„Ik ben vrij. Ik adem. Ik hoef niet meer te vrezen.” Joan Makosi kan het nog niet helemaal bevatten. Ze werd in 1968 geboren in Suriname als Nederlander, maar verloor dat staatsburgerschap op zevenjarige leeftijd door de Surinaamse onafhankelijkheid in 1975. Wie op dat moment in Suriname woonde, werd automatisch staatsburger van dat land. Na de afgelopen zeventien jaar lang ongedocumenteerd in Nederland te hebben gewoond, ontving Makosi vorige week een verblijfsvergunning.
Geen bsn, huurhuis, zorgverzekering of legaal werk; het was overleven, vertelt Makosi. „Het was soms alsof ik een vreemdeling was. Ik durfde ’s avonds laat niet over straat en was altijd op mijn hoede, bang dat de politie om een verblijfsvergunning zou vragen. Terwijl: ik ben in Suriname onder de Nederlandse vlag geboren, ik spreek de taal, we vierden Sinterklaas, zongen het Nederlandse volkslied op de basisschool. Ik ben gewoon een Nederlander.”
In Nederland leven honderden mensen zoals Makosi: Surinaamse oud-Nederlanders die, in sommige gevallen al tientallen jaren, ongedocumenteerd zijn. Nederlander van geboorte, Nederlands als moedertaal en een netwerk aan Nederlandse familie en vrienden. Toch leven veel van hen in de daklozenopvang. Hoe is deze groep ontstaan?
Lees ook
Surinamers die zijn regime ontvluchtten over de dood van Bouterse: ‘December is weer een vrolijke maand’
Commissie-Mok
Tot de onafhankelijkheid in 1975 hadden inwoners van Suriname automatisch de Nederlandse nationaliteit. Maar vanaf het moment dat Suriname onafhankelijk werd, verloren zij het Nederlandse staatsburgerschap en alle rechten die daaraan verbonden waren. Surinamers die op dat moment in Nederland woonden, werden ‘legale vreemdelingen’ en behielden de Nederlandse nationaliteit.
Deze maatregelen pasten in de tijdgeest, blijkt uit een reconstructie van NRC uit 1995. Waar Surinamers in de jaren vijftig en zestig nog werden gezien als een ‘bezienswaardigheid’, sloeg die houding in de jaren zeventig volledig om. Al voor de onafhankelijkheid heerste veel onrust over de migratie van Surinamers naar Nederland; verschillende politici voorzagen ‘een vloedgolf aan immigranten’.
Dries van Agt opperde in 1972 dat de Grondwet ‘desnoods’ gewijzigd moest worden om Surinamers – destijds nog Nederlandse staatsburgers – de toegang tot Nederland te kunnen verbieden. In datzelfde jaar stelde het kabinet-Biesheuvel de Commissie-Mok in om te onderzoeken hoe de instroom van Surinamers te beperken.
De eerste vijf jaar na de Surinaamse onafhankelijkheid was een overgangsperiode, met een soepeler toelatings- en verblijfsvergunningsbeleid voor Surinaamse oud-Nederlanders; de zogeheten Toescheidingsregeling. Surinamers konden zich gedurende die periode in Nederland vestigen, zolang ze over inkomen en huisvesting beschikten. Maar vanaf 1980 werd hun toelating even streng als die van andere ‘vreemdelingen’. Vanaf dat moment was er geen enkel beleid meer dat rekening hield met het onvrijwillige verlies van de Nederlandse nationaliteit van deze groep.

Toescheidingsregeling
Volgens Gert Oostindie, emeritus hoogleraar koloniale en postkoloniale geschiedenis, is die vreemdelingenstatus van Surinaamse oud-Nederlanders na 1980 logisch. „Het Surinaamse parlement koos destijds immers voor de onafhankelijkheid, zij het met minieme meerderheid, met het volle besef dat men daarmee niet langer Nederlands staatsburger zou zijn. Als je afspreekt dat een voormalige kolonie onafhankelijk wordt, dan ligt het formaliseren van dat nieuwe Surinaamse staatsburgerschap daar uiteindelijk in besloten.” Volgens hem kan je voor deze specifieke groep wél spreken van een ereschuld. „Er is veel te zeggen voor deze regeling als vorm van coulance gezien de gedeelde geschiedenis.”
Hoewel veel Surinamers destijds gebruik maakten van die zogeheten Toescheidingsregeling, is er ook een groep mensen die dat niet lukte. Sommigen waren nog kind, zoals Makosi, anderen wisten simpelweg niet van de regeling of overzagen de gevolgen niet. Zij konden na 1980 dus alleen op een toeristenvisum naar Nederland komen; na negentig dagen werd hun verblijf automatisch illegaal.
Ik ben onder de Nederlandse vlag geboren, ik spreek de taal, we vierden Sinterklaas, zongen het Nederlandse volkslied op school
Er waren geen procedures die deze groep Surinaamse oud-Nederlanders de mogelijkheid tot een verblijfsvergunning boden. Afgelopen jaren is duidelijk geworden wat daar de gevolgen van zijn. Amsterdamse inloopcentra voor daklozen worden steeds vaker permanent bewoond door ongedocumenteerde ouderen, die vaak al tientallen jaren in Nederland verblijven. Deze groep heeft zich lang weten te redden, maar nu zij ouder en daarmee kwetsbaarder worden, voorzien hulporganisaties de komende jaren een toename van noodzakelijke zorg.
De Regenboog Groep, een organisatie voor Amsterdammers die in (sociale) armoede leven, schakelt in 2019 de hulp in van Frederiek de Vlaming. De organisatie vraagt de voormalige onderzoeker aan de rechtenfaculteit van de Universiteit van Amsterdam om de problemen van deze groep in kaart te brengen en een oplossing te bedenken.
Mensenrechtenorganisaties
Al snel blijkt dat het veelal om Surinaamse oud-Nederlanders gaat, die zonder papieren geen aanspraak kunnen maken op een huurhuis of reguliere gezondheidszorg.
De Vlaming begon de Werkgroep Oudere Ongedocumenteerde Surinamers, met daarin onder meer sociale en mensenrechtenorganisaties, vertegenwoordigers van de Surinaamse gemeenschap, hoogleraar migratierecht Kees Groenendijk en advocaat Eva Bezem.
Lees ook
Ongedocumenteerde oudere Surinamers krijgen alsnog verblijfsvergunning
Rechtshistorisch onderzoek en verschillende bijeenkomsten resulteren in mei 2022 in een eerste brief aan staatssecretaris van Justitie en Veiligheid Eric van der Burg. Die toont zich welwillend: hij vraagt de werkgroep om een regeling op te stellen. Vanaf dat moment sluiten ambtenaren van immigratiedienst IND en het ministerie van Justitie en Veiligheid zich bij de werkgroep aan.
In de zomer van 2023 ligt er een conceptregeling, de gemeente Amsterdam staat in de uitvoerende startblokken, cliënten zijn voorbereid. En dan valt het kabinet Rutte-IV.
IND
Als er in januari 2024 nog geen oplossing in zicht is, besluit advocaat Eva Bezem de juridische route te nemen: ze vraagt voor maar liefst honderd Surinaamse oud-Nederlandse cliënten verblijfsvergunningen aan. Om media-aandacht te genereren, maar ook om aan rechters duidelijk te maken dat het om een grote groep mensen gaat. Die honderd aanvragen waren volgens Bezem niet om de IND dwars te zitten. „Ik doe dit omdat ik vind dat er echt een grote misstand in de Nederlandse wet is, en ik geen andere manier weet om dit aan te pakken.”
Makosi herinnert zich hoe advocaat Bezem ook haar vroeg om langs te komen om haar dossier in orde te maken. „Daar zag ik zoveel andere Surinamers, allemaal in dezelfde positie. Toen wist ik: o, ik ben niet alleen.” Want een ongedocumenteerd leven is vaak eenzaam, vertelt ze. „Je bent gewoon bang om het te vertellen; mensen kijken soms op je neer. Daarom ben ik nooit vriendschappen aangegaan.”
Een telefoontje naar het Amsterdams Solidariteits Komitee Vluchtelingen (ASKV), een dinsdag in februari: „Dag meneer, hoe is het met u? Het is gelukt? U heeft het pasje echt vast? Wat fantastisch, bedankt dat u even belt.” Dit soort gesprekken hebben medewerkers van het ASKV, een organisatie die juridische en maatschappelijke begeleiding aan mensen zonder verblijfsvergunning biedt, de afgelopen weken steeds vaker. Dat pasje is een verblijfsvergunning, de ontvanger een tot voor kort ongedocumenteerde Surinaamse oud-Nederlander.
Bezems plan heeft gewerkt. De media-aandacht resulteert in april 2024 in Kamervragen van CDA-leider Henri Bontenbal, die een motie indient om de verblijfsregeling voor honderden ongedocumenteerde Surinaamse oud-Nederlanders alsnog te formaliseren. Een meerderheid van de Tweede Kamer stemt daar op 25 juni mee in; de regeling komt er toch.

ASKV
De speciale regeling is eenmalig en tijdelijk; Surinaamse oud-Nederlanders kunnen tussen 1 januari en 1 juli van dit jaar een verblijfsvergunning aanvragen via het ASKV. In opdracht van de gemeente Amsterdam opende de organisatie een loket. Begin maart hebben al 110 mensen via het ASKV een verblijfsvergunning ontvangen.
Iedere Surinaamse oud-Nederlander – geboren voor 25 november 1975 – die de afgelopen tien jaar onafgebroken in Nederland heeft gewoond, kan aanspraak maken op de verblijfsregeling. Veel van de cliënten beschikken niet over officiële identificatie; in zo’n geval vraagt het ASKV eerst een Surinaams paspoort voor iemand aan. Vervolgens is het zaak om zoveel mogelijk bewijsstukken te verzamelen die aantonen dat iemand de afgelopen tien jaar in Nederland heeft gewoond. Dat kan lastig zijn omdat mensen zonder verblijfsvergunning vaak al jaren onder de radar proberen te blijven.
Je bent bang om het te vertellen; mensen kijken soms op je neer. Daarom ben ik nooit vriendschappen aangegaan
Achteraf beschrijft Makosi de procedure als „makkelijk”. Ze heeft Nederland de afgelopen zeventien jaar geen enkele keer verlaten en dankzij het dossier dat ze samen met advocaat Bezem samenstelde, lagen de onderbouwende bewijsstukken al klaar. Zo kon haar aanvraag begin dit jaar direct worden ingediend. Met succes. Anderhalve week later belt een medewerker van het ASKV al om haar te feliciteren. „Met bevende pootjes” zit ze achteraf in de metro. Een verblijfsvergunning. Eindelijk. Ze krijgt alvast een geprint bewijs van de toekenning. Die heeft ze ingelijst en een mooie plek gegeven. „Die dag ga ik nooit meer vergeten.”
Niet iedereen die voor 25 november 1975 onder de Nederlandse vlag is geboren, komt in aanmerking voor de eenmalige regeling. Van de honderd cliënten die Bezem bijstaat, voldoet ongeveer de helft niet aan de gestelde voorwaarden. Wie bijvoorbeeld de afgelopen tien jaar niet onafgebroken in Nederland verbleef, kan geen aanspraak op de regeling maken (zie inzet).
Vreemdelingenwet

Volgens Bezem erkent Nederland niet dat Suriname ooit Nederlands grondgebied was, en ziet deze groep daarom niet als oud-Nederlanders. „Maar zelfs dan zou je op z’n minst moeten stellen dat dit mensen zijn die bijzondere banden met Nederland hebben. Op de basisschooltjes in Suriname hing Juliana aan de muur, ze hebben Nederlandse achternamen en een groot sociaal netwerk. Dat wordt gewoon niet erkend nu.”
„Deze tijdelijke regeling is natuurlijk fantastisch, maar doet geen recht aan de reden dat die er is: we zitten nog steeds met een wetgeving die discrimineert”, vervolgt Bezem. Ze refereert aan het principe van ‘wedertoelating’ in de Vreemdelingenwet; een van de gronden waarop een verblijfsvergunning toegekend kan worden aan oud-Nederlanders en mensen die ‘bijzondere banden’ met Nederland hebben. Hoewel Surinaamse oud-Nederlanders aan beide vereisten voldoen, blijkt de toelatingsregeling in de praktijk zelden tot nooit voor deze groep te werken. Voor hen blijft Bezem dan ook procederen, aan de hand van het hetzelfde juridische kader dat aan de regeling zelf ten grondslag ligt.
Makosi mocht haar verblijfsvergunning vorige week ophalen. Met dit pasje kan ze eindelijk naar haar inmiddels volwassen kinderen in Suriname. En haar kleinkinderen voor het eerst ontmoeten; de oudste is inmiddels vijftien. „Er is een stukje van mijn leven opengegaan, een nieuwe bladzijde. Want ik zie nu hoop.”

Schrijver Anton de Kom, de man die iets wilde doen tegen ‘de parade der ellende’
