„Als ik de auteur was geweest, had ik het heel anders opgeschreven”, zegt de Londense hoogleraar Arthur Petersen. Als het aan hem ligt, kunnen provincies toch de meest acute problemen van de stikstofcrisis creatief oplossen – ondanks een rapport dat pleit voor meer voorzichtigheid.
Met een pennenstreek hoopten de twaalf provincies de vastgelopen vergunningsverlening weer op gang te brengen. De oplossing zagen ze in een abstracte, maar cruciale maatstaf voor stikstofbelasting: de ‘rekengrens’. Tot die grens kan stikstofmodel Aerius, waarmee alle vergunningen worden doorgerekend, betrouwbare berekeningen maken over de stikstofneerslag van bijvoorbeeld een boerderij op de natuur. Door de rekengrens op te hogen, ontstaat ineens ruimte voor bouwprojecten of boeren, die dan wel vergunningen kunnen krijgen voor bijvoorbeeld een nieuwe stal. .
Zo wordt de wetenschap misbruikt om meer activiteiten toe te staan
De provincies, verenigd in het Interprovinciaal Overleg (IPO), vroegen een groep van elf experts de rekengrens te onderzoeken. In hun rapport dat eind vorige maand verscheen, trokken ze een conclusie waar de provincies niets mee konden: de wetenschappers vonden geen betrouwbare methode om de rekengrens op te hogen; dat zou nog jaren onderzoek vereisen.
Arthur Petersen, hoogleraar wetenschap, techniek en beleid aan het University College London, ziet wel mogelijkheden om snel een hogere rekengrens in te voeren van 1 mol (14 gram stikstof), tweehonderd keer hoger dan de huidige rekengrens.
Lees ook
Het ‘stikstofslot’ belemmert ook dit project voor schoner water in Noord-Brabant
Rekenkundige ondergrens
Petersen was, met acht anderen, lid van de klankbordgroep die het onderzoek begeleidde. IPO gaf Petersen het slotwoord tijdens de perspresentatie van het onderzoek, want hij ziet als enige expert wél mogelijkheden voor een rekengrens op korte termijn. De provincies willen graag met hem verder. „We hebben acute problemen”, zegt een woordvoerder van IPO. „En er ligt natuurlijk een bestuurlijke wens om tot een rekenkundige ondergrens te komen.”
De gang van zaken leidde tot onvrede bij meerdere betrokken experts, die zich niet in de conclusie van Petersen konden vinden. NRC sprak met negen van de elf wetenschappers die aan het onderzoek meewerkten; twee wilden niet ingaan op vragen.
„Zo wordt de wetenschap misbruikt om meer activiteiten toe te staan”, zegt Wim de Vries, hoogleraar integrale stikstofeffectanalyse aan de Wageningen University en lid van de klankbordgroep. „Als er meer stikstof de lucht in gaat, komt dat altijd uit de lucht vallen, ook op Nederlandse natuur. Je hebt geen rekenmodel nodig om dat te weten.” Maarten Krol, eveneens hoogleraar in Wageningen, vindt dat de wetenschap „wordt misbruikt om een nieuw geitenpaadje te vinden om extra stikstofuitstoot toe te laten”.
Lees ook
Stikstofaanpak van het kabinet leidt nauwelijks tot meer ‘gezond’ natuurgebied
Schijnzekerheid
Het verhaal van Petersen overstemde de aanbevelingen van het rapport. ‘Nederlandse stikstofnormen kunnen worden opgehoogd: lucht gloort voor bouw en boeren’, kopte De Telegraaf. Het AD concludeerde: ‘Soepeler stikstofbeleid lijkt mogelijk’.
Het rapport adviseerde meer meetonderzoek om wél een wetenschappelijk verantwoorde rekenkundige ondergrens te kunnen instellen. Van de onderbouwing hangt veel af, want zonder deugdelijk fundament sneuvelt zo’n rekengrens snel bij de Raad van State, zeggen experts.
Een snelle oplossing is urgent: provincies willen graag zogenoemde PAS-melders, boerenbedrijven die geen vergunning hebben doordat het stikstofbeleid voor de rechter is gesneuveld, legaliseren. Ook heeft het kabinet ambitieuze doelstellingen om nieuwe woningen te bouwen. Een „juridisch houdbare, wetenschappelijk verantwoorde rekenkundige ondergrens van 1 mol” is bovendien één van de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord.
Petersen stelt dat de lage ondergrens die nu wordt gebruikt, leidt tot schijnzekerheid. „En rekenen met schijnzekerheid mag juridisch niet”, zegt hij. Een hogere grens kan volgens Petersen gebaseerd worden op een eerder onderzoek van TNO. Daarin wordt een foutmarge van tussen de 1 en 35 mol genoemd. De auteurs van het recente onderzoek vinden dat ene TNO-onderzoek te summier om een rekengrens op vast te stellen. „Ik zeg: ga daar dan aan de onderkant zitten. Pak een rekengrens van 1 mol”, aldus Petersen.
‘Zwaargewicht’
Andere experts zijn voorzichtiger. „Petersen rekt de scope van het onderzoek op, ik laat zijn conclusies aan hem”, zegt Ernst Meijer van TNO, een van de auteurs. „Laat ik het zo zeggen: de mening van Petersen is niet de gemiddelde mening van de klankbordgroep”, stelt Addo van Pul van het RIVM, die in de klankbordgroep zat. „Welke stikstofniveaus je wel en niet wil meenemen in het verlenen van een vergunning, is geen wetenschappelijke vraag, maar een vraag voor beleidsmakers”, vindt Henk Eskes van het KNMI.
Andere betrokken experts gaan verder mee in de redenatie van Petersen. „Hij is een zwaargewicht als het gaat om hoe je moet omgaan met onzekerheden in berekeningen”, zegt Martijn Vink van het PBL. „Hij gaat verder dan de werkgroep, maar als hij zegt dat er meer mogelijk is, moet je dat serieus onderzoeken.” Mark Wilmot, die het huidige stikstofrekenmodel ontwikkelde, noemt de inbreng van Petersen „verfrissend”. „Je ziet steeds dezelfde gezichten en hoort steeds dezelfde meningen. Hij durft er op een andere manier naar te kijken.”
Lees ook
Minister draait stikstofaanpak terug, onduidelijk hoe doelen nu wel gehaald moeten worden