N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Paardensport Bijna de hele wereldtop komt naar Indoor Brabant. Directeur sport Frank Kemperman: ‘Ruiters weten: het is hier goed georganiseerd en het is goed verdienen.’
Ruim een halve eeuw geleden zei zijn vader tegen hem dat hij beter kon gaan voetballen, en zie Frank Kemperman (68) nu eens: nog steeds zit hij tussen de paarden. Ook nadat hij deze zomer is gestopt als directeur van het grootste paardensportevenement ter wereld, het CHIO in Aken. Dertig jaar was hij er de baas.
Formeel ging hij daarna met pensioen, maar Kemperman is nog volop aanwezig in de paardenwereld. Of zoals hij het zelf zegt: hij heeft zijn „hobby’s” en zijn „vrijwilligerswerk”.
Deze week staat in het teken van één van die hobby’s: The Dutch Masters, het jaarlijkse indoor-spring-en dressuurtoernooi in de Brabanthallen in Den Bosch. Kemperman is er sinds 2002 verantwoordelijk voor het sportieve deel. Het weekend is het zwaartepunt van evenement, ook bekend als Indoor Brabant. Zaterdag wordt de wereldbeker dressuur gereden, met de kür op muziek. Zondag strijden de springruiters om de Grand Prix.
En hoewel Kemperman dressuur met de jaren veel meer is gaan waarderen, kijkt hij toch het meest uit naar die zondag. „Dat is echt genieten. We hebben de top van de wereld aan de start.”
Van de toptien komen acht ruiters naar Den Bosch, onder wie de nummer één van de wereld, de Zweed Henrik von Eckermann. Ook Harrie Smolders, de hoogste genoteerde Nederlander, is erbij. Net als Maikel van der Vleuten, de bronzenmedaillewinnaar van de Olympische Spelen in Tokio.
Kemperman: „Marcel Hunze, de directeur van The Dutch Masters, komt uit de tenniswereld en die vraagt me wel eens: hoe doe je dat? Maar ruiters weten: het is hier goed georganiseerd en het is goed verdienen.”
Een paar jaar geleden werd het prijzengeld in Den Bosch flink verhoogd, kort daarna werd het toernooi onderdeel van de prestigieuze Rolex Grand Slam. „Wij verdelen een miljoen op zondagmiddag, de winnaar krijgt een derde. Dat is veel geld.”
Op zijn twaalfde kwam Kemperman – die opgroeide in Berg en Dal, vlakbij Nijmegen – voor het eerst in een manege. Hij was verkocht. „Ik dacht: ik word ruiter.” Maar vrij snel kwam hij erachter dat hij met het springen nooit zijn geld zou kunnen verdienen. In plaats daarvan rolde hij het vak van groom, paardenverzorger, in. Zo kwam hij ook terecht op de Zomerspelen van Montreal (1976).
Bij de stal Zangersheide van ondernemer en springruiter Leon Melchior zet hij zijn eerste stappen in het management. In de jaren daarna wordt hij steeds vaker gevraagd voor grote evenementen, waarna hij in 1993 de directeur in Aken wordt.
Stalpersoneel
Tegenwoordig is Kemperman opnieuw druk met zijn eerste baan in de paardensport: het werk als groom. In januari werd hij binnen de internationale paardensportbond FEI verantwoordelijk voor de werkomstandigheden van grooms. „Op sommige evenementen wordt gedacht: grooms zijn maar stalpersoneel. Nou, het zijn normale mensen, en ze hebben vaak een lange reis gemaakt. Die komen aan en willen een fris toilet, warm water, en stroom voor de vrachtwagens, daar leven ze in. Het totaalplaatje moet kloppen.” Bij The Dutch Masters is dat zo, verzekert hij. „Vanochtend heb ik nog heerlijk ontbeten, met ruiters en grooms in zelfde ruimte. Alles is hier in orde.”
Als groom kreeg u decennia’s terug een kijk achter de schermen bij grote toernooien. Is er veel veranderd?
„Ja, het was toen zo … ja, amateuristisch wil ik niet zeggen, maar de wereld was heel anders. Ik weet nog goed dat we een soort stallen bouwden van palets, waar een paard dan vastgebonden stond. Heel houtje-touwtje.”
En als het gaat om de ‘voorkant’ van zo’n toernooi? De wereld van de paardensport lijkt steeds chiquer te worden. Hier in de hal zie je suv’s van Audi, kleding van Tommy Hilfiger.
„Onze bezoekers zijn gelukkig van alles wat: captains of industry, maar ook een boer die twee paarden heeft staan. Qua ruiters is dat ook zo. Jongens van heel eenvoudige komaf die echt goed kunnen rijden, kunnen toch goede paarden krijgen. Maar geld is wel belangrijk in onze wereld. Je hebt bijvoorbeeld de rich girls, zo zeg ik dat wel eens: amazones wier vader toevallig een paar centen heeft. En sommigen zijn heel goed, de dochter van Bruce Springsteen rijdt fantastisch. Maar een deel is dat niet.”
Geld is ook niet alles, blijkt vaak genoeg.
„Nee, het grootste dat in onze sport is gebeurd, is de verkoop van [dressuurpaard] Totilas. Die mensen dachten dat ze succes kochten. Maar de combinatie klikte niet en het is nooit meer zo goed geworden als met Edward Gal. Dat is ook wel mooi. Succes kún je niet kopen. Je moet een eenheid vormen met een paard.”
En zelfs als die eenheid er wel is, zegt Kemperman, is succes geen garantie. Dat zag hij in Aken vaak genoeg. „Aken is zo immens groot. Er komen 50.000 bezoekers. Sommige paarden hebben daar angsten. Milton, het beroemde paard van John Whitaker, heeft alles gewonnen in zijn leven, maar bij Aken was het nooit een succes. Daar voelde hij zich niet thuis.”
Een kritiekpunt op de springsport is dat er veel wedstrijden zijn bijgekomen de laatste jaren. Deelt u die kritiek?
„Ja, de kalender zit te vol. We hebben te veel 5-sterren-wedstrijden, het hoogste niveau. De FEI is daar ook mee bezig. In mijn tijd zaten we ook altijd in Europa. Maar ruiters van nu zaten twee weken geleden nog in Doha, ze vliegen naar Mexico, Miami, weet ik veel waar naartoe.”
Maar voor een hoge notering op de wereldranglijst is het nodig om vaak te starten.
„Ja, dat is niet goed. In de dressuur haal je punten per combinatie. Maar in het springen niet, daar zijn de punten gekoppeld aan de ruiter. Dus wie vijf paarden heeft en daarmee de wereld afstruint, staat hoog. Maar bijvoorbeeld een Jeroen Dubbeldam, die een tijdje terug één heel goed paard had waar hij Europees en wereldkampioen mee werd, niet. Maar er is nu een ranking in de maak die ook in het springen naar combinaties kijkt. Ik vind dat eerlijker.”
Hoewel Kemperman groot is geworden in de wereld van het springen, wordt hij in 2008 door de FEI gevraagd voor een commissie die de dressuur moet hervormen. Zijn aanstelling is omstreden, want even daarvoor had een speech gehouden waar hij – „om olie op het vuur te gooien” – uitsprak liever naar groeiend gras te kijken dan naar dressuur.
Toch blijft Kemperman jarenlang betrokken bij de dressuursport. Pas in 2021 stopt hij als voorzitter van de FEI-dressuurcommissie. Makkelijk ging het niet altijd. „Als je iets wil vernieuwen, is het in de dressuur altijd ‘nee’. Neem de hoedjesdiscussie.” Op het hoogste niveau werd tijdens wedstrijden met hoed gereden, in plaats van een helm (of cap). „Medisch was dat onverantwoord. Maar de weerstand om te veranderen was groot. Toen zei ik: kom dan eens met argumenten. En dan hoorde ik: omdat het altijd zo is geweest. Maar dat is geen argument.” Ondanks verzet van een deel van de ruiters en amazones is de dressuurhoed sinds 2021 niet meer toegestaan in de internationale ring.
Maar de grootste verbetering in de dressuur is volgens Kemperman de jurering. „Die is transparanter geworden. Je hoeft niet meer de hele proef te wachten op de uitslag. Punten worden real time gegeven. Dat is belangrijk. Mensen moeten het kunnen begrijpen.”