N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Boeken
Tatoeages Een Britse kunsthistoricus schreef een boek met verhalen over tatoeages uit de hele wereld, van de mysterieuze tekens op een vijfduizend jaar oude ijsmummy tot de zwaluwtjes op de onderrug van Kate Moss.
Het proces hield het Verenigd Koninkrijk maanden in zijn greep. De rechtbank in Westminster Hall was elke dag afgeladen, elk woord werd geciteerd in The Times, die dagelijks pagina’s aan het proces wijdde. De openingsspeech van de advocaat van de familie Tichborne, aangeklaagd wegens een dispuut over een erfenis, duurde zesentwintig dagen.
Het verhaal: achttien jaar eerder, in 1854, was Roger Tichborne, zoon van een gefortuneerde familie, verdwenen tijdens een oceaanreis naar Jamaica. Het schip, de Bella, was vergaan tijdens een storm voor de kust van Brazilië. Lady Henriette Tichborne gaf de hoop dat haar zoon de ramp overleefd zou hebben niet op. Jaren verstreken, tot Lady Tichborne besloot een beloning uit te loven aan degene die haar kon vertellen waar haar zoon gebleven was.
In 1865, elf jaar na Rogers verdwijning, ontving de familie een brief dat hij gevonden was. Tom Castro, een slager uit Wagga Wagga, Australië, was weliswaar wat zwaarder gebouwd dan de tengere Roger, maar ja, door de jaren heen kan zoiets gebeuren, zeker als je als slager werkt. Toen hij in 1867 in Engeland arriveerde, bleek Tom/Roger bijna alles vergeten wat hij vroeger op school geleerd had. Details uit zijn jeugd herinnerde hij zich niet meer. Dat weerhield Lady Tichborne er niet van hem snikkend in de armen te sluiten.
Tom, het zal niet verbazen, bleek een fraudeur, uit op het familiefortuin, en in het proces dat hij aanspande tegen de familie Tichborne om te bewijzen dat hij wél Roger was, bleek het ontbreken van een tatoeage het sluitende bewijs. Roger had als jongeman zijn initialen op zijn arm getatoeëerd, en een kruis, een anker en een hart: geloof, hoop en liefde. Bij Tom Castro ontbraken deze. De zaak was rond.
IJsmummy Ötzi
Het smakelijke verhaal over de verdwenen Roger Tichborne en de man die beweerde hem te zijn, is te lezen in het recent verschenen Painted People. Humanity in 21 Tattoos van de Britse kunsthistoricus Matt Lodder. Anders dan veel andere boeken over tatoeages, die royaal uitpakken met vooral veel spectaculaire kleurenfoto’s en eindeloze reeksen van exotische lichaamsversieringen, bevat Painted People voornamelijk tekst, per hoofdstuk geïllustreerd met slechts één of twee functionele afbeeldingen in gruizig zwart-wit. Het boek vertelt chronologisch 21 verhalen over tatoeages van over de hele wereld; van de mysterieuze tekens op de vijfduizend jaar oude Tiroolse ijsmummy Ötzi, tot de in het geheim getatoeëerde schedel van een boodschapper in de Griekse oudheid. Van de stoere zeemanstatoeages van de in 1900 geboren Marion Barbara Carstairs die als Joe door het leven ging, tot de zwaluwtjes die de Britse schilder Lucian Freud tatoeëerde op de onderrug van supermodel Kate Moss. Het boek sluit af met verhalen uit de huidige tijd, waarin het hebben van een tatoeage zo wijdverbreid is dat in de VS inmiddels de helft van de volwassenen onder de veertig een tatoeage schijnt te hebben. In Europa, zo schreef Henri Beunders in zijn boek Optocht der tattoo’s (2020), heeft tussen de 20 en 25 procent van de bevolking inmiddels een tatoeage.
Lees ook: Mensen zonder tatoeages zijn lafaards
Matt Lodder vertelt het verhaal over Roger Tichborne niet alleen vanwege de vermakelijke details en het mediagenieke karakter van het proces, maar meer nog om aan te geven welke positie tatoeages in die tijd, eind negentiende eeuw, in de maatschappij hadden. Veel mensen uit de gegoede klasse en edellieden, die het zich konden veroorloven de wereld over te trekken, kwamen terug van hun exotische reizen met tatoeages op hun lichaam. In 1862 had Albert, de toekomstig koning Edward VII, tijdens een pelgrimsreis naar Jeruzalem een kruis op zijn arm laten zetten. Zijn broer prins Alfred koos in 1869 in Tokio voor een grote bonte draak. Hij was een van de vroege bezoekers van Japan, dat na twee eeuwen grotendeels op slot te hebben gezeten, in 1854 de grenzen weer had geopend, wat leidde tot een Europese geestdrift voor alles wat Japans was – meubels, textiel, schilderijen, fotografie, tekeningen. Die gold ook voor de uitbundige en kleurrijke tatoeages uit Japan, die werden gezien als echte kunst.
Wreed kolonialisme
Tatoeages zijn een medium, geen fenomeen, benadrukt Lodder. Daarmee bedoelt hij dat, simpelweg omdat het gaat om verf op een verticaal oppervlak, een tatoeage van een bepaalde plek en tijd niet direct te vergelijken is met die uit een andere eeuw, op een ander continent. De verhalen in het boek zijn met elkaar verbonden doordat tatoeages ook als een indicatie van iets anders gezien kunnen worden.
Het verhaal over de getatoeëerde Inuit-vrouw Arnaq en haar zoontje Nutaaq bijvoorbeeld, die in de vijftiende eeuw naar Bristol werden ontvoerd uit wat nu Noord-Canada is, is óók het verhaal over wreed kolonialisme en het idee van een superieur Westen tegenover een ‘primitief natuurvolk’. Het verhaal over basketballer Dennis Rodman, die zich eind jaren negentig behalve met tatoeages ook met gelakte nagels en in vrouwenkleren uitdoste, laat ook schuivende genderrollen zien.
Hoewel de hoofdstukken keurig geordend zijn in de tijd is Painted People dus geen rechttoe rechtaan, en zeker geen volledige cultuurgeschiedenis. Veel meer is het een bundeling vlot geschreven verhalen, die iets zeggen over de positie van tatoeages in de maatschappij, en over de normen, waarden, denkbeelden en regels van hun tijd.
Lees ook: In Europa en Amerika zijn tatoeages voorbehouden aan zeemannen en soldaten
Tattoosalon in Selfridges
Op meerdere plekken in het boek benoemt Lodder de vreemde paradox dat aan de ene kant er altijd tatoeages zijn geweest, in bijna alle culturen, en dat het tegenwoordig alom geaccepteerd is (ultiem bewijs: in 2003 opende er een tattoosalon in het chique Londense warenhuis Selfridges), terwijl aan de andere kant tatoeages nog steeds door veel mensen worden geassocieerd met deviant gedrag, met dronkenschap, vage subculturen en duistere praktijken. Een van de fundamenten voor dit idee, zo laat Lodder zien, werd gelegd door de Italiaanse criminoloog en psychiater Cesare Lombroso, die eind negentiende eeuw studies deed naar het karakter van de mens en zijn fysieke voorkomen. Als vroeg fysionoom zocht Lombroso naar biologische oorzaken van crimineel gedrag en ontwikkelde hij theorieën die later wetenschappelijk onhoudbaar bleken, maar die in zijn tijd plausibel werden gevonden. ‘Ik was getroffen’, schrijft hij, ‘door een karakteristiek dat de eerlijke soldaat van zijn verdorven kameraad onderscheidt: de mate waarin die laatste getatoeëerd was en de onfatsoenlijkheid van de afbeeldingen die zijn lichaam bedekten.’ Via nog wat omwegen, dubieuze ideeën over racisme en kolonialisme, kwam Lombroso tot de conclusie dat tatoeages wezen op een woest en wild karakter, en daarmee van criminaliteit en verval. Zijn artikel ‘The Savage Origin of Tattooing’ bleek vruchtbare grond voor nieuwe theorieën. De Fransman Alexandre Lacassagne borduurde erop voort en bouwde een collectie op van 1.600 afbeeldingen van tatoeages – hij had zelfs een aantal huiden van criminelen – die hij gebruikte in zijn studie naar het criminele brein. Samen legden ze een fundament voor allerlei hardnekkige aannames over tatoeages die we in onze huidige tijd nog steeds terugzien.
Noord-Koreaanse soldaten
Zoals Lodder in zijn boek niet direct een verklaring zoekt voor de toename van het aantal tattoos in deze tijd, laat hij in zijn boek ook onbenoemd dat bepaalde criminele groeperingen zich wel degelijk onderscheiden middels hun tatoeages – Amerikaanse gangs, een Zuid-Afrikaanse gevangenisbende, de Japanse maffia. Hij schrijft wel over het schrijnende gegeven dat in bepaalde culturen mensen die crimineel waren, of die gevangen gehouden of gestraft werden (soms onschuldig) inderdaad tatoeages hadden, die onvrijwillig gezet waren. In de Romeinse tijd werd bij gevangenen soms hun misdaad op hun gezicht getatoeëerd, tot slaaf gemaakten in Griekenland werden gemerkt zodat ze niet zouden ontsnappen. In een vroege tekst wordt omschreven wat er bij een van hen op zijn voorhoofd zou hebben gestaan: ‘Houd mij staande. Ik ben gevlucht’. Met eenzelfde wreedheid werden bijna tweeduizend jaar later in het negentiende-eeuwse Engeland en Frankrijk gedeserteerde soldaten voor straf getatoeëerd en kregen Noord-Koreaanse soldaten uit voorzorg teksten op hun handen, om te voorkomen dat ze ertussenuit zouden piepen en om hen op te kunnen sporen.
Vaak vragen mensen hem, schrijft Lodder: wat betekent deze ene, specifieke afbeelding? Alsof het een code is, die je zou moeten ontcijferen. Natuurlijk is de betekenis van belang, maar het antwoord is vaak te oppervlakkig, meent hij. Veel interessanter is de context: de tijd waarin de tatoeage is gezet, de positie die de geografische plaats waar de tatoeage is gezet inneemt in de wereld, de manier waarop de maatschappij erop reageert. Lodders uitgangspunt is veeleer dat tatoeages een toegangspoort zijn tot de geschiedenis van onze wereld. In Painted People doet hij in elk geval een mooie voorzet.