Stikstofberekening voorlopig niet soepeler: onderzoek dwarsboomt wensen van het kabinet

Is een boerenbedrijf verantwoordelijk te houden voor een theelepel extra stikstofneerslag op een hectare natuurgebied kilometers verderop?

Nee, zegt de Noord-Hollandse gedeputeerde Jelle Beemsterboer (BBB) namens het Interprovinciaal Overleg (IPO): „Het lijkt alsof we heel precies weten waar de stikstof afkomstig van is, en precies waar deze neerslaat in de natuur. Zelfs als het om heel kleine hoeveelheden gaat. Maar de huidige ondergrens – 0,005 mol per hectare, per jaar – is niet wetenschappelijk onderbouwd.”

Beemsterboer probeert, samen met het ministerie van Landbouw, de Tweede Kamer en de andere provincies een weg uit de stikstofcrisis te vinden. Eén stap is het ophogen van de rekengrens, de waarde waaronder stikstofneerslag niet langer wordt geacht de natuur te schaden.

De gevolgen zijn mogelijk groot: een hogere drempelwaarde schept meer stikstofruimte, waardoor vergunningen makkelijker afgegeven kunnen worden. Bijkomend voordeel is de legalisatie van alle PAS-melders (Programma Aanpak Stikstof), want hun stikstofneerslag is per definitie lager dan de voorgestelde ondergrens.

Deze ingewikkelde discussie over de stikstofondergrens leidt af van het echte probleem: de uitstoot verminderen

Raoul Beunen
hoogleraar omgevingsbeleid

Maar waar ligt die wetenschappelijk onderbouwde ondergrens dan precies? Daar kwam woensdag nog geen antwoord op. Onderzoekers van TNO en de Universiteit van Amsterdam kwamen na maanden onderzoek niet tot een hard getal.

Dat is een tegenvaller voor het nieuwe kabinet. Het woensdag gepresenteerde onderzoek in opdracht van het IPO had de opmaat moeten vormen naar een „een juridisch houdbare, wetenschappelijk verantwoorde rekenkundige ondergrens”, zoals de coalitiepartijen afgelopen mei vastlegden in hun hoofdlijnenakkoord.

Landbouwminister Femke Wiersma (BBB) reageert dan ook teleurgesteld op het uitblijven van een ondergrens en pleit voor meer onderzoek: „Ik ben van mening dat we alle mogelijkheden moeten aangrijpen om tot een ondergrens te komen.”

De huidige ondergrens in het stikstofrekenmodel is laag: een extra neerslag van jaarlijks 0,005 mol (zo’n 0,07 gram stikstof) op een hectare natuurgebied in een straal van 25 kilometer vormt al een obstakel voor de bouw van een woonwijk, een veehouderij of een nieuwe snelweg.

Bron: RIVM/Aerius Calculator/NRC

Schijnzekerheid

Een evaluatiecommissie noemde die kleine cijfers in 2020 al een vorm van „schijnzekerheid”. De onzekerheidsmarges in de complexe stikstofberekeningen worden op een gegeven moment zo groot, dat kleine beetjes stikstofbelasting net zo goed nul kunnen zijn – of net zo goed het dubbele.

Wetenschappers debatteren sindsdien over hoe hoog de ondergrens moet zijn om verslechtering van de natuur uit te sluiten. Een eerder TNO-onderzoek plaatste de ondergrens ergens tussen de 1 en de 10 mol. Arthur Petersen, hoogleraar in Londen, mede-auteur van de Leidraad omgaan met onzekerheid en begeleider van het IPO-onderzoek, plaatste de rekengrens in 2023 tussen de 1 en 35 mol, vergelijkbaar met andere Europese landen.

Voor de boeren zou dat een enorm voordeel zijn. Een veehouder in de buurt van de Veluwe, in een fictief voorbeeld dat NRC door liet rekenen door het RIVM, hoeft ineens met de helft minder stikstofneerslag rekening te houden.

Maar de werkelijke hoeveelheid stikstof die in de omliggende natuurgebieden neerslaat, verandert daarmee niet. Raoul Beunen, hoogleraar Omgevingsbeleid bij de Open Universiteit, voorspelt dan ook een toename van de uitstoot. „Je zet de deur op een kier om allerlei kleine stijgingen van de uitstoot – en dus onvermijdelijk de depositie van stikstof – toe te staan.”

Dat maakt de door het kabinet gewenste aanpassing onhoudbaar, zegt Beunen. Ruimte voor extra stikstofneerslag is er niet, omdat de Nederlandse natuur al zwaar is overbelast. Prognoses lopen ver achter bij de wettelijk vastgelegde doelen. In 2030 mag de helft van de natuurgebieden niet langer overbelast zijn door stikstof. In 2030 komt Nederland niet verder dan 30 procent – slechts twee procentpunt hoger dan in 2021.


Lees ook

RIVM wil af van rekenmethode stikstof wegens gebruik voor beleid

Een natuurgebied(je) langs de Frieseweg, met uitzicht op Kampen.

‘Morgen invoeren’

Opvallend was dat Petersen, een van de wetenschappers die het onderzoek vandaag op een persconferentie toelichtte, naar eigen zeggen „stevig afweek” van de conclusie van het onderzoek dat hij zelf heeft begeleid. Volgens Petersen bestaat de wetenschappelijke onderbouwing voor de hogere rekenkundige ondergrens van 1 mol al. „Als je het mij vraagt kunnen we die morgen invoeren.”

De voorspelde toename van de stikstofuitstoot is volgens Petersen namelijk toch gering. In een ‘impactstudie’ constateren IPO-onderzoekers een stijging van de stikstofneerslag door de hogere rekengrens. Alleen is het stikstofoverschot op veel natuurgebieden zo groot dat de prognoses niet verder zullen verslechteren. Er zullen wel meer maatregelen nodig zijn, schrijven de onderzoekers.

Beunen noemt het oprekken van de rekengrens een geitenpaadje om de vergunningen vlot te trekken en niet een oplossing voor het milieuprobleem: „Dit is een ingewikkelde discussie die afleidt van het echte probleem: het verminderen van de stikstofuitstoot.”

De provincies en minister Wiersma hopen dat de wetenschap er met Petersen alsnog uitkomt en ze onderzoeken tegelijkertijd of er niet toch een „beleidsmatige drempelwaarde” moet worden ingesteld. Sowieso moet de Raad van State nog advies uitbrengen – om te voorkomen dat een nieuwe drempelwaarde bij de hoogste bestuursrechter sneuvelt.