twintig minuten geduurd.”
Dat is veronderstelde tijd tussen de aankomst van Gino in de woning van zijn ontvoerder Donny M. in Geleen in de vroege avond van 1 juni 2022 en zijn dood. Het Openbaar Ministerie (OM) wil invoelbaar maken hoe lang die twee uur en twintig minuten werkelijk duurden. Het betoog laat verder geen enkele twijfel over het gruwelijke verloop van die laatste momenten van het negenjarige jongetje.
Lees ook
OM eist 28 jaar en tbs met dwangverpleging tegen verdachte moord op Gino (9)
Het brengt het OM tot een strafeis van 28 jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging voor de ontvoering (eerder die 1ste juni 2022 op een speelveldje in Kerkrade), het mishandelen, het misbruik en het doden van Gino plus het verbergen van zijn stoffelijk overschot. „De verdachte ging als een roofdier op zoek naar een prooi. Gino was een willekeurig doelwit. Het had ieder ander jongetje van rond die leeftijd kunnen zijn.”
De eis van tbs met dwangverpleging komt overeen met het advies van deskundigen van het Pieter Baan Centrum. Die onderzochten M. en vonden die maatregel passend gezien de ernst van de feiten en de mate van toerekeningsvatbaarheid. Die was volgens hen tijdens de mishandeling (het toedienen van verschillende drugs aan Gino), het misbruik en het doden van Gino wisselend en niet volledig. Zij voerden dat terug op zijn persoonlijkheidsstoornis (M. werd als kind van een heroïne gebruikende moeder verslaafd geboren), zijn pedofiele gevoelens en zijn drugsgebruik.
Lees ook
Tijdens een dagje dolen door Zuid-Limburg kreeg Donny M. plots kwaadaardige plannen met Gino: ‘Er ging een knop om’
Het OM zegt woensdag te twijfelen aan de hoeveelheid drugs, die M. zegt te hebben genomen op 1 juni 2022. „Hij was op tal van momenten nog glashelder én ijskoud.” Justitie betreurt het ook dat het door steeds veranderende en tegenstrijdige verklaringen van de verdachte niet is gelukt om de laatste uren van Gino tot in detail te reconstrueren. „Terwijl nabestaanden er recht op hebben om te weten hoe het precies is gegaan.”
De eis tegen M. heeft ook betrekking op het bezit, het maken en het verspreiden van kinderporno. Hij betastte onder meer een toen nog minderjarige vriend, terwijl die sliep of buiten bewustzijn was. Het oordeel over de door dit slachtoffer en de nabestaanden geëiste schadevergoedingen laat het OM over aan de rechtbank.
Dinsdag voerde het slachtoffer van het eerdere, gefilmde misbruik al hevig geëmotioneerd en trillend het woord. Hij zei zich „enorm vies” te voelen. „Mijn vertrouwen in de mensheid is misschien wel voorgoed beschadigd.” Er is nog geen begin gemaakt met behandeling door een psycholoog. Hij staat op een wachtlijst.
Het slachtoffer begon zijn verklaring met condoleances richting de zussen van Gino: „Het is niet in woorden te beschrijven hoezeer ik met hen meeleef.” De zussen beantwoorden dat gebaar na afloop met een innige omhelzing, die hem opnieuw zichtbaar raakt.
De zussen noemden M. in hun verklaring „een lafaard” en „een monster”. De oudste van de twee uitte haar wraakgevoelens: „Wees maar blij dat de politie jou eerst heeft gevonden, want anders zou ik je wat hebben aangedaan.” En mocht M. ooit vrijkomen dan beloofde deze zus „gerechtigheid via mijn eigen weg” te zoeken.
De verdachte besloot zijn slachtoffer en de nabestaanden van Gino tijdens het voorlezen van de verklaringen aan te kijken. Hij toonde daarbij relatief weinig emotie. M. brak wel een beetje, toen hij daarna zelf het woord kreeg. „Het is erg om te horen wat ik aan onherstelbaar leed heb aangericht.” Hij bood zijn excuses aan en zei „vreselijk spijt” te hebben, „al hebben ze daar niks aan”.
Vrijdag houdt de advocaat van M. tijdens de laatste dag van de inhoudelijke behandeling van de zaak haar pleidooi. Mogelijk komt er na de uitspraak van de rechtbank in deze strafzaak nog een civielrechtelijk vervolg. Phil Boonen, advocaat van Gino’s zussen, zei dinsdag te overwegen om politie en justitie financieel aansprakelijk te stellen voor een in 2021 gemaakte fout. M. werd toen aangehouden voor een vuurwerkincident en op zijn telefoon werd kinderporno aangetroffen. Daar werd toen door een interne fout bij de politie verder niets meegedaan. Die beelden stonden er misschien al op toen de proeftijd van M. wegens een eerdere veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarigen nog liep.
Boonen verwees bij zijn vooraankondiging naar een oordeel van de Hoge Raad in 2019. Die stelde de politie mede aansprakelijk voor een schietpartij in een winkelcentrum in Alphen aan de Rijn, waarbij zes doden en zestien gewonden vielen. De uiteindelijk tot het betalen van schadevergoeding veroordeelde politie had volgens de Hoge Raad niet de wapenvergunning mogen verlenen, die de dader gebruikte.