Na twee tussenjaren, waarvan een in Colombia, begon Bente Snepvangers (19) een jaar geleden aan haar studie aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Een week voor aanvang ging ze voor het eerst hospiteren in een studentenhuis. Vol goede moed: haar twee oudere zussen hadden allebei na één hospiteeravond een kamer gekregen. Bij haar liep het anders. Die eerste keer werd ze niet uitgekozen en ook na de volgende keren kreeg ze afwijzing na afwijzing. „Altijd hetzelfde appje. ‘Hé, gezellig dat je er was, we hebben toch gekozen voor iemand anders, succes met je zoektocht’.” In het eerste jaar van haar studie ging ze 31 keer op gesprek in een studentenhuis.
Het aflopen van hospiteersessies valt moeilijk te vermijden voor studenten die op kamers willen. Particuliere huizen, al dan niet van studentenverenigingen, selecteren op die manier nieuwe bewoners, en ook huizen van corporaties als DUWO (33.000 woningen in negen steden) en SSH (18.000 woningen in zes steden). Uit onderzoek in opdracht van SSH bleek in 2021 dat bijna 90 procent van de student-bewoners de kamer vond via hospiteren, en dat ze dat gemiddeld zeven keer moesten doen.
Populair is het niet, bleek uit hetzelfde onderzoek, van onderzoeksbureau RIGO. Van een groep studenten die wel had gehospiteerd maar nog geen kamer had, gaf 63 procent aan het liever niet te doen. Studenten die een kamer hadden gevonden waren positiever, al rapporteerde een klein deel negatieve ervaringen. Er werd bijvoorbeeld gevraagd naar hun seksuele geaardheid of hun „favoriete genocide”. Of ze vonden dat er te veel gedronken werd, of dat er te veel kamerzoekenden tegelijk waren uitgenodigd.
„Het is een soort sollicitatie”, zegt Peter Overzier, studentenpsycholoog aan de Hogeschool Rotterdam, „maar dan niet met je capaciteiten of vaardigheden maar met je persoon, je uiterlijk, je genderidentiteit. Ook als je daar zelf nog niet helemaal uit bent, moet je met je billen bloot.” Het systeem werkt homogeniteit in de hand, zegt hij. „Mensen zijn geneigd mensen uit te zoeken die op hen lijken. Ik denk dat iemand die extravert is, een rustig en stabiel leven heeft en niet afwijkt van de norm, met veel meer vertrouwen zo’n gesprek ingaat dan iemand die niet lekker in zijn vel zit, misschien een andere kleur heeft, een andere seksuele voorkeur, een afwijkende leeftijd.”
Welk bittergarnituur ben je?
Hospiteren is een oude traditie. In de tijd dat studeren was voorbehouden aan de (mannelijke) elite, kwamen verenigingshuizen via coöptatie aan nieuwe bewoners. Naarmate er meer studenten kwamen uit andere lagen van de bevolking, kwamen er ook met gemeenschapsgeld gebouwde of aangekochte studentenhuizen. Als vanzelf werd hospiteren ook daar gebruikelijk zegt Ab Flipse, universiteitshistoricus van de VU in Amsterdam. „Zolang er genoeg woonruimte is, is het een logisch systeem. Je krijgt studenten die bij elkaar passen in hetzelfde huis.”
De gemiddelde hospiteeravond duurt anderhalf tot tweeënhalf uur, zeggen studenten, de mores verschillen per huis. Maud Fisser (21), student farmacie in Utrecht: „Een keer hadden ze een ‘praatkalkoen’: moest je een kalkoenmuts opzetten als je het woord nam.” Een klassieker is de vraag wat voor fruit je zou zijn als je fruit was, en alle mogelijke varianten daarop. Fisser: „Wat voor gebergte, wat voor bittergarnituur”. Voor Bram Valstar (24), student sociale geschiedenis in Leiden, waren het verkeersborden. Hij koos ‘einde invoegstrook’, hij heeft geen idee waarom. „Ik moest ter plekke iets bedenken wat anderen nog niet hadden gezegd.”
Door de grote woningnood onder studenten – dit voorjaar was er volgens de Landelijke Monitor Studentenhuisvesting een tekort van 23.100 kamers – is de concurrentie moordend. Vrije kamers worden aangeboden op Facebook, Kamernet en via verenigingen, meestal met een mailadres waarop je kunt reageren. Zoveel mensen doen dat, dat je al blij mag zijn als je wordt uitgenodigd. Bij corporatie SSH telt de inschrijfduur mee; pas na ruim drie jaar kom je in aanmerking om te hospiteren.
„Ik maakte in het begin de fout dat mijn mails heel standaard waren”, zegt Maja van Casteren (20), tweedejaars archeologie in Leiden. „Dan spring je er niet uit als een huis zeventig, tachtig mailtjes krijgt.” Op advies van een vriend maakte ze ze persoonlijker („welke festivals ik bezoek, van welke bands ik hou”). „Je moet origineel zijn, maar het niet te gek maken. Een vriend had in zijn mail staan dat hij goed pasta met blauwe kaas kon maken. Ik vind dat vies klinken. Toen hij het eruit haalde werd hij wel uitgenodigd.”
Op de hospiteeravonden (‘hospi’s’) waar ze uiteindelijk mocht komen, was ze een van de ongeveer twintig ‘hospitanten’. „We zaten in de fusie [gemeenschappelijke woonkamer], hutjemutje op elkaar.” Soms kon ze kamerzoekenden en bewoners moeilijk uit elkaar houden. Halverwege de avond werd een lijst voorgelezen van mensen die nog mochten blijven, de rest kon vertrekken. Na haar derde avond werd ze ‘ingestemd’.
„Je moet origineel zijn, maar het niet te gek maken”
Bedirhan Alay (23), eerstejaars geneeskunde in Amsterdam, kreeg te maken met „een speeddate-format”, waarbij groepjes hospitanten langs kamers met groepjes bewoners werden geleid. „Zo leerde je iedereen kort kennen. Aan het eind van de avond dronk je met zijn allen nog een biertje.” Hij vond zijn kamer op het studentencomplex Uilenstede in Amstelveen na driekwart jaar zoeken en ongeveer tien keer hospiteren. „De ene keer gaat beter dan de andere keer. Soms krijg je veel vragen, soms lijkt een huis niet echt in je geïnteresseerd. Het is ook maar net wat voor iemand ze zoeken.”
Vriendjespolitiek
Elke paar decennia ligt het hospiteersysteem onder vuur, zegt universiteitshistoricus Ab Flipse. „In de jaren zeventig vond de linkse studentenbeweging dat het oneerlijk was, die machtspositie voor zittende bewoners. Vriendjespolitiek zou een rol spelen, het neigde soms naar ontgroening.” Leiden schafte het hospiteren in 1981 zelfs af, maar twintig jaar later was het weer helemaal terug. „Rond 2000 waren er lange wachtlijsten voor kamers en werd gevonden dat dat eigenlijk niet meer kon, passief op een lijst staan. Je moest zelf actief op zoek. Weet je wat, zei men, we schaffen die wachtlijsten af, studenten kunnen de woonruimte prima onder elkaar verdelen. Daar zie je het begin van de neoliberale eeuw, waarin iedereen zijn leven moet vormgeven.”
Er is nu weer een tegenbeweging. Corporatie SSH is niet de enige die meer kamers wil toewijzen zonder dat er hoeft te worden gehospiteerd. De vereniging van sociale studentenhuisvesters Kences maakte er een thema van op het jaarcongres, begin deze maand. „Wij horen van mbo’ers en internationale studenten dat zij minder makkelijk aan een kamer komen, dat hospiteren discriminatie in de hand werkt”, zegt directeur Jolan de Bie. „Elke woningcorporatie maakt zijn eigen keuzes maar als bestuur zeggen we: we willen meer woningen toewijzen op grond van objectieve criteria als inschrijfduur en reisafstand. Het is net als in bedrijven: als je diversiteit wilt moet je daar heel bewust op sturen.”
De grootste studentenhuisvester, DUWO, beraadt zich op nieuw beleid, maar kan nog niet zeggen wat dat zal zijn. „We zien dat de kansen op een kamer bij deze selectiemethode momenteel niet voor iedereen gelijk zijn en vinden het belangrijk om ons beleid daarop te herzien”, mailt een woordvoerder.
Leidt hospiteren tot uitsluiting? De onderzoekers van bureau RIGO concludeerden drie jaar geleden dat verschillende studentenhuizen verschillende mensen zoeken, „waardoor de indruk ontstaat dat er voor bijna elk type student wel een passend huis te vinden moet zijn”. Wel rapporteerden studenten dat er niet vaak mbo’ers of mensen van kleur kwamen hospiteren. Verder blijken vrouwen, niet-universitaire studenten en „biseksueel georiënteerde” studenten significant vaker te moeten hospiteren voor ze een kamer hebben: acht à negen keer tegenover gemiddeld 7,6 keer. Voor een klein aantal buitenlandse studenten in het onderzoek ligt dat zelfs op veertien keer.
Afwijzingen incasseren
Bente Snepvangers dacht dat ze haar jonge leeftijd tegen had, de meeste andere hospitanten bij haar 31 pogingen waren ouder dan zij. Het was zwaar om zoveel afwijzingen te incasseren, zegt ze. „Een keer heb ik binnen twee weken een heleboel avonden bezocht, daarna moest ik echt een pauze nemen.” Waarom denkt ze dat ze het steeds niet werd? „Hospiteren draait heel erg om de eerste indruk, om wie er in één keer met iedereen een klik kan maken. Dat werkt voor mij net niet lekker, ik ben iets introverter. Een keer moest je een filmpje over jezelf sturen waarna je wel of niet werd uitgenodigd. Dat vond ik fijner.” Haar geluk was, zegt ze, dat ze al woonde in de stad van haar studie, zodat ze niet steeds ver hoefde te reizen.
Dat was anders voor farmaciestudent Maud Fisser, die ook meer dan dertig keer hospiteerde. De eerste twee jaar van haar studie ging ze op en neer naar Utrecht vanuit haar ouderlijk huis in Zeddam in de Achterhoek: drie uur reistijd per dag. De vele afwijzingen vatte ze niet persoonlijk op, zegt ze. „Ik dacht: ik zit daar twintig minuten met vier anderen, wat voor beeld kunnen ze van mij hebben.” Wel ging ze analyseren waardoor het kon komen. „Ik denk dat ik niet uitgesproken genoeg ben, niet genoeg opviel. Ik heb wel geprobeerd wat assertiever te worden, maar dat voelde onnatuurlijk. Daar prikken mensen volgens mij doorheen.”
Corporatie SSH heeft onlangs besloten hospiteren in nieuw gebouwde studentenhuizen niet meer toe te staan. „De SSH wil iedereen gelijke kansen geven op het krijgen van een kamer en wil ontmoeting tussen studenten met verschillende achtergronden stimuleren”, aldus het ondernemingsplan van de corporatie. Bij bestaande panden wil SSH met bewoners in gesprek over de voor- en nadelen van hospiteren. „Alleen in studentenhuizen met voldoende draagvlak onder de huurders stoppen we met hospiteren.”
Corporatie SSH heeft de regel dat iemand die in drie maanden tijd twintig keer tevergeefs hospiteert, een kamer krijgt toegewezen. Bente Snepvangers kreeg op die manier een kamer in een huis met twee anderen, eind augustus trok ze erin. Maud Fisser kwam op dezelfde wijze een jaar geleden terecht in een studentencomplex in Zeist met negen medebewoners. Uit het eerdergenoemde onderzoek komt naar voren dat toewijzing een „stigma” kan zijn in een wereld waar hospiteren de norm is. Het onderzoek citeert een student die tegen wil en dank „toch een soort achterdocht” bespeurt bij zichzelf: „Wat is er met deze persoon dat niemand haar uitkiest?” Maud Fisser: „Ik was van tevoren bang dat ze niet op mij zaten te wachten, maar ik heb me nooit onwelkom gevoeld.” Ook Bente Snepvangers werd, zegt ze, „met open armen” ontvangen.
Honderd reacties
Het selecteren van een medebewoner uit hordes gegadigden is voor studentenhuizen een tijdrovende activiteit. Het Leidse huis van Bram Valstar met vier bewoners kreeg na een advertentie op Kamernet voor één kamer ruim honderd reacties. „Er waren ook veel dertigers bij die tijdelijk een kamer zochten. Daar waren wij niet naar op zoek.” Van de honderd kozen ze er zes uit om langs te komen; de keus viel op iemand die ze al kenden van hun culturele studentenvereniging.
„Een Anne-Fleur met een haarclipje valt bij ons af”
„Wij maken foto’s van de hospitanten met hun telefoonnummers erbij en als ze weg zijn gaan we ze een voor een bespreken”, zegt Anne Nijenhuis (20), tweedejaars bèta-gamma (natuur- en sociale wetenschappen) aan de Universiteit van Amsterdam, die met dertien anderen samenwoont in Uilenstede. Een bewoner die één hospitant écht niet wil, mag „een veto gooien”. „Je moet wel een goede reden hebben. Niet: hij komt net als ik uit Soest en dat wil ik niet. Wel bijvoorbeeld: degene liet me me ongemakkelijk voelen over mijn gender, over mijn taalgebruik.” Na de beraadslaging appt iedereen zijn ‘top 3’ aan één daartoe aangewezen bewoner. „We mogen niet van elkaar weten wat we stemmen. Bij handopsteken kun je erop aangekeken worden op wie je stemt.” De nummer 1 krijgt 3 punten, de nummer 2 2 punten, de nummer 3 1 punt. De hospitant met de meeste punten krijgt de kamer.
Kiezen ze mensen die op hen lijken? „Onbewust wel een beetje”, denkt Nijenhuis. „Wij zijn een wat alternatief huis. Een Anne-Fleur-typetje met een haarclipje valt automatisch af. Wij hebben wat meer verlegen mensen ertussen, queer mensen, mensen met roots buiten Nederland.” Géén ‘internationals’ die geen Nederlands spreken. „Sommigen willen dat graag, maar een paar, onder wie ik, voelen zich er niet prettig bij. Ik spreek goed Engels, daar niet van. Maar als ik moe ben wil ik kunnen neerploffen op de bank, kunnen lachen, stomme grappen kunnen maken in het Nederlands. Dat is voor mij ‘thuis’.”
Kunnen kiezen met wie je woont, blijft het grote voordeel van hospiteren. Bedirhan Alay: „Ik vind het prima werken. Na een paar keer weet je hoe het in elkaar zit en hoe je jezelf het beste kunt laten zien. Ik ben Turks maar heb niet gemerkt dat onderscheid wordt gemaakt op afkomst.” Maja van Casteren: „Ik vind het lastig om mensen af te wijzen, en na één avond weet je eigenlijk niet hoe iemand echt is. Aan de andere kant zou ik niet weten hoe je het anders zou moeten doen.” Kamers toewijzen op inschrijftijd? „Dat zou de sfeer in huis heel erg veranderen. Dan zouden wij niet de saamhorigheid hebben die er nu is. Plus: als je net gaat studeren heb je meestal nog geen inschrijftijd. Met hospiteren heb je in ieder geval een kans.”