Het werd al een tijdje voorspeld: na alle coronahulp aan bedrijven, die het aantal faillissementen extreem laag hield, zou er een inhaalslag gaan plaatsvinden. Die voorspelling lijkt nu uit te komen.
In de eerste vier maanden van het jaar werden volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek 47 procent meer faillissementen uitgesproken dan een jaar eerder. In april 2024 ging het om 353 faillissementen. Een jaar eerder in dezelfde maand waren dat er 236.
En dus krijgen curatoren, de advocaten die faillissementen namens de rechtbank beheren, het ook weer drukker. Een van hen is Ilona van de Klundert (1986), partner insolventie bij advocatenkantoor Taylor Wessing in Eindhoven. Ze was onder meer betrokken bij het herstructureringsakkoord van kledingketen Shoeby met schuldeisers en wikkelt momenteel het bankroet af van vastgoedbedrijf Certitudo uit Den Bosch. „Dat zijn in zichzelf al 83 separate faillissementen.”
Wat valt u op in de faillissementen?
„Er wordt heel veel gezegd over de terugbetaling van de coronaschulden, en dan met name de aflossing van uitgestelde belastingen. Maar ik zie niet dat dat nu echt de directe aanleiding is om een faillissement aan te vragen. Het speelt natuurlijk wel een rol. Je ziet dat de aankondiging van de Belastingdienst dat ze weer gaan innen wat teweeg brengt. Bedrijven moeten op zoek naar nieuwe financiering. Maar het is één van de factoren. De stijgende rente is een andere factor. Hogere kosten ook. Bij vastgoedbedrijf Certitudo speelt de stikstofproblematiek ook een rol.”
Is er een verschil met voor corona?
„Ja, je ziet dat bedrijven toch wel relatief lang door zijn gegaan. Dat mag ook onder Nederlandse regels: zolang er een kans is dat het bedrijf kan doorgaan, is dat toegelaten. Daardoor is er bij sommige failliete ondernemingen gewoon echt bijna helemaal niks meer over om te vereffenen.”
„Het valt op dat banken veel minder vaak financier zijn van mkb-bedrijven. En als ze dat nog wel doen, worden achterstanden geregeld door incassobureaus. Een ondernemer in moeilijkheden belandt daardoor minder bij bijzonder beheer van een bank. Terwijl de begeleiding van die afdelingen toch een hele nuttige functie heeft: in een vroeger stadium werd door banken aan de bel getrokken en een deskundig extern oordeel gevormd over de levensvatbaarheid.”
„Ik zie nu dat er onder mkb’ers meer niet-conventionele financiers zijn, men leent van private investeerders. Die wachten langer af, in de hoop dat het nog goed komt. Bij de bank speelt die emotie minder. Die sturen daardoor in een vroeger stadium actief aan op opzegging en opeising van het krediet. Dan zijn er ook meer mogelijkheden voor een doorstart.”
Volgens het CBS zijn er in april vooral bedrijven actief in de handel (waar zowel groothandel als detailhandel onder valt) failliet verklaard: 72. Dat waren er 24 procent meer dan een maand eerder. De handelsbranche is echter ook de branche met het hoogste totale aantal bedrijven. Relatief gezien gingen er in april de meeste bedrijven failliet in de sector vervoer en opslag.
Ziet u in uw werk ook bepaalde branches meer voorbijkomen?
„Kijk, Eindhoven is een vrij specifieke regio, waar je veel start-ups en scale-ups hebt. Dankzij de lage rentes was er lange tijd veel financiering beschikbaar voor dit soort beginnende en opschalende ondernemingen. Ik zie nu dat startende ondernemingen minder makkelijk aan financiering komen en hun bestaande schuldenlast eerst moeten herstructureren voor ze nieuw geld of nieuwe aandeelhouders kunnen aantrekken.”
„En ook retail komt vaker voorbij. Daar speelt de combinatie van aan de ene kant de winkelsluitingen [door corona] en aan de andere kant een branche die het al langer moeilijker heeft. Door de omslag naar winkelen op internet. Doordat je permanent moet vernieuwen. Hetzelfde geldt voor horeca. En waarom? We zijn eigenlijk als consumenten bizar verwend. Het gemiddelde winkel- of horecaconcept heeft een levensduur van een jaar of zeven. Dan moet je alweer iets vernieuwends verzinnen, met dito investering. We willen naar een winkel of horecazaak die nieuw en hip uitstraalt. De keerzijde is dat ondernemers continu moeten investeren om relevant te blijven, terwijl de marges soms heel dun zijn.”